knowt logo

Biologie

EXAMEN II

STOFWISSELING


Celademhaling

  • Wat is de meervoudige betekenis van “ademhaling”

  • Wat betekent “katabolisme”

  • Op welke vier manieren kan de energie bij dissimilatiereacties worden aangewend?

Vormen van celademhaling

  • Op welke vier manieren kan celademhaling doorgaan? (an/aëroob, on/volledige oxidatie)

  • Op p.12 moet je van de drie reactievergelijkingen enkel de bovenste (aërobe met volledige oxidatie) kennen

De aërobe verademing van glucose

  • p.13: de reactietypes hoef je niet te kennen (oxidaties, fosforylaties, …)

  • p.13 Van de vier fasen (glycolyse, omzetting van pyrodruivenzuur in acetyl-coënzym A, citroenzuurcyclus, eindoxidaties) moet je de naam kennen, de juiste volgorde, kort omschrijven wat er gebeurt en de reactievergelijkingen HERKENNEN.

  • Ook weten wat de functie van NADH en FADH is in dit proces

  • Kunnen aangeven in welke fase zuurstofgas verbruikt wordt

  • p. 14 de ademhalingsketen herkennen en kunnen benoemen + weten hoeveel ATP er bij elke elektroncarrier opgewekt wordt.

  • p.15 getallen in kadertje hoef je niet van buiten te kennen, maar wel weten dat de grootste hoeveelheid ATP gevormd wordt tijdens de eindoxidaties van NADH en FADH2

  • Waarom wordt 1 mol glucose niet in één keer verbrand? (Omdat die energie dan niet bruikbaar zou zijn. Vandaar in kleine stapjes: minder energie in totaal, maar wel bruikbaar)

  • p.16 reactiemechanisme herkennen als de glycolyse

  • p.17 reactiemechanisme herkennen als de citroenzuurcyclus

  • p.18 en 19: geen reacties van buiten kennen, maar wel denkvragen kunnen oplossen


ERFELIJKHEIDSLEER


Mendeliaanse overerving


Inleiding

  • Wat betekent het begrip “genotype”?

  • Wat betekent het begrip “fenotype”?

  • Waardoor wordt het fenotype van een organisme bepaald? (let op: wisselwerking tussen milieu en genotype! verschillende gevallen + telkens voorbeeld kunnen geven)

  • Levensverhaal van Gregor Mendel en andere wetenschappers + jaartallen

Monohybride kruisingen

  • Wat is de “parentale generatie”?

  • Wat is zelfbestuiving?

  • Wat is kruisbestuiving?

  • Wat is een reciproque kruising?

  • De termen “dominant” en “recessief” zijn heel belangrijk

  • Wat zijn “factoren” of “allelen”?

  • Het experiment van Mendel met de erwten hoef je niet van buiten te kennen, maar je moet wel het belang ervan kunnen uitleggen aan de hand van een gegeven kruisingsschema.

  • Een vierkant van Punnett kunnen tekenen

  • De getallen op p.5 onderaan zijn uiteraard niet te kennen

  • Voorbeelden op p.6 zijn niet te kennen

  • Het begrip “codominantie” begrijpen en kunnen toepassen in oefeningen

  • Wat bedoelt men met “het intermediaire kenmerk”?

  • Oefeningen zoals op p.8 en 13,14  kunnen oplossen (op het leerpad staat een extra stukje omtrent stambomen, mocht je hier extra uitleg over willen → STAMBOMEN )

  • De drie wetten van Mendel zijn te kennen (uniformiteitswet, splitsingswet, onafhankelijkheidswet)

De teskruising

Bijzondere gevallen

  • Wat is letale aanleg? + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat is pleiotropie (polyfenie)?  + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat is polygenie?  + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat zijn multipele allelen?  + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat is de sexratio? Hoe wordt deze berekend?

  • Waarom is de sexratio > 100 bij bevruchting?

