knowt logo

Kennislijn OP3

VPK week 1

Werkgroep 1.1

Gezond ouder worden

Wat beïnvloedt gezond ouder worden?

→ gezondheidsmodel van lalonde, determinanten van gezondheid

→ ICF model


Healthy aging


Positieve gezondheid → Huber

  • lichaamsfuncties

  • mentale functies

  • spirituele dimensie

  • kwaliteit van leven

  • sociaal-maatschappelijke participatie

  • dagelijks functioneren


Rol hbo-verpleegkundige bij gezond ouder worden

  • primaire preventie, gezondheidsbevordering

    → preventief huisbezoek door wijkvpk

  • secundaire preventie

    → preventieve maatregelen ter vermindering van ziektelast/aandoening/voorkomen van verergering


Praktijk

→ kijk naar héél de mens, niet alleen naar een (mogelijke) ziekte of aandoening

  • verpleegkundige diagnostiek via PES/NIC/NOC

  • gespreksvoering (zelfmanagement, zelfredzaamheidradar)


Geriatric giants

5 reuzen in zorg voor kwetsbare ouderen

  • cognitieve problemen

  • incontinentie

  • immobiliteit

  • vallen

  • polyfarmacie


Belangrijkste thema’s voor ouderen

  • kwaliteit van leven

  • zelf de regie houden

  • thuis wonen en zorg dichtbij

  • problemen voorkomen (preventie en vroegsignalering)

  • duidelijke en toegankelijke informatie

  • respectvol en vriendelijk behandeld worden

  • samenwerking en afstemming

  • betaalbare zorg


Werkgroep 1.4

Vroegtijdige risicosignalering bij ouderen

risicosignalering → het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheidsrisicos) bij je client door het situatie


Geriatric giants

5 reuzen in zorg voor kwetsbare ouderen

  • instabiliteit

  • immobiliteit

  • intoxicatie

  • intellectuele achteruitgang

  • incontinentie

Vaak meerdere (chronische) aandoeningen (organen, cognitie, bewegingsapparaat) → frailty

Veel & vaak tegenstrijdige adviezen en interventies


Vroegtijdige risicosignalering

  • comprehensive geriatric assessment

  • frailty indicator


Gezondheid op oudere leeftijd

  • coping & care > cure

  • kwetsbaarheid signaleren en risicobeperking

  • zelfmanagement

  • kwaliteit van leven

  • functioneren & participatie

  • eigen regie

  • sociale contacten

  • leefstijl

  • omgaan met verlies


Zelfmanagement & aanpassing

  • iets niet meer doen

  • iets aangepast doen

  • kiezen wanneer iets wel of niet doen

Veerkracht & coping

  • voorbereiden op toekomst

    • mentaal

    • fysiek

  • ergens mee om leren kunnen gaan

  • berusten


Van belang voor gezondheid op hoge leeftijd

  • thuis wonen, zorg dichtbij

  • informatie duidelijk en toegankelijk

  • respectvolle en vriendelijke behandeling

  • samenwerking en afstemming

  • betaalbare zorg


Binnen de gezondheidszorg:

  • healing environment

  • focus op zelfmanagement

  • complexiteit van problematiek herkennen (medisch en verpleegkundig)

  • multidisciplinaire samenwerking

  • kijk naar heel de mens, niet alleen naar aandoening

  • relateer aan thuissituatie, socio-economische situatie en competenties mbt de gezondheid

  • welzijn en welbevinden, kwaliteit van leven

  • samenzorg


Buiten de gezondheidszorg:

  • participatie

  • activiteiten

  • fysieke / economische interventies


Werkgroep 1.5

De wijkverpleegkundige in de ouderenzorg

Wetgeving

  • WMO → hulp, begeleiding & ondersteuning, via gemeente

  • ZVW → persoonlijke verzorging of verpleging thuis, via zorgverzekering

  • WLZ → langdurige & intensieve zorg thuis of in zorginstelling, via CIZ

zorgzwaartebepaling → samen met de client zoekt verpleegkundige naar passend zorgaanbod

indicatiestelling → vaststellen (in minuten) van vereiste zorg, voor zorgverzekeraar om zorgkosten te betalen aan zorginstantie


Wijkteam

HBO-V, MBO-V, verzorgende-IG, helpende

HBO-Verpleegkundige:

