oefenen prijselasticiteit

Ja, ik snap wat je bedoelt! Ik maak 3 aparte kaartjes per begrip met unieke situaties of kenmerken. Het antwoord staat niet op de vraagzijde, zodat je jezelf kunt testen. Elk kaartje zal een vraag of voorbeeld bevatten die je moet koppelen aan het juiste begrip.


Onelastisch (E < 1)

Kaartje 1:

  • Een prijsstijging van medicijnen leidt tot nauwelijks een daling in de vraag. Welk type prijselasticiteit past hierbij?

Kaartje 2:

  • Een product is een basisbehoefte en consumenten blijven het kopen, zelfs als de prijs stijgt. Welke elasticiteit beschrijft dit?

Kaartje 3:

  • De vraagcurve is relatief steil, en een prijsverhoging verhoogt de totale omzet. Wat is de prijselasticiteit van dit product?


Elastisch (E > 1)

Kaartje 1:

  • Bij een prijsverlaging van 10% stijgt de vraag naar een luxeproduct met 30%. Hoe noem je deze elasticiteit?

Kaartje 2:

  • Een consument beslist om minder naar een restaurant te gaan als de prijzen stijgen. Welke elasticiteit hoort hierbij?

Kaartje 3:

  • De vraagcurve is relatief vlak. Wat zegt dit over de elasticiteit van de vraag?


Perfect elastisch (E = ∞)

Kaartje 1:

  • In een markt met perfecte concurrentie verkoopt een product voor exact €10. Als de prijs naar €10,01 stijgt, koopt niemand het meer. Wat is de elasticiteit van de vraag?

Kaartje 2:

  • De producent heeft geen macht om de prijs te verhogen, omdat consumenten direct overstappen naar een ander, identiek product. Welke elasticiteit is dit?

Kaartje 3:

  • Bij deze elasticiteit kan een klein prijsverschil de gevraagde hoeveelheid oneindig beïnvloeden. Wat is dit?


Perfect inelastisch (E = 0)

Kaartje 1:

  • Een patiënt moet een levensreddend medicijn kopen, ongeacht de prijs. Welke elasticiteit past hierbij?

Kaartje 2:

  • De vraagcurve is een verticale lijn. Hoe noemen we deze elasticiteit?

Kaartje 3:

  • Het aantal tickets voor een uitverkocht concert blijft hetzelfde, ongeacht hoe hoog de prijs op de zwarte markt stijgt. Welke elasticiteit beschrijft dit?


Veblen-goederen

Kaartje 1:

  • Als de prijs van een merkhorloge daalt, daalt de vraag omdat het minder exclusief lijkt. Wat voor type goed is dit?

Kaartje 2:

  • Consumenten kopen liever een handtas van een duur merk om hun sociale status te verhogen. Welke term beschrijft dit?

Kaartje 3:

  • Bij dit type goed verhoogt een hogere prijs de vraag, omdat de prijs wordt gezien als een statussymbool. Welk begrip hoort hierbij?


Goederen waarbij prijs als signaal voor kwaliteit wordt beschouwd

Kaartje 1:

  • Een fles wijn van €50 verkoopt beter dan een vergelijkbare fles van €20, omdat de consument denkt dat de duurdere wijn beter is. Welk concept beschrijft dit gedrag?

Kaartje 2:

  • Een elektronicawinkel verhoogt de prijs van een koptelefoon en merkt dat consumenten deze vaker kopen omdat het 'kwalitatief beter' lijkt. Welk type goed is dit?

Kaartje 3:

  • Consumenten associëren een lage prijs met slechte kwaliteit. Welke prijselasticiteitseigenschap speelt hier een rol?


Giffen-goederen

Kaartje 1:

  • Bij een stijging in de prijs van basisvoedsel zoals rijst, kopen arme gezinnen meer rijst omdat ze zich geen alternatieven kunnen veroorloven. Wat voor goed is dit?

Kaartje 2:

  • De vraag naar een goedkoop basisproduct stijgt als de prijs stijgt, omdat mensen het minder snel vervangen door luxere alternatieven. Wat voor goed is dit?

Kaartje 3:

  • Dit type goed laat een positief verband zien tussen prijs en vraag, maar is alleen te vinden in situaties van extreme armoede. Welk begrip hoort hierbij?


Nu kun je de kaartjes gebruiken om jezelf te testen door te bepalen welk begrip bij elk kaartje hoort! 😊

robot