  • Waarom daalt de sexratio bij oudere leeftijdscategorieën? (begrip: heymizygoot)

  • Geslachtsgebonden kenmerken: denkvragen en  oefeningen kunnen oplossen.

OPGELET: in de cursus is door omzetting naar pdf de correcte notatie van een geslachtsgebonden kenmerk misgelopen. We noteren de factor A of a telkens als superscript boven het geslachtschromosoom.

DUS: XA (en niet XA) of Xa (en niet Xa)

Dihybride kruisingen

  • Oefeningen kunnen oplossen rond dihybride kruisingen met of zonder codominantie

  • Een dihybride kruising kun je zien als twee afzonderlijke monohybride kruisingen op voorwaarde dat de beide kenmerken afzonderlijk overerven (= de onafhankelijkheidswet van Mendel)

Cryptomerie

  • Wat zijn omzettingsfactoren? + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat zijn inhibitiefactoren? + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat zijn additionele of complementaire factoren? + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat zijn duplicate factoren? + kunnen herkennen in een gegeven situatie  (= polygenie!)

  • Wat zijn cummulatieve factoren? + kunnen herkennen in een gegeven situatie (= polygenie!)

Polyhybride kruisingen

  • Ik kan de logische optelling en logische vermenigvuldiging gebruiken om de kans op een bepaald fenotype te berekenen

  • Ik kan oefeningen omtrent polyhybride kruisingen oplossen aan de hand van kansrekening

Gekoppelde overerving

  • De proeven van Morgan hoef je niet te kunnen uitleggen, maar zorg dat je het principe achter “gekoppelde overerving” wel goed begrijpt.

  • Geef drie praktische redenen om fruitvliegjes te gebruiken voor genetisch onderzoek.

  • Wat verstaan we onder “gekoppelde factoren”? (of factorenkoppeling)

  • Wat is crossing-over en wat is er het gevolg van voor gekoppelde factoren?

  • Wat zijn recombinanten?

  • Bewijzen voor crossing over

  • Wat is de koppelingsgraad?

  • Wat is de crossing-over frequentie? (of scheidingsgraad of recombinatiefrequentie?)

  • Wat is het verband tussen de crossing-over frequentie en de positie van twee genen op het chromosoom?

  • Waarom is de crossing-over frequentie maximaal 50%?

  • Wat is één kaarteenheid?

  • Wat is een chromosomenkaart (of gene map) en op basis van welk principe worden deze kaarten opgesteld?

  • Wat is het nut van zo’n chromosomenkaart?

  • Oefeningen rond gekoppelde overerving kunnen oplossen https://youtu.be/2MCetRXFtfc

  • Op het leerpad staat een interessante opmerking + een zelftest (--> gekoppelde overerving )

Erfelijkheid bij de mens

  • Waarom is het erfelijkheidsonderzoek bij de mens minder ver gevorderd? (geef 3 redenen)

  • Met welke 4 methoden voert men onderzoek uit naar de erfelijkheid van de mens? (Statistisch onderzoek, stamboomonderzoek, tweelingenonderzoek, cytogenetisch onderzoek). Van die vier methoden hoef je enkel het stuk rond tweelingenonderzoek goed te kennen

  • Welke soort tweelingen zijn interessant voor genetisch onderzoek? Waarom?

  • Wat is de erfelijkheidsgraad? Hoe wordt het berekend? Wat kan je er uit leren?

  • Er zijn zeldzame gevallen bekend van tweelingen die kort na de geboorte van elkaar gescheiden worden. Wat kunnen we uit deze zeldzame gevallen leren? Zijn deze conclusies wetenschappelijk/statistisch relevant?

<del>Populatiegenetica</del>


EVOLUTIELEER


Evolutietheorieën


Inleiding

  • Geef vier eigenschappen van het evolutieproces

  • Wat is de definitie van een “soort”?

Eerste evolutietheorieën


De theorie van Lamarck

  • Wat zijn de twee kerngedachten in de theorie van Lamarck?

