levensbeschouwing se 4

Ethiek

-          Filosofisch nadenken over moraal ->  

-          Moraal: geheel van normen & waarden

-          Wat zijn normen & waarden dan? -> norm is een regel, wat. In normaal zit norm = aan de regels houden. Waarden = dingen die je belangrijk vind, bijv. familie maar niet oma. (overkoepelende abstracte?)

Aan de hand van de waarde word de norm gehangen.

-          Goed of slecht zijn morele termen, staan dus meestal gepaard met positieve of negatieve gevoelens.

-          Morele reacties zijn spontaan.

 

-          Deugden: Goede karaktereigenschappen -> Aristoteles, deugden is goede karaktereigenschappen.  Ondeugden is een negatieve karaktereigenschap.

Twee soorten ethiek

-          Beschrijvende (descriptieve) ethiek

Het beschrijven van normen & waarden in een gemeenschap -> neutraal omschrijven hoe het ergens gaat. (moreel bepaalde gemeenschap) bewust zijn van eigen bias??

-          Normatieve ethiek

Het beargumenteren waarom bepaalde waarden & normen voorrang hebben op andere

Botsende waarden en normen, privacy/veiligheid. Laten zien waar je mening ligt.

De drie eisen van de werkwijzen van ethiek

-          Het zorgvuldig beschrijven van het moreel handelen van mensen;

-          Het formuleren en onderzoeken van argumenten die ertoe doen;

-          Het aanreiken van een inzicht dat voldoende samenhang bezit.

-          bij ethiek gaat boven alles het om diep nadenken.

-          Als je tot een moreel oordeel komt, is dat ook subjectief, met goede argumenten haal je de subjectieve standpunt omlaag.

-          Ethisch nadenken doe je met elkaar : het is een communicatieve bezigheid.

 

Ethisch analyse  (komt weinig in se)

-          Helder

-          Formuleren en onderzoeken van argumenteren

 

Ethisch onderwerp

-          Niet alle onderwerpen zijn ethisch, maar het gaat om de optiek die je inneemt.

-          Onderwerp waarbij je goed de ethische optiek kan aannemen

-          Bijvoorbeeld: euthanasie

-          Hoe komt het dat dit bij het ene onderwerp makkelijker is dan bij het andere?

 

 

Paragraaf 2 : “gelden onze ethische conclusies voor alle mensen?”

Ja

 Universalisme

-          Universele set normen & waarden

-          De rol van tijd ->  speelt een grote rol, iets wat vroeger heel normaal was, nu niet meer.

-          Eens? Oneens?

-          Universele set van normen en waarde, 1 goed en 1 fout

Nee

Cultureel relativisme (relativeren, verhouding zetten van), (meerdere goed of koud)

-          Normen en waarde zijn cultuurgebonden ->

-          Acceptatie voor afwijkende morele patronen

 

Paragraaf 3: Ethische theorieen:

Leerdoelen:

-          Begrijpen wat de gevolgenethiek inhoudt:

-          De visies van Bentham, Mil & Singer omschrijven

Het trolleyprobleem

Gevolgenethiek

-          Bij het beoordelen van een handeling kunnen we niet om de gevolgen van een handeling heen. -> jij staat bij een spoor, de hendel weerkeert het spoor, jij kan kiezen welke kant, 1 vs. 5 mensen dood. = gevolgen ethiek

-          Nu is de 1 persoon een Nobelprijswinnaar, 5 mensen normaal. Is het persoonlijk dus Utilisme/ beginners ethiek.

-          Positieve en negatieve gevolgen moeten met elkaar verrekend worden, het antwoord ligt in het nut. (utility = nuttig)

De visies van bentham, mil & singer omschrijven

Bentham (utilisme, 1748-1832)

Nut & onnut

-          Aangename ervaringen (positief = nut)

-          Lijden ( van dieren)(negatief = onnut, herder vs. Schapen)

-          Protest tegen moraal van die tijd (hij is voor de nut en onnut)

-          Plicht om leed te voorkomen (in het trolleyprobleem zou hij bewust zijn)

-          Zijn basisregel: een daad moet moreel beoordeeld worden op grond van het vergroten of verkleinen van het geluk van degene wier belang bij de daad in het spel is.

-          Geluk of welzijn is voor het utilisme de belangrijkste waarden.

 

In het verlengde: John Stuart Mill (leerling van Bentham)

-          Zoveel mogelijk persoonlijke vrijheid zorgt voor geluk

-          Geluk staat voor de maatschappij op 1 (=welvarende land)

Singer (utilisme)

Visie

-          Australisch filosoof

-          “wat is goed?”

-          Lijden in de wereld verminderen zowel voor mens als voor dier.

Oplossing armoedeprobleem

-          5% van inkomen aan armoedebestrijding

-          Teveel vragen = neiging tot afwijzing  (10% is te veel)  

-          Is een gedachte expitiment want het is lastig te realiseren

-          “als het in ons vermogen ligt om iets slechts te voorkomen zonder dat wij ook maar iets van gelijke waarden moeten opofferen, zijn we verplicht dit te doen”.