  • eindverantwoordelijk

    • indicatiestellingen

    • veiligheid

    • kwaliteit

    • opschalen bij complexe zorg

    • netwerkonderhoud

  • werkzaamheden

    • complexe zorg

    • organisatie deskundigheidbevordering

    • kwaliteit controleren


VPK week 2

Werkgroep 2.1

Zelfredzaamheid

→ het vermogen van mensen om zichzelf te redden op alle levensterreinen met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg

→ het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken

zelfredzaamheidsradar:

zelfzorg

eigen regie

zingeving

identiteit en zelfrespect

sociale integratie

zelfmanagement

sociale netwerk (sociale steun) → belangrijk omdat er niet genoeg mensen in de zorg zijn

ecogram → tool om het sociale netwerk in kaart te brengen


VPK week 3

Werkgroep 3.1

Informele zorg


Vergrijzing

Ouderen → ≥ 65 jaar

Vergrijzing → stijging van het percentage 65-plussers in de bevolking

Ouderen wonen steeds langer thuis.


Vitaal ouder worden is hard werken

Powerful aging → zo veel mogelijk blijven bewegen, trainen van spiervermogen en bewegingssnelheid

Sociaal netwerk

Woonsituatie → gelijkvloerse woning met winkels in de buurt


Zelfredzaamheid

→ het vermogen van mensen om zichzelf te redden op alle levensterreinen met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg

→ Het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiele vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

Begrippen:

  • eigen kracht → zelf kunnen

  • eigen regie → zelf bepalen

  • eigen verantwoordelijkheid → zelf moeten of mogen


Adaptatiestrategieen

  • selectie → focus bepalen, bepaalde dingen niet (meer) doen, kiezen voor dingen die je graag doet

  • optimalisatie → de dingen die je graag doet zo goed mogelijk kunnen blijven doen

  • compensatie → kiezen van alternatieven voor dat wat niet meer lukt


Samenredzaamheid

→ het vermogen van mensen om zich zo veel mogelijk te redden met behulp van vrienden, buren, familie en vrijwilligers

Als het niet meer alleen gaat → hulp vragen

Gezondheidsvaardigheden nodig:

inzicht in zorgbehoefte → inzicht in wat nodig is → weten wie kan helpen en hoe dat te organiseren

Belemmeringen voor samenredzaamheid:

  • vraagverlegenheid (angst om om hulp te vragen)

    • wederkerigheid (het gevoel niet genoeg terug te kunnen doen)

    • belasting van het sociale netwerk

    • privacy

  • overbelasting mantelzorger


Sociale netwerk

  • praktische, sociale en/of emotionele steun

  • meer plezier

  • meer zelfredzaamheid

  • groter gevoel van eigenwaarde

Sociale netwerk in kaart brengen

→ genogram

→ ecogram

→ mantelscan


Eenzaamheid

→ Het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties

  • sociale eenzaamheid → subjectief ervaren gemis van betekenisvolle relaties met een bredere groep mensen om je heen

  • emotionele eenzaamheid → subjectief ervaren van een sterk gemis rond de afwezigheid van een intieme relatie, een emotioneel hechte band met een partner of hartsvriend(in)

Investeren in sociaal kapitaal

  • hangt af van bepaalde persoonlijkheidskenmerken

    → gunstig: extraversie, openstaan voor veranderingen

    → vriendelijkheid en mildheid zorgen voor emotionele steun


Mantelzorgers

  • omgaan met weerstand van de oudere om om hulp te vragen

  • combineren van mantelzorg met werk en gezin

  • samenwerken en afstemmen met professionele zorgverleners

Kwaliteit van leven en welzijn mantelzorgers

positief → goede relatie met zorgvrager → intrinsieke motivatie

negatief → slechtere gezondheid zorgvrager → meer uren mantelzorg → meer mantelzorgtaken

intrinsieke/extrinsieke motivatie

Verschillende groepen mantelzorgers hebben verschillende behoeften


SOFA model

Samenwerken → partner in zorg

  • de mantelzorger neemt een belangrijk deel van de zorg over

  • de mantelzorger wil kennis en ervaring delen en samen de zorg vormgeven

Ondersteunen → mogelijke hulpvrager

  • de mantelzorger heeft een eigen hulpbehoefte die soms anders is als die van de zorgvrager

