Politiestudies H1
Deel 1: sociologische analyse van de politierol
Hoofdstuk 1: Het politiemandaat, de politierol, mythes, dilemma’s en strategieën.
Franse revolutie: van braaf volgen wat kerk of adel zegt, naar verlichting (zelf nadenken).
Om andere mensenrechten te beschermen moeten de mensenrechten van de dader geschonden worden.
Hangt hard samen met de samenleving.
Komt vaak een dilemma tussen individuele gedachten van de agent, het collectie belang van de maatschappij en de wetgeving aan te pas.
“Wat doet de politie in onze samenleving?”
Er zijn verschillende graden (statuten/werkstellingsgraden):
Agent = basiskader
Inspecteur = 6 jaar
Hoofdinspecteur = middenkader (na 6 jaar)
Commissaris = officier
Hoofdcommissaris (korpschef)
Er heerst een grote machocultuur binnen de politie. Ook seksisme is terug te vinden binnen de politie, voornamelijk bij de special forces.
De politie kan ook op verschillende niveaus een rol toebedeeld krijgen:
Microniveau: het contact tussen politie en burger = zeer belangrijk voor de manier waarop we denken over de politie.
Mesoniveau: relatie politiekorps en gemeenschap.
Macroniveau: relatie politie als instituut en gemeenschap.
Het mandaat van de politie is vastgelegd in het WPA (1992). Het WPA is de wet van het politieambt. Polariseren staat niet in het WPA en zou in principe niet mogen gebeuren. De wet geeft de politie de bevoegdheid om op te treden; m.a.w. er kan geen politie zijn zonder een wet. Er wordt vanuit gegaan dat iedereen vertrekt vanuit hetzelfde idee over ‘orde’.
Je hebt art 1, art 14 (bestuurlijke taken) en art 15 (gerechtelijke taken). Hierin staat dat de enige die bevoegd is om wapens te dragen op straat de politie is, maar door de terreurwet kan het leger dat ook doen (maar niet overal!).
De politie is tweeledig: bestuurlijk en gerechtelijk. Bestuurlijke taken houden ordehandhaving in en alles wat daarmee te maken heeft. De gerechtelijke taken houden opsporingen in (zowel voor opsporingsonderzoek als gerechtelijk onderzoek); alles met misdrijven, strafrecht en strafprocesrecht. Justitie voert controle uit op de politie ivm gerechtelijke taken.
Een mandaat houdt in dat het zo mag/moet uitgevoerd worden, maar dat is niet altijd hoe het verloopt in de praktijk! Er is een verschil tussen het mandaat van de politie en de eigenlijke functie van de politie.
De politiefunctie verwijst naar een reeks van processen met specifieke sociale functies. Het is een universele vereiste voor elke sociale orde. De politiefunctie helpt om orde in de chaos te krijgen, om de openbare orde te handhaven en criminaliteit te bestrijden. Politiefunctie is niet enkel voor het instituut politie, private veiligheid heeft ook een kleine politiebevoegdheid, waaronder privefirmas als Securitas, G4S, Securail,… Ook de douane heeft een politiebevoegdheid in bepaalde omstandigheden zoals auto’s controleren of bepaalde taxen verplicht laten betalen. Niet enkel de politie (als instituut) staat in voor de politiefunctie maar een hele reeks van maatschappelijke instellingen vervullen mede deze taak.
Politie is een sociaal instituut dat aan policing doet (die de politiefunctie uitoefent). De politie als instituut heeft ten alle tijden het monopolie van geweld (wat de andere instituten niet hebben). In België heb je twee soorten politie:
Publieke politie: politie als instituut
Private politie: private veiligheid, organisaties die aan policing doen.
Het leger in tijden van terrorisme deed ook aan policing.
“..a mechanism for the distribution of non-negotiably coercive force employed in accordance with the dictates of an intuitive grasp of situational exigencies (Bittner, 1970, 46)”
Bittner legt goed uit wat de betekenis van de politie en zijn functie in de samenleving is. Hij toont aan dat er veel privéorganisaties aan policing doen, maar het grote verschil met de publieke politie is het monopolie van geweld.
Er zijn private organisaties die wel een wapen dragen, maar eigenlijk mag dat niet; ze mogen ook niemand arresteren (een bevoegdheid enkel voor de publieke politie).