Kritiek

-          Mogelijkheid tot ongelukkige minderheid (kortste eind??) -> er wordt gesproken over een “saldo” van geluk.

-          Geluk en ongeluk inwisselbaar? (kan je magisch gelukkig worden?/ wat is de wisselwerking)  -> geluk en ongeluk van elkaar aftrekken (is dat mogelijk?)

-          Doel heiligt de middelen (kijkt niet naar de handeling die er vooraf aan voor af gaat?)

Plichtsethiek en deugdethiek

-          Plichtethiek  (de ethiek van plicht)

-          De intentie moet moreel te rechtvaardigen zijn (jou moraal)

-          Autonome plicht; je voelt je verplicht om te helpen

-          In het trolley probleem? -> wel helpen, moreel is niet te rechtvaardigen (het is juist)

-          (actief iets doen (of passief iets nalaten, directe en indirecte verantwoordelijkheid, intentie van belang, Middel tot het doel (19 kinderen leven dankzij dat jij er 1 hebt vermoord))

Immanuel kant (1924-1804)

Theorie: (gebaseerd op ideale wereld)

-          Morele vragen zijn prescriptief

-          De uitspraak moet worden aangepast, niet de werkelijkheid -> descriptieve uitspraak

-          Prescriptief = andersom.

-          Zijn morele uitspraken zijn niet over hoe de wereld in elkaar zit, maar over hoe de wereld in elkaar zou moeten zitten.

-          Geen descriptieve uitspraak maar prescriptief

Algemene wet

-          De uitspraak wordt een wet (iedereen is er mee eens)

-          Autonoom/ autonomie -> (autos = een wezen dat zichzelf, nomos = tot wet is)

-          Handelt niet omdat een ander het zegt, handelt niet uit schuldbesef, handelt niet uit angst voor straf, handelt niet om gelukkig te worden. -> maar handelt uit de overtuiging dat je je moet laten leiden door waarden die universeel gelden, die iedereen ten goede komen.

-          Menswaardig

-          “Als ik het niet doe, is er vast een ander” = slecht

Kritiek op kant

-          Er wordt geen rekening gehouden met omstandigheden

-          De wereld gaat er niet op vooruit (het gaat om een idealwereld, utopie)

-          Er wordt geen aandacht geschonken aan karakter

Deugdethiek

-          Het karakter van de mens staat centraal

-          De mens heeft een structuur in handelen

-          Deugden: positieve karaktereigenschappen (opvoeding?) (is wat je bent)

-          Soms is een deugd gebaseerd op iemand waar je tegenop kijkt.

-          Een deugd heeft twee uiterste

-          Deugd: eerlijkheid -> ondeugd: leugenaar (te weinig eerlijk), ondeugd: te eerlijk: bot

Kritische vragen

-          Er is te weinig aandacht voor de noodzaak van concrete regels of voor het beantwoorden van de vraag wat je in een concrete situatie moet doen.

-          Er zijn veel situaties waar moreel handelen helemaal niet gelukkig maakt.

-          De gevolgen van de daad onvoldoende meewegen bij de morele beoordeling.

Gevolg, karakter van de handeling, houding van de handelende persoon.

 

Utilisme

-          Trolley probleem, zoveel mensen

-          Doel heilige middelen:

-          Wereldvrede(doel), oorlog voeren(heilig), slachtoffers(middelen)

-          Iemand rechtvaardigen in utilitisme:

-          Bush: we moeten oorlog voeren

Moraal en levensbeschouwing

Religieus sanctioneren

Doelen: begrijjpen war relieug sanctioneren is en hoe dit heeft geledit tot bepaalde politieke keuzes in de geschiedenis

God of de mens

-          Religieus gefundeerde moraalsysteem

-          Einde middeleeuwen: mens = centraal -> nieuw moraalsysteem (systeem van een maatschappij, bepaald wat goed of fout was)

-          Nieuwe levensbeschouwingen -> nieuwe moraalsystemen (oude zijn dan nog niet verdwenen)

-          Achterliggende levensbeschouwelijke regenstellingen

-          Vroegere middeleeuwen -> alles komt uit de kerk/bijbel

-          Globalisering, mixen van culturen, emigreren, + nieuwe moraalsystemen

-          Er kon met elkaar worden samengeleeft maar de moraalstsyeem veranderen te veel/ er kan dan een spanning komen (voor lkaar bepalen)

Religieuzen sanctioneren

-          Middeleeuwen -> goddelijke wil (alles was god omdat goed het zo wil)

-          Nieuw moraalsysteem duurt lang (nu is nogsteeds terug te zien in vroeger)

Aristoteles

Theorie

-          Alles heeft een essentie en streeft naar een doel

-          Animal rationale

-          Deugd: houding waarbij de rationele regie voert over animale (het goede paard)

Kritiek op aristoteles

-          Onvoldoende aandacht naar hoe je moet handelen in een situatie

-          Goed moreel handelen maakt niet altijd gelukkig

-          Gevolgen van de daad tellen niet mee (bot zijn)