  • Waarom was de theorie van Lamarck fundamenteel fout?

  • Georges Cuvier als tegenhanger van Lamarck

De theorie van Darwin

  • Het levensverhaal van Darwin

  • Wat zijn de vier punten van de natuurlijke selectietheorie? (de vier belangrijkste ideeën van Darwin’s theorie)  (onderaan p.7)

  • Link de vier punten van Darwin’s theorie aan een concreet voorbeeld van een adaptatie (bv. de lange nek van een giraf).

  • Wat is een adaptatie?

  • Wat bedoelt men met een trade-off?

De Moderne Synthese

  • Volgens de moderne synthese is evolutie het gevolg van 4 verschillende factoren. Welke? (de vier “pijlers” van de moderne synthese: mutatie, recombinatie, selectie en isolatie).

  • Hoe kunnen mutaties aanleiding geven tot nieuwe soorten?

  • Wat is het belang van recombinatie binnen de evolutie van soorten?

  • Welke vormen van selectie zijn er?

  • Wat verstaat men onder natuurlijke selectie? (kunnen uitleggen en een aantal voorbeelden kunnen geven)

  • Leg uit hoe camouflagekleuren in organismen zijn ontstaan? (bv. leaf butterfly)

  • Wat zijn  waarschuwingskleuren en hoe zijn ze kunnen ontstaan? (bv. pijlgifkikker)

  • Wat is mimicry? (een voorbeeld kunnen geven)

  • Wat is mimicry van Bates? (een voorbeeld kunnen geven + het evolutieve voordeel uitleggen)

  • Wat verstaat men onder seksuele selectie? (kunnen uitleggen en een aantal voorbeelden kunnen geven)

  • Seksuele selectie is soms in strijd met natuurlijke selectie (bv. pauwenstaart). Wat is er dan het voordeel van? Wat is het onderliggende signaal naar het andere geslacht?

  • Wat verstaat men onder kunstmatige  selectie? (kunnen uitleggen en een aantal voorbeelden kunnen geven)

  • Welke vormen van isolatie bestaan er? (vooral geografische isolatie is belangrijk en moet je kunnen uitleggen)

  • Hoe kan isolatie tot de evolutie van nieuwe soorten bijdragen?

  • p.15 In welke context gebruiken wetenschappers het woord “theorie” (bv. in evolutietheorie)

  • p.15: Waarom is het verkeerd om te denken dat mensen afkomstig zijn van chimpansees? Hoe zit het dan wel?

Aanwijzingen voor evolutie

  • Geef een aantal aanwijzingen uit de paleontologie voor de evolutietheorie

  • Dateringsmethoden

  • Leg in eigen woorden uit waarom wetenschappers ervan uitgaan dat walvissen geëvolueerd zijn uit landdieren. (je hoeft de Latijnse namen van de verwante organismen Ambulocetus, Rodhocetus, … uiteraard NIET te kennen)

  • In de evolutieve tak naar het huidige paard zijn adaptaties ontstaan om sneller te kunnen lopen (slanke benen, minder vingers en tenen) en om gras te kunnen kauwen (bredere onderkaak en grote kiezen met richels). Welke natuurlijke selectie zou hier de drijvende kracht achter geweest zijn? (hint: veranderende omgeving)

  • Geef een aantal aanwijzingen uit de anatomie voor de evolutietheorie

  • Wat zijn homologe organen?

  • Wat zijn analoge organen?

  • Wat zijn rudimentaire organen?

  • Welke aanwijzing voor evolutie vinden we in de moleculaire genetica?

  • Wat is een cladogram?

  • Waarom zijn er meer genetische verschillen tussen soorten die minder verwant zijn?

