EXAMEN; lagen? vorm? kenmerken?
éénlagig;
plaveisel; met / zonder microvilli
kubisch; met / zonder microvilli; brushborder (opp-vergroting — absorptie)
cilindrisch; met / zonder microvilli / cillia
plaveisel; bij bloedvaten → endotheel
kubisch; bij klierbuizen en afvoergangen
pseudomeerlagig; alle cellen grenzen aan basale membraan
vb. respiratoir epitheel
meerlagig; cellen grenzen niet meer allemaal aan basale membraan (opstapeling)
plaveisel; niet-verhoornd / verhoornd
cilindrisch
transitioneel = urotheel; crusta = instulpingen (onderdeel van paraplucellen)
onderscheid tussen 2 soorten klieren
endocrien; secreet → bloedbaan
exocrien; secreet → uitwendig milieu
zit in bedekkend epitheel + doen aan secretie + geen afvoerkanaal, secreet onmiddellijk in bloedbaan (dus ook geen myo-epitheelcellen)
slijmbekercel = goblet cell
in respiratoir stelsel, nl. in trachea = luchtpijp
dunne darm
slijmnapcellen = maagmucosa; continue laag
wand maag
vb. eilandjes Langerhans pancreas (endocrien)
meestal; 1-lagig kubisch of cilindrisch
buiten bedekkend epitheel;
acinus = secretoir deel
tubulair / alveolair
1-lagig kubisch/cilindrisch
bevat meestal myo-epitheelcellen (helpen bij uitpersen secreet)
ductus = excretoir deel
enkelvoudig / samengesteld
1- à 2-lagig kubisch; afhankelijk grootte afvoergang
onderscheiding op 2 vlakken;
wijze secretie; mero-, apo- of holocrien
soort secreet; sereus, muceus, seromuceus, vetrijk of zoutoplossingen
bij seromuceus; “sikkel van Gianuzzi”
contractiele eigenschappen
helpen bij het naar buiten duwen v/h secreet
prikkelbare cellen
staan in contact met neuronen
apicaal
cilia = trilharen
microvilli
stereociliën
crusta
hoornlaag
lateraal
tight junctions = zonula occludens
adhering junctions = zonula adherens
desmosomen = maculae adherens
gap junctions = nexussen
basaal
lamina basalis; aanmaak door epitheelcellen
lamina lucida
lamina densa
lamina reticularis; aanmaak door bindweefselcellen
kenmerk | cilia | microvilli | stereocilia |
---|---|---|---|
functie | bewegen vloeistoffen of deeltjes over het celoppervlak | vergroten het oppervlak voor absorptie | mechanische signalering (oor) en absorptie (bijbal) |
locatie |
|
|
|
beweeglijkheid | beweeglijk (trilharen bewegen in een gecoördineerde golfbeweging) | niet beweeglijk | niet beweeglijk |
opbouw | microtubuli (tubuline) | actinefilamenten | actinefilamenten |
grootte | groter (0,2-0,7 µm breed, 5-10 µm lang) | kleiner (0,1-0,2 µm breed, 1-2 µm lang) | langer dan gewone microvilli |
passief
diffusie
osmose
actief
pompen
blaasjestransport = transcytosis
normaal
continue vernieuwing; variatie in turnovertijd
abnormaal
metaplasie = wijziging epitheel-vorm door irritatie / wrijving
dysplasie = verdikking epitheel
neoplasie = tumorvorming
adenoma (benigne); klier
carcinoma (maligne); epitheel
adenocarcinoma (maligne); klier
opm;
bij verhoornd heb je bovenaan nog de laag “stratum disjunctum”
stratum spinosum = '“stekellaag”
stratum/lamina basale bestaat uit 2 lagen; lucida + densa
daaronder zit lamina reticularis (aangemaakt door bindweefselcellen)