“Onder politie verstaan wij de zorg binnen een bepaalde context voor het handhaven van daar geldende definities van sociale orde of specifieke onderdelen daarvan waarbij - als de situatie dat vergt - in laatste instantie de legale en legitieme mogelijkheid bestaat om gebruik te maken van dwang of geweld. (Cachet, 1990, 89)”
Het is dus niet louter arresteren en de wet doen naleven. De politie moet rekening houden met de context waarin je intervenieert. Er is verschil tussen steden (Gent >< Brussel), binnen steden (Schaarbeek >< Molenbeek), context (straat >< festival), tussen interventies (huiszoeking >< tussenkomst IFG). Ze mogen pas in laatste instantie geweld gebruiken. Het gezag dat ze uitstralen heeft veel invloed in het gedrag van zij die ze aanspreken.
De rol van de politie in de samenleving is zeer complex. Er zijn verschillende discoursen waar de politie rekening mee moet houden (micro-, meso- en macroniveau). Er zal ook altijd maar een klein stuk van de puzzel getoond worden, aangezien het een instituut is dat zeer groot is. Dit maakt het dus ook zeer gevaarlijk om uitspraken te doen over ‘de politie’.
Burgers: bepaalde verwachtingen over de politieagent (microniveau); bepaalde verwachtingen over het politiekorps (mesoniveau); bepaalde verwachtingen over de politie als instituut (macroniveau)
De overheid: burgemeester X heeft andere verwachtingen dan burgemeester Y over zijn lokaal korps (microniveau); de organisatie hangt af van de procureur (mesoniveau)
De politie (zelf): hoe gedraag ik mij als agent? (microniveau); hoe gedraag ik mij binnen mijn korps? (mesoniveau); hoe wordt de Belgische politie bezien vanuit het buitenland? (macroniveau)
De rol van de politie en hun mandaat zijn onlosmakelijk van elkaar.
De politierol houdt in dat de politie moet voldoen aan de verwachtingen van de samenleving. Als ze daaraan voldoen, ontstaat er legitimiteit van de politie. Het is jammer genoeg niet zo gemakkelijk om te voldoen aan de verwachtingen omdat je dominante verwachtingen tegenover verwachtingen van minderheden moet zetten.
De legitimiteit die ze krijgen komt vanuit de samenleving (voldoen aan verwachtingen), maar ook vanuit de wet. Het is gekoppeld aan het feit dat ze monopolie heeft op geweld, maar als dat disproportioneel gebruikt wordt, dan daalt de legitimiteit al. Echter komt het vertrouwen te voet en gaat het te paard, dus het duurt veel langer om legitimiteit te krijgen dan om het te verliezen. Daarnaast zijn ze het enige instituut dat 24/7 klaar staat om te reageren op urgente situaties.
Wat kenmerkend is voor de politierol is:
De urgentie (24/7)
“Peacekeepers” (Bittner): politie is eerder een conflictoplosser via papier (juridisch) en maken gebruik van bemiddeling. Geweld komt pas als laatste, soort van stok achter de deur.
Legaal geweldsmandaat: proportioneel optreden (en het weinig tot niet gebruiken van geweld, zorgt voor legitimiteit).
“Paper, not the sword is the instrument of coercion of our day. (Bittner, 1970)”
Het is niet het zwaard dat vandaag de dag gehoorzaamheid afdwingt, maar veeleer de verbaliserende middelen.
“Police do not prevent crime (Bayley, 1994)”
Politie doet niet aan preventie, patrouilles worden gedaan ter geruststelling van de bevolking. De oorzaak hiervan heeft weinig te maken met criminaliteit. De politie is een eerder een repressief instrument. Het gaat reageren op zaken. 80% van de tijd spenderen ze aan het handhaven van openbare orde en 20% gaat uit naar recherche.
Er is ook geen verband tussen criminaliteitscijfers en de hoeveelheid politie op straat. Het verhaal van meer blauw op straat is goed voor de veiligheidsgevoelens, maar doet de criminaliteit niet dalen (maar juist verplaatsen!).
De verhouding criminaliteitsbestrijding VS ordehandhaving: 20%-80%. Ongeveer 20% heeft te maken met recherche (proactief politiewerk) en vaak gaat dit over eigendomscriminaliteit. 10 tot 15% gaat over zware criminaliteit. 80% van wat ze doen is ordehandhaving (reactief politiewerk), wat het reageren is op vragen van burgers, het onderbreken of kalmeren van conflictsituaties etc. Hier is geen strafwet voor nodig en speelt het uniform een groot belang. Deze verhouding is niet verschillend tussen steden/platteland. Ook historisch is deze verhouding stabiel.
