AFPF casus 3: Marieke

AFPF casus 3: Marieke  

De locatie van de neusholten, pharynx, larynx en trachea benoemen. 

  • De structuur van de neusholten relateren aan hun ademhalingsfunctie. 

  • De structuur van de pharynx en larynx relateren aan zijn functie. 

  • De fysiologie van spraak globaal beschrijven. 

  • De functies van de trachea tijdens ademhaling uitleggen. 

  • De luchtweg in de bronchiale boom benoemen in volgorde van afnemende grootte (trachea, stam/hoofdbronchus, bronchiën, bronchiolen, alveoli). 

  • De locatie en globale anatomie van de longen en de pleurae beschrijven (mediastinum, longhilus, longkwabben). 

  • De structuur en veranderende functies van de diverse niveaus van de luchtweg beschrijven. 

  • De acties van de belangrijkste ademhalingsspieren beschrijven. 

  • De mechanische gebeurtenissen beschrijven en vergelijken die plaatsvinden tijdens inspiratie en expiratie. 

  • De belangrijkste regulatiemechanismen van de ademhaling beschrijven.  

  • Het transport van zuurstof en koolstofdioxide in het bloed beschrijven. 

 

Neusgaten= nares, bekleding: trilharen met slijm, holtes, spetum. Functie: opwarming (door doorbloeding van slijmvliezen) > filtering en zuivering en bevochtiging + reukorgaan. --> door neusschelpen > turbulentie = groter opp = alles max.  

Pharynx: 3 delen + verschillende weefsels. Functie: doorgang, opwarming + bevochtiging, gehoor, bescherming (amandelen), spraak. (resonantiekamer) 

Larynx: kraakbeen >hyalien kraakbeen + epiglottis. Functie: geluid produceren, spraak, bescherming onderste luchtwegen, doorgang, bevochtigen, filteren en opwarmen.  

Spraak: stembanden in larynx ontspanning stembandenspieren > stembanden open = lage toon, stembanden ontspannen --> over larynx gespannen = hoge toon (nootje) alleen bij uitademing 

Hoe krachtiger de uitgeademde lucht = hoe harder het geluid. Vorm mond, tongpositie, lippen = resonantie en klankkleur  

“Beschrijf de structuur en functie van": bovenste laag: epitheelweefsel, laag eronder = spierweefsel en de laag daaronder met vet= bindweefsel 

Trachea: functies: ondersteuning + doorgang door kraakbeen = permanent open, maar flexibel genoeg voor ondersteuning nek/hoofd. Transport van slijm richting larynx, hoestreflex. Oorzaak: prikkeling in de slijmvliescellen in keel en trachea, signaal naar verlengd En opwarming, bevochtiging en filtering.  

Sympathisch/parasympatisch zenuwstelsel.  

Longen + pleura:longpoor (hilus) hierin a. pulmonalis en 2 v. pulmonalis, bronchus, a. en v. bronchiales.  

Mediastinum: ruimte tussen de longen met hart, grote bloedvaten, trachea, R + L stambronchus, oesophagus, lymfeklieren en lymfevaten.  

LLong = 2 kwabben en RLong = 3 kwabben.  

Pleura: sereus membraan met sereuze vloeistof; viscerale = long. Pleurale = borstwand. Longen en hart werken nu zonder wrijving.  

Capillaire long + alveolen = eenlagig epitheelcellen > uitwisseling O2 en CO2, 

Bronchiën: R en L stambronchus > geleidende wegen, alleen lucht toevoeren.  

Bronchiolen: kleinere aftakkingen en eindigen in de alveolen  

 

Tussenribsiperen (musculi intercostales): externi zijn voor inademing --> trekt het naar boven. En interni is voor de uitademing.  

Diafragma: onderkant borstholte, aanspanning --> borstholte langer.  

Hulpademhalingsspieren voor extra.  

 

Inspiratie: nervus n.phrenicus --> diafragma naar beneden + aanspanning tussenribspieren > ribbenkast kan gaat naar buiten = borstholte groter. Druk in de alveolen neemt af, waardoor lucht automatisch naar binnen gezogen wordt vanwege druk.  