  • de zorg voor de naaste kan ook te belastend zijn

Faciliteren → persoonlijk betrokkene

  • de mantelzorger heeft behoefte aan aandacht voor de impact van de ziekte op zijn/haar relatie

  • de mantelzorger blijft in eerste plaats de partner/kind/vriend van de zorgvrager

Afstemmen → expert

  • de mantelzorger kent de zorgvrager goed en heeft eigen perspectief op situatie


Langer thuis wonen voor ouderen

  • betere ondersteuning en zorg thuis

  • hulp aan mantelzorgers en vrijwilligers

  • meer geschikte woningen voor ouderen


Werkgroep 3.2

Welbevinden en zingeving


2 soorten welbevinden

  • hedonistisch (subjective wellbeing) → geluk

    • tevreden met het leven

    • positief affect hoog

    • negatief affect laag

  • Eudaimonisch (psychological wellbeing) → zingeving

    • 7 dimensies

      • doelgerichtheid → leef je ergens naar toe wat je van waarde vindt?

      • morele rechtvaardiging → is je leven moreel te verantwoorden?

      • eigenwaarde → vind je jezelf de moeite waard?

      • competentie → heb je het gevoel dat je invloed hebt op je leven?

      • begrijpelijkheid → heb je een begrijpelijk verhaal over je leven?

      • verbondenheid → voel je je verbonden met anderen?

      • verwondering → waardoor wordt je geraakt? voel je je betrokken bij iets?

      • (transcendentie) → voel je je deel van een groter geheel

zingeving → een individuele perceptie, begrip of geloof over het eigen leven en de activiteiten en de waarde die daaraan wordt toegeschreven. zingeving gaat over engagement of de betrokkenheid bij doelen of een zingevingskader en over het daarop volgende gevoel van vervulling of tevredenheid, of het gebrek daaraan.


zin in het leven vergroot

  • welbevinden

  • kwaliteit van leven

  • gezondheid

zin in het leven vermindert

  • risico op cognitieve achteruitgang

  • risico op overlijden


zingevingsbronnen:

  • zelf

  • anderen

  • omgeving

  • het leven

belemmerende factoren:

  • verlieservaringen

  • verminderde vermogens

  • beperkte toekomst

  • beeldvorming maatschappij van ouderen

  • maatschappelijke waardering van ouderen

behouden door:

  • onderhouden

  • aanpassen

  • ontdekken


Risicogroepen voor verminderde zingeving:

  • gezondheidsproblemen

  • verminderde ADL

  • laag opleidingsniveau

  • laag inkomen

  • alleen

  • slechte kwaliteit relatie

  • sociale isolatie

  • verminderde activiteiten

  • geen religieuze overtuiging


Werkgroep 3.3

Verlieservaringen en rouw


Rouw als transitieproces

  • bij groot verlies specifieke fase om tot nieuwe betekenis te komen → cirkel van verlies

  • verliesopleving

  • behoeftegericht transitiemodel


Behoeften bij rouw

  • biologisch → survivalbehoeften - aandacht voor verliesimpact

  • sociaal → affectieve behoeften - aandacht voor verliessupport

  • psychologisch → zelfreflectie/zelfsturingbehoeften - aandacht voor verliescoping

Aandachtsdriehoek verpleegkundige

→ aandacht voor biopsychosociale behoeften


Effectief rouwgedrag

  • affectiebrein → affectieve reacties en behoeften op verlies (gevoel)

  • verstandsbrein → cognitieve reacties en behoeften (verstand)


Ineffectieve rouw (risico)

  • disbalans affectiebrein en verstandsbrein

    • gevoelsarm, beredeneerd rouwgedrag

    • emotiegestuurd, onberedeneerd rouwgedrag

  • survivalbrain

    • gevoelsarm en onberedeneerd rouwgedrag

VPK week 4

Dementie

→ een stoornis van de informatieverwerking in de hersenen, waardoor iemand steeds meer beperkt wordt in het dagelijks leven

  • nieuwe informatie wordt niet opgeslagen

  • opgeslagen informatie wordt niet gevonden

  • informatie wordt niet herkend


Wanneer dementie?