Het politiewerk functioneert binnen drie - elkaar soms tegensprekende - dimensies (MONJARDET):
De politie als een machtsinstrument waaraan bevelen en opdrachten worden gegeven (dimensie STAAT);
De politie als een openbare dienst waar iedereen beroep op kan doen (dimensie BURGER);
De politie als een beroep, een organisatie die haar eigenbelangen ontwikkelt (dimensie ORGANISATIE).
Volgens prof Enhus is er een historische dimensie nodig.
Vandaag de dag is er een nieuwe visie op veiligheid ontstaan, met MvJ Van Quickenborne en MvBiZa Verlinden; er is meer focus op preventie.
Het feitelijk werk van de politie wordt gekenmerkt door dilemma’s:
De politieman heeft een hele reeks contradictoire ‘publieken’: burgers, politici, minderheidsgroepen, criminelen,… De agent moet handelen vinnen wettelijk kader, maar het buikgevoel zegt om anders te reageren. Dankzij de discretionaire bevoegdheid kunnen de agenten zich dat permitteren. De discretionaire bevoegdheid is geen juridische begrip en staat niet in een wet, maar is wel alom gekend.
Het publiek denkt dat politie criminaliteit bestrijdt en dus de rol van crime-fighters opnemen. Om het publieke vertrouwen te houden heeft de politie zichzelf eenzijdig voorgesteld als de crime-fighter. Onderzoek wijst echter uit dat het sterk op ander werk lijkt: het is vervelend, vermoeiend, soms technisch veeleisend, maar zelden gevaarlijk.
Het beeld van criminaliteitsbestrijder, brengt bepaalde verwachtingen met zich mee die niet realistisch zijn voor de politie om te behalen.
De mythe van de criminaliteitsbestrijding blijft stand houden door het gebrek aan inzicht bij de samenleving, de burgers. De overheid houdt het beeld van crime-fighter mee instand via beloftes, campagnes en discoursvormingen. De politie zelf houdt dat beeld en dus de mythe ook instand. De politie profileert zich sterk op haar vermogen om de criminaliteit te bestrijden en belooft een reële, percipieerbare verbetering van de publieke veiligheid als een resultaat van haar acties. Daarnaast wordt het beeld mede gecreëerd en ondersteunt door media.
De discretionaire bevoegdheid kan gezien worden als een donut, waarbij het gat in het midden de bevoegdheid vertegenwoordigt. Het is een beleidsvrije ruimte, waarbinnen de agenten een eigen beslissingsruimte hebben. Dit maakt de diversiteit van afhandelingspraktijken zo groot.
Dilemma’s kunnen de verwachtingen niet inlossen. Wetten en regels bieden een kader, maar het handelen van de burger wordt gestuurd vanuit waarden en normen. Ze moeten het handelen van burger ombuigen tot een bestaand rechtssysteem. Het ruime gamma aan afhandelingsmogelijkheden, dankzij de discretionaire ruimte, maakt van de politie street corner politicians volgens Muir. De dilemma’s wegen sterk door bij ordehandhaving, waarbij de legitimiteit onder druk staat bij minderheidsgroepen. De politieagenten trachten aandacht te vestigen op criminaliteitsbestrijding.
Een oplossing hiervoor zijn strategieën om contradictorische eisen op te lossen, namelijk via bureaucratie (verschuilen achter administratieve procedures) en professionalisme (de wijze van voorstellen aanpakken en laten ondersteunen door media). Door de strategieën, drijft de politie af van de samenleving en ontstaat er een soort afstand, waardoor de politie op zichzelf terug plooit.
Een manier van voorstellingswijze:
A-politiek: zich ten allen tijde professioneel en neutraal gedragen (gebeurt niet!)
Hoog professionalisme en zeer efficiënte manier van criminaliteitsbestrijding toepassen (zorgt voor onmogelijke verwachtingen).
Druk om efficiënt te zijn, maar de taken zijn onuitputtelijk. Onduidelijkheid over de na te streven doelen en effecten.
Organisatie plooit op zichzelf terug
Dilemma zorgt voor een strategie dat een nieuw dilemma met zich mee brengt.
Deel 1: sociologische analyse van de politierol
Hoofdstuk 1: Het politiemandaat, de politierol, mythes, dilemma’s en strategieën.
Franse revolutie: van braaf volgen wat kerk of adel zegt, naar verlichting (zelf nadenken).
Om andere mensenrechten te beschermen moeten de mensenrechten van de dader geschonden worden.
Hangt hard samen met de samenleving.
Komt vaak een dilemma tussen individuele gedachten van de agent, het collectie belang van de maatschappij en de wetgeving aan te pas.
“Wat doet de politie in onze samenleving?”
