deel IV: liberalisme en nationalisme

1) liberalisme

na 1814: overheden voeren reactionair beleid
→ reactie Franse revolutie, angst voor nieuwe revolutionaire activiteiten
→ conservatief: anti-liberaal, anti-democratisch, anti-nationalistisch

TOCH 3 revolutiegolven: 1820, 1830,1848

1.1 ideologie en sociale klasse

sociale klassen: groep mensen met een gelijkaardige sociaaleconomisch achtergrond (bron van inkomen)

  • adel (adellijke titel, grootgrondbezit, financiële investeringen, hoogste staatsposities): conservatief

  • burgerij (ondernemingen (handel en industrie), vrije beroepen, ambtenaren): liberalisme

  • kleinburgerij (kleinschalige zelfstandige zaak): conservatief, radicalisme

  • boeren (land bewerken als kleine eigenaars of als pachters): conservatief, radicalisme

  • ambachtslieden (gilden) radicalisme en arbeiders

1.2 essentie van het liberalisme

Engelse filosoof John Stuart Mill
→ liberalisme: je eigen welzijn nastreven op jouw manier = individuele vrijheid
→ schadebeginsel: vrijheid van een andere niet schaden
→ vrijheid van meningsuiting: niet onfeilbaar, confrontatie → synthese, argumentatie, ook doen

1.3 politiek liberalisme

→ individuele rechten en vrijheid vastgelegd in grondwet

  • bescherming tegen staatsinmenging

  • gelijke behandeling in gelijke gevallen

→ tegengaan machtsmisbruik

  • scheiding der machten

  • scheiding tussen religie en staat

→ parlementaire vertegenwoordiging

  • cijnskiesrecht: volk kiest vertegenwoordiger maar beperkt tot hogere inkomst groepen

  • ministeriële verantwoordelijkheid: ministers zijn verantwoording verschuldigd aan parlement (uitvoerend en wetgevende macht)

1.4 economisch liberalisme

Schotse verlichtingsfilosoof Adam Smith
→ motieven voor economische interactie: benevolence, self-love (sterker)
→ wet van vraag en aanbod:

  • prijs laag: kleine hoeveelheid aangeboden: hoge vraag

    • opbieden

  • prijs hoog: grote hoeveelheid aangeboden: lage vraag

    • beconcurreren

  • vraagcurve snijdt aanbodcurve: evenwicht

→ vrije concurrentie: lagere prijzen, kwaliteit, innovatie

→ paradoxale situatie loon: werknemer (Wet-Le Chapelier: geen vakbond) <> werkgever
→ ongelijkheid: socialisme

2) nationalisme

2.1 staten

een staat is een politieke organisatie die gezag uitoefent over een grondgebied

→ wetten maken en handhaven (soms fysieke dwang)

indeling volgens regeringsvorm

  • monarchie: vorst, erfopvolging

  • constitutionele monarchie: grondwet

  • republiek: opvolging adhv verkiezingen, grondwet

indeling aantal machtscentra

  • eenheidsstaat of unitaire staat: centrale overheid

  • bondsstaat of federale staat: deelstaten met bevoegdheden en federale overheid

  • statenbond of confederale staat: deelstaten los verbonden

2.2 Volkeren

Een volk of etnische groep is een groep mensen met een aantal gemeenschappelijk culturele kenmerken (vb. taal, religie, gewoonten, verhalen)

mensen categoriseren

2.3 naties

Een natie ontstaat wanneer een volk zich politiek gaat organiseren en streeft naar het verwerven of behouden van een eigen (deel)staat

  • gemeenschappelijke geschiedenis

  • publieke cultuur

  • thuisland afgebakend

  • rechten en plichten leden

volkssoevereiniteit + moderne transport- en communicatiemiddelen → nationaal gevoel
→ verbeelde gemeenschap

→ bv. kranten (standaardtaal), secularisering, spoorwegen

nationalisme is een ideologie die ervan uitgaat dat elke natie heeft recht op een eigen staat en zelf gekozen ontwikkeling

nationalisme is een beweging die een natie tot stand willen brengen (of in stand willen houden)

concrete voorbeelden

  • Italië: 10 staten, sommigen onder Oostenrijkers → nationale beweging om één land te maken en te bevrijden van buitenlandse overheersing

  • Duitsland: 39 staten: nationale beweging om één land te maken

  • Poolse volk: geen staat maar verspreid over Rusland, Pruisen en Oostenrijk: nationale beweging om een staat op te richten en te bevrijden van buitenlandse overheersing

religieus <> seculier
verleden <> heden
cultureel <> politiek
subjectief <> politiek
eenheid <> diversiteit

robot