  • de verschijnselen het dagelijks leven beperken

  • duidelijke achteruitgang ten opzichte van eerder niveau van functioneren

  • diagnose gesteld dmv anamnese, hetero-anamnese en objectief onderzoek

  • geen sprake van delier of depressie

  • minstens 2 van volgende verschijnselen

    • geheugenstoornissen

    • uitvoerende functiestoornis

    • visuospatiele functiestoornis

    • taalfunctiestoornis

    • verandering persoonlijkheid en gedrag

      • psychisch

      • sociaal

bijkomende verschijnselen:

  • voedingsstoornis

  • incontinentie

  • mobiliteitsstoornis

  • geen pijnuiting


Risicofactoren

leeftijd → grootste factor

gezond leven belangrijk


Positief omgaan met dementie

  • persoonsgerichte zorg → emancipatoir

  • belevingsgerichte zorg → dementiezorg

  • menslievende zorg → palliatief


Ethiek

ethiek → systematische reflectie op moraal

moraal → het geheel van normen en waarden op basis waarvan mensen handelen


4 basisprincipes ethiek

  • autonomie

  • weldoen

  • niet schaden

  • rechtvaardigheid


Autonomie

→ zichzelf de wet stellen

→ het hebben van eigen redenen voor het maken van keuzes

niet → zoek het allemaal maar uit

vrij zijn van/vrij zijn tot

negatieve autonomie → blijf van me af

  • door ziekte vaak verlies van controle over situatie / weinig greep op het eigen leven

  • door ouderdom en -kwalen vaak minder mogelijkheid tot volledig zelfstandig leven

  • hoe toenemend afhankelijk en toch autonoom zijn?

  • verpleegkundigen houden zich bezig met gevolgen van ziekte → afhankelijkheid ernstig probleem

autonomie is context gebonden


Professionele autonomie

wat valt binnen de professionele standaard/ruimte om zelf besluiten te nemen

niet → persoonlijke opvatting professional


Paternalisme

→ het zonder toestemming van een persoon immengen in diens vrijheid of autonomie met als motief het welzijn, het goede, de belangen van deze persoon te bevorderen

in de praktijk → is dit wat de patiënt werkelijk wil, of moet ik ingrijpen om iemands bestwil?


Wanneer is paternalisme slecht?

  • het gaat in tegen vrijheid/autonomie van patiënt

  • het houdt geen rekening met wensen/voorkeur van patiënt

soms → het beoogt welzijn patiënt, dus soms te rechtvaardigen.

Kennislijn OP3

VPK week 1

Werkgroep 1.1

Gezond ouder worden

Wat beïnvloedt gezond ouder worden?

→ gezondheidsmodel van lalonde, determinanten van gezondheid

→ ICF model


Healthy aging


Positieve gezondheid → Huber

  • lichaamsfuncties

  • mentale functies

  • spirituele dimensie

  • kwaliteit van leven

  • sociaal-maatschappelijke participatie

  • dagelijks functioneren


Rol hbo-verpleegkundige bij gezond ouder worden

  • primaire preventie, gezondheidsbevordering

    → preventief huisbezoek door wijkvpk

  • secundaire preventie

    → preventieve maatregelen ter vermindering van ziektelast/aandoening/voorkomen van verergering


Praktijk

→ kijk naar héél de mens, niet alleen naar een (mogelijke) ziekte of aandoening

  • verpleegkundige diagnostiek via PES/NIC/NOC

  • gespreksvoering (zelfmanagement, zelfredzaamheidradar)


Geriatric giants

5 reuzen in zorg voor kwetsbare ouderen

  • cognitieve problemen

  • incontinentie

  • immobiliteit

  • vallen

  • polyfarmacie


Belangrijkste thema’s voor ouderen

  • kwaliteit van leven

  • zelf de regie houden

  • thuis wonen en zorg dichtbij

  • problemen voorkomen (preventie en vroegsignalering)

  • duidelijke en toegankelijke informatie

  • respectvol en vriendelijk behandeld worden

  • samenwerking en afstemming

  • betaalbare zorg


Werkgroep 1.4

Vroegtijdige risicosignalering bij ouderen

risicosignalering → het in een vroeg stadium signaleren van (gezondheidsrisicos) bij je client door het situatie


Geriatric giants

5 reuzen in zorg voor kwetsbare ouderen

  • instabiliteit

  • immobiliteit

  • intoxicatie

  • intellectuele achteruitgang

  • incontinentie

Vaak meerdere (chronische) aandoeningen (organen, cognitie, bewegingsapparaat) → frailty