Geef één argument pro evolutietheorie uit ofwel de embryologie, de ethologie of de biogeografie (je mag één kiezen, de rest van deze stukjes hoef je niet te kennen)

EV

Biologie

EXAMEN II

STOFWISSELING


Celademhaling

  • Wat is de meervoudige betekenis van “ademhaling”

  • Wat betekent “katabolisme”

  • Op welke vier manieren kan de energie bij dissimilatiereacties worden aangewend?

Vormen van celademhaling

  • Op welke vier manieren kan celademhaling doorgaan? (an/aëroob, on/volledige oxidatie)

  • Op p.12 moet je van de drie reactievergelijkingen enkel de bovenste (aërobe met volledige oxidatie) kennen

De aërobe verademing van glucose

  • p.13: de reactietypes hoef je niet te kennen (oxidaties, fosforylaties, …)

  • p.13 Van de vier fasen (glycolyse, omzetting van pyrodruivenzuur in acetyl-coënzym A, citroenzuurcyclus, eindoxidaties) moet je de naam kennen, de juiste volgorde, kort omschrijven wat er gebeurt en de reactievergelijkingen HERKENNEN.

  • Ook weten wat de functie van NADH en FADH is in dit proces

  • Kunnen aangeven in welke fase zuurstofgas verbruikt wordt

  • p. 14 de ademhalingsketen herkennen en kunnen benoemen + weten hoeveel ATP er bij elke elektroncarrier opgewekt wordt.

  • p.15 getallen in kadertje hoef je niet van buiten te kennen, maar wel weten dat de grootste hoeveelheid ATP gevormd wordt tijdens de eindoxidaties van NADH en FADH2

  • Waarom wordt 1 mol glucose niet in één keer verbrand? (Omdat die energie dan niet bruikbaar zou zijn. Vandaar in kleine stapjes: minder energie in totaal, maar wel bruikbaar)

  • p.16 reactiemechanisme herkennen als de glycolyse

  • p.17 reactiemechanisme herkennen als de citroenzuurcyclus

  • p.18 en 19: geen reacties van buiten kennen, maar wel denkvragen kunnen oplossen


ERFELIJKHEIDSLEER


Mendeliaanse overerving


Inleiding

  • Wat betekent het begrip “genotype”?

  • Wat betekent het begrip “fenotype”?

  • Waardoor wordt het fenotype van een organisme bepaald? (let op: wisselwerking tussen milieu en genotype! verschillende gevallen + telkens voorbeeld kunnen geven)

  • Levensverhaal van Gregor Mendel en andere wetenschappers + jaartallen

Monohybride kruisingen

  • Wat is de “parentale generatie”?

  • Wat is zelfbestuiving?

  • Wat is kruisbestuiving?

  • Wat is een reciproque kruising?

  • De termen “dominant” en “recessief” zijn heel belangrijk

  • Wat zijn “factoren” of “allelen”?

  • Het experiment van Mendel met de erwten hoef je niet van buiten te kennen, maar je moet wel het belang ervan kunnen uitleggen aan de hand van een gegeven kruisingsschema.

  • Een vierkant van Punnett kunnen tekenen

  • De getallen op p.5 onderaan zijn uiteraard niet te kennen

  • Voorbeelden op p.6 zijn niet te kennen

  • Het begrip “codominantie” begrijpen en kunnen toepassen in oefeningen

  • Wat bedoelt men met “het intermediaire kenmerk”?

  • Oefeningen zoals op p.8 en 13,14  kunnen oplossen (op het leerpad staat een extra stukje omtrent stambomen, mocht je hier extra uitleg over willen → STAMBOMEN )

  • De drie wetten van Mendel zijn te kennen (uniformiteitswet, splitsingswet, onafhankelijkheidswet)

De teskruising

Bijzondere gevallen

  • Wat is letale aanleg? + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat is pleiotropie (polyfenie)?  + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat is polygenie?  + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat zijn multipele allelen?  + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat is de sexratio? Hoe wordt deze berekend?

  • Waarom is de sexratio > 100 bij bevruchting?

