Thema 1_ les 2 notities

geografie

  • continenten

    • in wisten van grootse landmassa ter wereld→ eurasië

      • in top bevat kwart van wereld bevolking.

    • derde continet van het Romeinse rijk→ Afrika

      • N- afraka belangrijk in economie

      • helemaal rond middellandse zee dus.

      • zeeën

        • middellandse zee

          • word steeds kleinder (afrika subductie ander eurasia) heel lang geleden was het lang droog gelegen. daardoor veel zout gehalte in middellandse zee→ belangrijk voor handel.

          • N kant → drastisch relief met grillige kustlijn en veel stromingen. weinig mogelijkheden voor havens.

          • zwarte zee gevuld door grote muur waar water af viel→ gaf veel verhalen in bronstijd en idee van zonsvloed

          • middellandse zee vegetatie is gunstig voor olijfboom.

          • stromingen en winden vaak tegengesteld wat stormen geeft→ veel schipbreuken.

          • z kant (afrika) uitgerekte kust

        • atlantische oceaan

          • groter door rift.

  • italië

    • apennijnen ‘ruggengraat’ door italië

      • deelt land op in 2 delen.

        • door via verbonden

      • kalksteenontginning

      • veel seismische activiteit

  • Lazio

    • specifieke kuststrook (moeras), volkanisme

    • vormingsprocessen: vulkanische activiteit te zien aan gevulde kraters (meren)→ invloed op maken van tufsteen. is ook aantrekkelijk voor nederzettingen.

    • niet zo vruchtbaar gebied.

  • Rome

    • trechter effect van tiber in rome. waardoor rome zeer overstroming gevoelig.

    • op sommige plekken tiber oversteekbaar. (als water niet te hoog was)

    • reliëf niet super veel verschillend

    • gravel in grond zorgt voor goede qualiteit van drinkwater.

    • ostia en portus→ havens.

    • topografie→ de 7 heuvels van rome

      • namen zijn van toen al vernoemd naar bomen enzo, en ook namen.

      • geen heuvels→ uiteinde van vulkanische bewegingen, promotoria.

ecologie

  • gaat over dialoog tussen mens en natuur

    • uitdaging was energie uit natuurlijke omgaving halen.

      • verwerving→ consumatie met afval dat terug in natuur komt→ of → aangepast…

      • energie zit in zonnenenergie→ gewassen groeien.

  • urbanisatie → consentratie mensen die niet allemaal eigen energie voorzien

    • relatie stad en plattenland 1 richtings verkeer.

  • badencultuur vroeg veel energie.

  • organisatie in steden ging soms ook nog extra mensen lokken wat voor nog meer energie consumptie was.

  • er zijn zones waar landbouw kan gedaan worden en deze zoness zijn anders van elkaar→ als 1 oogst slecht is kan het op andere plekken wel goed gegaan zijn.

  • veel collectiviteit

  • romeinse warme periode: deze periode, die duurde van ongeveer 250 v.Chr. tot 400 n.Chr., zorgde voor gunstige klimatologische omstandigheden die de landbouwproductie stimuleerden en de groei van steden bevorderden.

  • factoren demografie: aantal geboorten, sterftegevallen en migratie.

    • infectieziektes is belangrijkste doodsoorzaak.

    • heel veel kindersterfte.

    • oplossing hoge fertiliteit→ vrouw zo n 6 tot 9 zwangerschappen. (vrouw meer zwanger dan niet zwanger)→ is in eigen belang om nakomelingen te hebben.

    • demografisch gezond rijk, wat als buffer tegen tegenslag kon werken.

    • malthusian trap→ veel volk , maar beperkte middelen leiden tot een situatie waarin de groei van de bevolking niet duurzaam is. Dit resulteert in hoge sterftecijfers, en implosie van bevolking.

  • levensqualiteit

  • geen slaven economie maar ze waren er wel.

microecologie

  • middellandse zee in veel verschillende niches gerokken.

weetjes

  • de romeinen hadden geen grenzen

  • examen vraag: hoe is rome beinvloed door geografie en ecologische elementen.

robot