Veel & vaak tegenstrijdige adviezen en interventies


Vroegtijdige risicosignalering

  • comprehensive geriatric assessment

  • frailty indicator


Gezondheid op oudere leeftijd

  • coping & care > cure

  • kwetsbaarheid signaleren en risicobeperking

  • zelfmanagement

  • kwaliteit van leven

  • functioneren & participatie

  • eigen regie

  • sociale contacten

  • leefstijl

  • omgaan met verlies


Zelfmanagement & aanpassing

  • iets niet meer doen

  • iets aangepast doen

  • kiezen wanneer iets wel of niet doen

Veerkracht & coping

  • voorbereiden op toekomst

    • mentaal

    • fysiek

  • ergens mee om leren kunnen gaan

  • berusten


Van belang voor gezondheid op hoge leeftijd

  • thuis wonen, zorg dichtbij

  • informatie duidelijk en toegankelijk

  • respectvolle en vriendelijke behandeling

  • samenwerking en afstemming

  • betaalbare zorg


Binnen de gezondheidszorg:

  • healing environment

  • focus op zelfmanagement

  • complexiteit van problematiek herkennen (medisch en verpleegkundig)

  • multidisciplinaire samenwerking

  • kijk naar heel de mens, niet alleen naar aandoening

  • relateer aan thuissituatie, socio-economische situatie en competenties mbt de gezondheid

  • welzijn en welbevinden, kwaliteit van leven

  • samenzorg


Buiten de gezondheidszorg:

  • participatie

  • activiteiten

  • fysieke / economische interventies


Werkgroep 1.5

De wijkverpleegkundige in de ouderenzorg

Wetgeving

  • WMO → hulp, begeleiding & ondersteuning, via gemeente

  • ZVW → persoonlijke verzorging of verpleging thuis, via zorgverzekering

  • WLZ → langdurige & intensieve zorg thuis of in zorginstelling, via CIZ

zorgzwaartebepaling → samen met de client zoekt verpleegkundige naar passend zorgaanbod

indicatiestelling → vaststellen (in minuten) van vereiste zorg, voor zorgverzekeraar om zorgkosten te betalen aan zorginstantie


Wijkteam

HBO-V, MBO-V, verzorgende-IG, helpende

HBO-Verpleegkundige:

  • eindverantwoordelijk

    • indicatiestellingen

    • veiligheid

    • kwaliteit

    • opschalen bij complexe zorg

    • netwerkonderhoud

  • werkzaamheden

    • complexe zorg

    • organisatie deskundigheidbevordering

    • kwaliteit controleren


VPK week 2

Werkgroep 2.1

Zelfredzaamheid

→ het vermogen van mensen om zichzelf te redden op alle levensterreinen met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg

→ het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken

zelfredzaamheidsradar:

zelfzorg

eigen regie

zingeving

identiteit en zelfrespect

sociale integratie

zelfmanagement

sociale netwerk (sociale steun) → belangrijk omdat er niet genoeg mensen in de zorg zijn

ecogram → tool om het sociale netwerk in kaart te brengen


VPK week 3

Werkgroep 3.1

Informele zorg


Vergrijzing

Ouderen → ≥ 65 jaar

Vergrijzing → stijging van het percentage 65-plussers in de bevolking

Ouderen wonen steeds langer thuis.


Vitaal ouder worden is hard werken

Powerful aging → zo veel mogelijk blijven bewegen, trainen van spiervermogen en bewegingssnelheid

Sociaal netwerk

Woonsituatie → gelijkvloerse woning met winkels in de buurt


Zelfredzaamheid

→ het vermogen van mensen om zichzelf te redden op alle levensterreinen met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg

→ Het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiele vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

Begrippen:

  • eigen kracht → zelf kunnen

  • eigen regie → zelf bepalen

  • eigen verantwoordelijkheid → zelf moeten of mogen


Adaptatiestrategieen

  • selectie → focus bepalen, bepaalde dingen niet (meer) doen, kiezen voor dingen die je graag doet

  • optimalisatie → de dingen die je graag doet zo goed mogelijk kunnen blijven doen

  • compensatie → kiezen van alternatieven voor dat wat niet meer lukt


Samenredzaamheid

→ het vermogen van mensen om zich zo veel mogelijk te redden met behulp van vrienden, buren, familie en vrijwilligers

Als het niet meer alleen gaat → hulp vragen

Gezondheidsvaardigheden nodig:

inzicht in zorgbehoefte → inzicht in wat nodig is → weten wie kan helpen en hoe dat te organiseren