  • Waarom daalt de sexratio bij oudere leeftijdscategorieën? (begrip: heymizygoot)

  • Geslachtsgebonden kenmerken: denkvragen en  oefeningen kunnen oplossen.

OPGELET: in de cursus is door omzetting naar pdf de correcte notatie van een geslachtsgebonden kenmerk misgelopen. We noteren de factor A of a telkens als superscript boven het geslachtschromosoom.

DUS: XA (en niet XA) of Xa (en niet Xa)

Dihybride kruisingen

  • Oefeningen kunnen oplossen rond dihybride kruisingen met of zonder codominantie

  • Een dihybride kruising kun je zien als twee afzonderlijke monohybride kruisingen op voorwaarde dat de beide kenmerken afzonderlijk overerven (= de onafhankelijkheidswet van Mendel)

Cryptomerie

  • Wat zijn omzettingsfactoren? + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat zijn inhibitiefactoren? + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat zijn additionele of complementaire factoren? + kunnen herkennen in een gegeven situatie

  • Wat zijn duplicate factoren? + kunnen herkennen in een gegeven situatie  (= polygenie!)

  • Wat zijn cummulatieve factoren? + kunnen herkennen in een gegeven situatie (= polygenie!)

Polyhybride kruisingen

  • Ik kan de logische optelling en logische vermenigvuldiging gebruiken om de kans op een bepaald fenotype te berekenen

  • Ik kan oefeningen omtrent polyhybride kruisingen oplossen aan de hand van kansrekening

Gekoppelde overerving

  • De proeven van Morgan hoef je niet te kunnen uitleggen, maar zorg dat je het principe achter “gekoppelde overerving” wel goed begrijpt.

  • Geef drie praktische redenen om fruitvliegjes te gebruiken voor genetisch onderzoek.

  • Wat verstaan we onder “gekoppelde factoren”? (of factorenkoppeling)

  • Wat is crossing-over en wat is er het gevolg van voor gekoppelde factoren?

  • Wat zijn recombinanten?

  • Bewijzen voor crossing over

  • Wat is de koppelingsgraad?

  • Wat is de crossing-over frequentie? (of scheidingsgraad of recombinatiefrequentie?)

  • Wat is het verband tussen de crossing-over frequentie en de positie van twee genen op het chromosoom?

  • Waarom is de crossing-over frequentie maximaal 50%?

  • Wat is één kaarteenheid?

  • Wat is een chromosomenkaart (of gene map) en op basis van welk principe worden deze kaarten opgesteld?

  • Wat is het nut van zo’n chromosomenkaart?

  • Oefeningen rond gekoppelde overerving kunnen oplossen https://youtu.be/2MCetRXFtfc

  • Op het leerpad staat een interessante opmerking + een zelftest (--> gekoppelde overerving )

Erfelijkheid bij de mens

  • Waarom is het erfelijkheidsonderzoek bij de mens minder ver gevorderd? (geef 3 redenen)

  • Met welke 4 methoden voert men onderzoek uit naar de erfelijkheid van de mens? (Statistisch onderzoek, stamboomonderzoek, tweelingenonderzoek, cytogenetisch onderzoek). Van die vier methoden hoef je enkel het stuk rond tweelingenonderzoek goed te kennen

  • Welke soort tweelingen zijn interessant voor genetisch onderzoek? Waarom?

  • Wat is de erfelijkheidsgraad? Hoe wordt het berekend? Wat kan je er uit leren?

  • Er zijn zeldzame gevallen bekend van tweelingen die kort na de geboorte van elkaar gescheiden worden. Wat kunnen we uit deze zeldzame gevallen leren? Zijn deze conclusies wetenschappelijk/statistisch relevant?

<del>Populatiegenetica</del>


EVOLUTIELEER


Evolutietheorieën


Inleiding

  • Geef vier eigenschappen van het evolutieproces

  • Wat is de definitie van een “soort”?

Eerste evolutietheorieën


De theorie van Lamarck

  • Wat zijn de twee kerngedachten in de theorie van Lamarck?