Expiratie: ontspanning spieren --> borstholte kleiner > druk wordt hoger in de alveolen --> lucht uit de longen geduwd.  

Externe respiratie: zuurstof afgeven aan het bloed in de longen: Bloed, O2 en CO2: in de alveolen capillairen --> zuurstofarmbloed uit de a. pulmonalis komt langs de alveolen met veel zuurstof --> diffusie zorgt voor ‘evenwicht’ door capillaire = bloedstroom langzaam, verlaten = CO2 en O2in evenwicht  

Internale respiratie: zuurstof afgeven aan de cellen 

Gasuitwisseling tussen bloed en lichaamcellen. In capillairweefsel opnieuw diffusie. O2: bloed --> capillair --> weefsel (hemaglobine) CO2: cellen -->extracellulaire vloeistof --> bloedbaan  

Effectief uitademhalen: ventilatie, diffusie en perfusie  

Problemen:  

Ventilatie: kippenbotje in je luchtpijp, onderdrukte ademhaling, astma   

Diffusie: longontsteking pus in longblaasjes, hartfalen met oedeem in longen  

Perfusie: longembolie  

 

Hogeren hersencentra (cerebrale cortex- bewuste controle over ademhaling), maar pijn, emoties gaan via de hypothalamus.  

Waarom ademhalen: de cellen hebben zuurstof nodig. ATP van O2 en glucose.  

 

Bronchiolen = geen kraakbeen, wordt dus niet altijd opengehouden, astma > dicht.  

  • De drie niveaus van de ademhaling: ventilatie, diffusie, perfusie beschrijven.  

  • De risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van pneumonie beschrijven. 

  • De risicofactoren voor een aspiratiepneumonie beschrijven. 

 

Ventilatie: lucht stroomt je longen in en uit > door borstholte. Borstholte kleine= expiratie, groot is inspiratie.  

Diffusie: verplaatsing van gassen in alveolen met de hemoglobine in erytrocyten in longcappilair  

ademhalingscentrum: groep zenuwen in de hersenen.

inspiratoire groep: basisritme

expiratoire groep: uitademing

pneumatactisch gebied: snelheid en diepte

dit wordt door de chemoreceptoren geregeld.

centrale chemoreceptoren: arteriële PCO2 (hypercapnie) —> stimuleert tot meer uitademing. hypoxemie —> ademdepressie

perifere chemoreceptoren: reageren op CO2 in het bloed —> is dit omhoog —> snelheid en diepte aangepast, maar ook hogere zuurgraad in het bloed zorgt voor uitademing

Perfusie: doorbloeding vanuit a. pulmonalis.  

Pneumonie 

Risicofactoren: longaandoeningen, chronische aandoening, verzwakt immuunsysteem, niet goed door ademen of hoesten, verslikken (aspiratie), leefstijlfactoren, omgevingsfactoren  

Etiologie: bacteri/virus/schimmel: CAP en HAP (ziekenhuis)  

Pathofysiologie: ontstekingsreactie --> dik alveolair membraan + vocht (infiltraat) = verminderde diffusie + overmatig slijmproductie  

Symptomen: algemene: koorts, koude rillingen, verwardheid, algehele malaise. Specifieke: dyspnoe, tachypnoe, oppervlakkige ademhaling, verlaagde saturatie, hoesten (sputum; groen/geel), pijn, cyanose.  

Diagnostiek: anamnese en lichamelijk onderzoek. Auscultatie: AH geruis, crepitaties en rhonchi. Bloedonderzoek: CRP's en leukocyten. X-thorax, sputumkweek, bloedkweek en urinekweek.  

Behandeling: bacterie > breedspectrum AB (5-14 dagen) binnen 48 tot 72 uur koort naar beneden, O2, verneveling en pijnmedicatie.  

Complicaties: longabces, empyeem (pusophoping in pleuraholte), pleuritis, longaanval + delier, spesis, DC en AF.  

Prognose: gezond persoon: prima, kids en ouderen: silent killer  

Preventie: hygiëne, niet roken, vaccinaties en AH oefeningen.  

Aspiratiepneumonie: verslikken door CVA, sondevoeding, verlaagd bewustzijn  

robot