Belemmeringen voor samenredzaamheid:

  • vraagverlegenheid (angst om om hulp te vragen)

    • wederkerigheid (het gevoel niet genoeg terug te kunnen doen)

    • belasting van het sociale netwerk

    • privacy

  • overbelasting mantelzorger


Sociale netwerk

  • praktische, sociale en/of emotionele steun

  • meer plezier

  • meer zelfredzaamheid

  • groter gevoel van eigenwaarde

Sociale netwerk in kaart brengen

→ genogram

→ ecogram

→ mantelscan


Eenzaamheid

→ Het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties

  • sociale eenzaamheid → subjectief ervaren gemis van betekenisvolle relaties met een bredere groep mensen om je heen

  • emotionele eenzaamheid → subjectief ervaren van een sterk gemis rond de afwezigheid van een intieme relatie, een emotioneel hechte band met een partner of hartsvriend(in)

Investeren in sociaal kapitaal

  • hangt af van bepaalde persoonlijkheidskenmerken

    → gunstig: extraversie, openstaan voor veranderingen

    → vriendelijkheid en mildheid zorgen voor emotionele steun


Mantelzorgers

  • omgaan met weerstand van de oudere om om hulp te vragen

  • combineren van mantelzorg met werk en gezin

  • samenwerken en afstemmen met professionele zorgverleners

Kwaliteit van leven en welzijn mantelzorgers

positief → goede relatie met zorgvrager → intrinsieke motivatie

negatief → slechtere gezondheid zorgvrager → meer uren mantelzorg → meer mantelzorgtaken

intrinsieke/extrinsieke motivatie

Verschillende groepen mantelzorgers hebben verschillende behoeften


SOFA model

Samenwerken → partner in zorg

  • de mantelzorger neemt een belangrijk deel van de zorg over

  • de mantelzorger wil kennis en ervaring delen en samen de zorg vormgeven

Ondersteunen → mogelijke hulpvrager

  • de mantelzorger heeft een eigen hulpbehoefte die soms anders is als die van de zorgvrager

  • de zorg voor de naaste kan ook te belastend zijn

Faciliteren → persoonlijk betrokkene

  • de mantelzorger heeft behoefte aan aandacht voor de impact van de ziekte op zijn/haar relatie

  • de mantelzorger blijft in eerste plaats de partner/kind/vriend van de zorgvrager

Afstemmen → expert

  • de mantelzorger kent de zorgvrager goed en heeft eigen perspectief op situatie


Langer thuis wonen voor ouderen

  • betere ondersteuning en zorg thuis

  • hulp aan mantelzorgers en vrijwilligers

  • meer geschikte woningen voor ouderen


Werkgroep 3.2

Welbevinden en zingeving


2 soorten welbevinden

  • hedonistisch (subjective wellbeing) → geluk

    • tevreden met het leven

    • positief affect hoog

    • negatief affect laag

  • Eudaimonisch (psychological wellbeing) → zingeving

    • 7 dimensies

      • doelgerichtheid → leef je ergens naar toe wat je van waarde vindt?

      • morele rechtvaardiging → is je leven moreel te verantwoorden?

      • eigenwaarde → vind je jezelf de moeite waard?

      • competentie → heb je het gevoel dat je invloed hebt op je leven?

      • begrijpelijkheid → heb je een begrijpelijk verhaal over je leven?

      • verbondenheid → voel je je verbonden met anderen?

      • verwondering → waardoor wordt je geraakt? voel je je betrokken bij iets?

      • (transcendentie) → voel je je deel van een groter geheel

zingeving → een individuele perceptie, begrip of geloof over het eigen leven en de activiteiten en de waarde die daaraan wordt toegeschreven. zingeving gaat over engagement of de betrokkenheid bij doelen of een zingevingskader en over het daarop volgende gevoel van vervulling of tevredenheid, of het gebrek daaraan.


zin in het leven vergroot

  • welbevinden

  • kwaliteit van leven

  • gezondheid

zin in het leven vermindert

  • risico op cognitieve achteruitgang

  • risico op overlijden


zingevingsbronnen:

  • zelf

  • anderen

  • omgeving

  • het leven

belemmerende factoren:

  • verlieservaringen

  • verminderde vermogens

  • beperkte toekomst

  • beeldvorming maatschappij van ouderen

  • maatschappelijke waardering van ouderen

behouden door:

  • onderhouden

  • aanpassen

  • ontdekken


Risicogroepen voor verminderde zingeving:

  • gezondheidsproblemen

  • verminderde ADL

  • laag opleidingsniveau

  • laag inkomen

  • alleen

  • slechte kwaliteit relatie

  • sociale isolatie

  • verminderde activiteiten

  • geen religieuze overtuiging


Werkgroep 3.3

Verlieservaringen en rouw


Rouw als transitieproces

  • bij groot verlies specifieke fase om tot nieuwe betekenis te komen → cirkel van verlies

  • verliesopleving

  • behoeftegericht transitiemodel


Behoeften bij rouw

  • biologisch → survivalbehoeften - aandacht voor verliesimpact

  • sociaal → affectieve behoeften - aandacht voor verliessupport

  • psychologisch → zelfreflectie/zelfsturingbehoeften - aandacht voor verliescoping

Aandachtsdriehoek verpleegkundige

→ aandacht voor biopsychosociale behoeften


Effectief rouwgedrag

  • affectiebrein → affectieve reacties en behoeften op verlies (gevoel)

  • verstandsbrein → cognitieve reacties en behoeften (verstand)


Ineffectieve rouw (risico)

  • disbalans affectiebrein en verstandsbrein

    • gevoelsarm, beredeneerd rouwgedrag

    • emotiegestuurd, onberedeneerd rouwgedrag

  • survivalbrain

    • gevoelsarm en onberedeneerd rouwgedrag

VPK week 4

Dementie

→ een stoornis van de informatieverwerking in de hersenen, waardoor iemand steeds meer beperkt wordt in het dagelijks leven

  • nieuwe informatie wordt niet opgeslagen

  • opgeslagen informatie wordt niet gevonden

  • informatie wordt niet herkend


Wanneer dementie?

  • de verschijnselen het dagelijks leven beperken

  • duidelijke achteruitgang ten opzichte van eerder niveau van functioneren

  • diagnose gesteld dmv anamnese, hetero-anamnese en objectief onderzoek

  • geen sprake van delier of depressie

  • minstens 2 van volgende verschijnselen

    • geheugenstoornissen

    • uitvoerende functiestoornis

    • visuospatiele functiestoornis

    • taalfunctiestoornis

    • verandering persoonlijkheid en gedrag

      • psychisch

      • sociaal

bijkomende verschijnselen:

  • voedingsstoornis

  • incontinentie

  • mobiliteitsstoornis

  • geen pijnuiting


Risicofactoren

leeftijd → grootste factor

gezond leven belangrijk


Positief omgaan met dementie

  • persoonsgerichte zorg → emancipatoir

  • belevingsgerichte zorg → dementiezorg

  • menslievende zorg → palliatief


Ethiek

ethiek → systematische reflectie op moraal

moraal → het geheel van normen en waarden op basis waarvan mensen handelen


4 basisprincipes ethiek

  • autonomie

  • weldoen

  • niet schaden

  • rechtvaardigheid


Autonomie

→ zichzelf de wet stellen

→ het hebben van eigen redenen voor het maken van keuzes

niet → zoek het allemaal maar uit

vrij zijn van/vrij zijn tot

negatieve autonomie → blijf van me af

  • door ziekte vaak verlies van controle over situatie / weinig greep op het eigen leven

  • door ouderdom en -kwalen vaak minder mogelijkheid tot volledig zelfstandig leven

  • hoe toenemend afhankelijk en toch autonoom zijn?

  • verpleegkundigen houden zich bezig met gevolgen van ziekte → afhankelijkheid ernstig probleem

autonomie is context gebonden


Professionele autonomie

wat valt binnen de professionele standaard/ruimte om zelf besluiten te nemen

niet → persoonlijke opvatting professional


Paternalisme

→ het zonder toestemming van een persoon immengen in diens vrijheid of autonomie met als motief het welzijn, het goede, de belangen van deze persoon te bevorderen

in de praktijk → is dit wat de patiënt werkelijk wil, of moet ik ingrijpen om iemands bestwil?


Wanneer is paternalisme slecht?

  • het gaat in tegen vrijheid/autonomie van patiënt

  • het houdt geen rekening met wensen/voorkeur van patiënt

soms → het beoogt welzijn patiënt, dus soms te rechtvaardigen.