  • Waarom was de theorie van Lamarck fundamenteel fout?

  • Georges Cuvier als tegenhanger van Lamarck

De theorie van Darwin

  • Het levensverhaal van Darwin

  • Wat zijn de vier punten van de natuurlijke selectietheorie? (de vier belangrijkste ideeën van Darwin’s theorie)  (onderaan p.7)

  • Link de vier punten van Darwin’s theorie aan een concreet voorbeeld van een adaptatie (bv. de lange nek van een giraf).

  • Wat is een adaptatie?

  • Wat bedoelt men met een trade-off?

De Moderne Synthese

  • Volgens de moderne synthese is evolutie het gevolg van 4 verschillende factoren. Welke? (de vier “pijlers” van de moderne synthese: mutatie, recombinatie, selectie en isolatie).

  • Hoe kunnen mutaties aanleiding geven tot nieuwe soorten?

  • Wat is het belang van recombinatie binnen de evolutie van soorten?

  • Welke vormen van selectie zijn er?

  • Wat verstaat men onder natuurlijke selectie? (kunnen uitleggen en een aantal voorbeelden kunnen geven)

  • Leg uit hoe camouflagekleuren in organismen zijn ontstaan? (bv. leaf butterfly)

  • Wat zijn  waarschuwingskleuren en hoe zijn ze kunnen ontstaan? (bv. pijlgifkikker)

  • Wat is mimicry? (een voorbeeld kunnen geven)

  • Wat is mimicry van Bates? (een voorbeeld kunnen geven + het evolutieve voordeel uitleggen)

  • Wat verstaat men onder seksuele selectie? (kunnen uitleggen en een aantal voorbeelden kunnen geven)

  • Seksuele selectie is soms in strijd met natuurlijke selectie (bv. pauwenstaart). Wat is er dan het voordeel van? Wat is het onderliggende signaal naar het andere geslacht?

  • Wat verstaat men onder kunstmatige  selectie? (kunnen uitleggen en een aantal voorbeelden kunnen geven)

  • Welke vormen van isolatie bestaan er? (vooral geografische isolatie is belangrijk en moet je kunnen uitleggen)

  • Hoe kan isolatie tot de evolutie van nieuwe soorten bijdragen?

  • p.15 In welke context gebruiken wetenschappers het woord “theorie” (bv. in evolutietheorie)

  • p.15: Waarom is het verkeerd om te denken dat mensen afkomstig zijn van chimpansees? Hoe zit het dan wel?

Aanwijzingen voor evolutie

  • Geef een aantal aanwijzingen uit de paleontologie voor de evolutietheorie

  • Dateringsmethoden

  • Leg in eigen woorden uit waarom wetenschappers ervan uitgaan dat walvissen geëvolueerd zijn uit landdieren. (je hoeft de Latijnse namen van de verwante organismen Ambulocetus, Rodhocetus, … uiteraard NIET te kennen)

  • In de evolutieve tak naar het huidige paard zijn adaptaties ontstaan om sneller te kunnen lopen (slanke benen, minder vingers en tenen) en om gras te kunnen kauwen (bredere onderkaak en grote kiezen met richels). Welke natuurlijke selectie zou hier de drijvende kracht achter geweest zijn? (hint: veranderende omgeving)

  • Geef een aantal aanwijzingen uit de anatomie voor de evolutietheorie

  • Wat zijn homologe organen?

  • Wat zijn analoge organen?

  • Wat zijn rudimentaire organen?

  • Welke aanwijzing voor evolutie vinden we in de moleculaire genetica?

  • Wat is een cladogram?

  • Waarom zijn er meer genetische verschillen tussen soorten die minder verwant zijn?

Geef één argument pro evolutietheorie uit ofwel de embryologie, de ethologie of de biogeografie (je mag één kiezen, de rest van deze stukjes hoef je niet te kennen)

robot