knowt logo

ROMEINSRECHT (Gesch.)

1. Inleiding

  • Functie van regels:

    • Bevorderen van samenleven binnen een gemeenschap.

    • Rechtsregels: bindend en afdwingbaar door de overheid.

  • Soorten recht:

    • Privaatrecht: Regelt verhoudingen tussen burgers.

    • Publiekrecht: Regelt verhoudingen tussen burgers en overheid.

  • Hedendaagse relevantie:

    • Romeins recht vormt basis voor veel West- en Zuid-Europese wetgevingen.

    • Ontstaan en ontwikkeling van 6e eeuw v.Chr. tot 6e eeuw n.Chr.


2. Ontstaan van het Romeins Recht

  • Grondslag van moderne rechtsregels:

    • Romeinen excelleerden in juridische organisatie en wetgeving.

  • Ontwikkelingsfasen:

    • Primitief recht: Gebaseerd op mos maiorum en gewoonterecht.

    • Republikeinse periode: Ontstaan van de Wet der Twaalf Tafelen (450 v.Chr.).

      • Vastgelegd om willekeur te beperken.

      • Basis voor verdere interpretatie (interpretatio).

    • Praetorisch recht:

      • Praetors actualiseerden wetten via jaarlijkse edicten.

      • Juristen ondersteunden hen bij complexe juridische vraagstukken.


3. Grote Periodes

3.1. Koninkrijk (753 v.Chr. - 509 v.Chr.)
  • Regering door koningen.

  • Gebruik van gewoonterecht.

3.2. Republiek (509 v.Chr. - 31 v.Chr.)
  • Sociale strijd tussen patriciërs en plebejers.

  • Juridische evolutie door interpretatie en aanvulling van de Wet der Twaalf Tafelen.

3.3. Keizertijd
  • Principaat (31 v.Chr. - 284 n.Chr.):

    • Juristen bleven invloedrijk.

    • Bekende juristen:

      • Labeo (1ste eeuw): Juridisch onderwijzer. 

      • Gaius (2de eeuw): Auteur van de Institutiones* (leerboek).*

        *enige volledig overgeleverd werk

      • Salvius Julianus (2de eeuw): Redigeerde het edictum perpetuum.

      • Aemilius Papianus, Domitius Ulpianus en Iulius Paulus (2de eeuw): drie grootste klassieke juristen

    • Einde republikeinse tradities.

  • Dominaat (284 - 476 n.Chr.):

    • Juristen werden ambtenaren.

    • Weinig creatieve juridische ontwikkeling.


4. Bloeitijd en Erfgoed

  • Klassieke periode:

    • Hoogtepunt in 2e en 3e eeuw n.Chr.

    • Gebaseerd op juridische teksten zoals Institutiones van Gaius.

  • Keizer Justinianus I (6e eeuw n.Chr.):

    • Samenstelling van het Corpus iuris civilis:

      • Institutiones: Leerboek.

      • Digesta: Citaten van oudere juristen.

      • Codex Justinianus en Novellae: Keizerlijke verordeningen.

    • Bepalend voor Europese rechtstradities tot in de 19e eeuw.


5. Invloed op Europa

  • Middeleeuwen:

    • Herontdekking en erkenning als ius commune (algemeen recht).

  • Renaissance en Verlichting:

    • Versmelting met nationale rechtssystemen.

  • 19e eeuw:

    • Basis voor moderne privaatrechtstudie, vooral in Duitsland.


6. Bijdrage van Romeinse juristen

  • Ontwikkeling van:

    • Rechtsregels en juridisch begrippenapparaat.

    • Systematiek en methodiek van rechtspraak.

  • Langdurige invloed op de Westerse wereld.

E

ROMEINSRECHT (Gesch.)

1. Inleiding

  • Functie van regels:

    • Bevorderen van samenleven binnen een gemeenschap.

    • Rechtsregels: bindend en afdwingbaar door de overheid.

  • Soorten recht:

    • Privaatrecht: Regelt verhoudingen tussen burgers.

    • Publiekrecht: Regelt verhoudingen tussen burgers en overheid.

  • Hedendaagse relevantie:

    • Romeins recht vormt basis voor veel West- en Zuid-Europese wetgevingen.

    • Ontstaan en ontwikkeling van 6e eeuw v.Chr. tot 6e eeuw n.Chr.


2. Ontstaan van het Romeins Recht

  • Grondslag van moderne rechtsregels:

    • Romeinen excelleerden in juridische organisatie en wetgeving.

  • Ontwikkelingsfasen:

    • Primitief recht: Gebaseerd op mos maiorum en gewoonterecht.

    • Republikeinse periode: Ontstaan van de Wet der Twaalf Tafelen (450 v.Chr.).

      • Vastgelegd om willekeur te beperken.

      • Basis voor verdere interpretatie (interpretatio).

    • Praetorisch recht:

      • Praetors actualiseerden wetten via jaarlijkse edicten.

      • Juristen ondersteunden hen bij complexe juridische vraagstukken.


3. Grote Periodes

3.1. Koninkrijk (753 v.Chr. - 509 v.Chr.)
  • Regering door koningen.

  • Gebruik van gewoonterecht.

3.2. Republiek (509 v.Chr. - 31 v.Chr.)
  • Sociale strijd tussen patriciërs en plebejers.

  • Juridische evolutie door interpretatie en aanvulling van de Wet der Twaalf Tafelen.

3.3. Keizertijd
  • Principaat (31 v.Chr. - 284 n.Chr.):

    • Juristen bleven invloedrijk.

    • Bekende juristen:

      • Labeo (1ste eeuw): Juridisch onderwijzer. 

      • Gaius (2de eeuw): Auteur van de Institutiones* (leerboek).*

        *enige volledig overgeleverd werk

      • Salvius Julianus (2de eeuw): Redigeerde het edictum perpetuum.

      • Aemilius Papianus, Domitius Ulpianus en Iulius Paulus (2de eeuw): drie grootste klassieke juristen

    • Einde republikeinse tradities.

  • Dominaat (284 - 476 n.Chr.):

    • Juristen werden ambtenaren.

    • Weinig creatieve juridische ontwikkeling.


4. Bloeitijd en Erfgoed

  • Klassieke periode:

    • Hoogtepunt in 2e en 3e eeuw n.Chr.

    • Gebaseerd op juridische teksten zoals Institutiones van Gaius.

  • Keizer Justinianus I (6e eeuw n.Chr.):

    • Samenstelling van het Corpus iuris civilis:

      • Institutiones: Leerboek.

      • Digesta: Citaten van oudere juristen.

      • Codex Justinianus en Novellae: Keizerlijke verordeningen.

    • Bepalend voor Europese rechtstradities tot in de 19e eeuw.


5. Invloed op Europa

  • Middeleeuwen:

    • Herontdekking en erkenning als ius commune (algemeen recht).

  • Renaissance en Verlichting:

    • Versmelting met nationale rechtssystemen.

  • 19e eeuw:

    • Basis voor moderne privaatrechtstudie, vooral in Duitsland.


6. Bijdrage van Romeinse juristen

  • Ontwikkeling van:

    • Rechtsregels en juridisch begrippenapparaat.

    • Systematiek en methodiek van rechtspraak.

  • Langdurige invloed op de Westerse wereld.

robot