Er zijn verschillende graden (statuten/werkstellingsgraden):
Agent = basiskader
Inspecteur = 6 jaar
Hoofdinspecteur = middenkader (na 6 jaar)
Commissaris = officier
Hoofdcommissaris (korpschef)
Er heerst een grote machocultuur binnen de politie. Ook seksisme is terug te vinden binnen de politie, voornamelijk bij de special forces.
De politie kan ook op verschillende niveaus een rol toebedeeld krijgen:
Microniveau: het contact tussen politie en burger = zeer belangrijk voor de manier waarop we denken over de politie.
Mesoniveau: relatie politiekorps en gemeenschap.
Macroniveau: relatie politie als instituut en gemeenschap.
Het mandaat van de politie is vastgelegd in het WPA (1992). Het WPA is de wet van het politieambt. Polariseren staat niet in het WPA en zou in principe niet mogen gebeuren. De wet geeft de politie de bevoegdheid om op te treden; m.a.w. er kan geen politie zijn zonder een wet. Er wordt vanuit gegaan dat iedereen vertrekt vanuit hetzelfde idee over ‘orde’.
Je hebt art 1, art 14 (bestuurlijke taken) en art 15 (gerechtelijke taken). Hierin staat dat de enige die bevoegd is om wapens te dragen op straat de politie is, maar door de terreurwet kan het leger dat ook doen (maar niet overal!).
De politie is tweeledig: bestuurlijk en gerechtelijk. Bestuurlijke taken houden ordehandhaving in en alles wat daarmee te maken heeft. De gerechtelijke taken houden opsporingen in (zowel voor opsporingsonderzoek als gerechtelijk onderzoek); alles met misdrijven, strafrecht en strafprocesrecht. Justitie voert controle uit op de politie ivm gerechtelijke taken.
Een mandaat houdt in dat het zo mag/moet uitgevoerd worden, maar dat is niet altijd hoe het verloopt in de praktijk! Er is een verschil tussen het mandaat van de politie en de eigenlijke functie van de politie.
De politiefunctie verwijst naar een reeks van processen met specifieke sociale functies. Het is een universele vereiste voor elke sociale orde. De politiefunctie helpt om orde in de chaos te krijgen, om de openbare orde te handhaven en criminaliteit te bestrijden. Politiefunctie is niet enkel voor het instituut politie, private veiligheid heeft ook een kleine politiebevoegdheid, waaronder privefirmas als Securitas, G4S, Securail,… Ook de douane heeft een politiebevoegdheid in bepaalde omstandigheden zoals auto’s controleren of bepaalde taxen verplicht laten betalen. Niet enkel de politie (als instituut) staat in voor de politiefunctie maar een hele reeks van maatschappelijke instellingen vervullen mede deze taak.
Politie is een sociaal instituut dat aan policing doet (die de politiefunctie uitoefent). De politie als instituut heeft ten alle tijden het monopolie van geweld (wat de andere instituten niet hebben). In België heb je twee soorten politie:
Publieke politie: politie als instituut
Private politie: private veiligheid, organisaties die aan policing doen.
Het leger in tijden van terrorisme deed ook aan policing.
“..a mechanism for the distribution of non-negotiably coercive force employed in accordance with the dictates of an intuitive grasp of situational exigencies (Bittner, 1970, 46)”
Bittner legt goed uit wat de betekenis van de politie en zijn functie in de samenleving is. Hij toont aan dat er veel privéorganisaties aan policing doen, maar het grote verschil met de publieke politie is het monopolie van geweld.
Er zijn private organisaties die wel een wapen dragen, maar eigenlijk mag dat niet; ze mogen ook niemand arresteren (een bevoegdheid enkel voor de publieke politie).
“Onder politie verstaan wij de zorg binnen een bepaalde context voor het handhaven van daar geldende definities van sociale orde of specifieke onderdelen daarvan waarbij - als de situatie dat vergt - in laatste instantie de legale en legitieme mogelijkheid bestaat om gebruik te maken van dwang of geweld. (Cachet, 1990, 89)”
Het is dus niet louter arresteren en de wet doen naleven. De politie moet rekening houden met de context waarin je intervenieert. Er is verschil tussen steden (Gent >< Brussel), binnen steden (Schaarbeek >< Molenbeek), context (straat >< festival), tussen interventies (huiszoeking >< tussenkomst IFG). Ze mogen pas in laatste instantie geweld gebruiken. Het gezag dat ze uitstralen heeft veel invloed in het gedrag van zij die ze aanspreken.
De rol van de politie in de samenleving is zeer complex. Er zijn verschillende discoursen waar de politie rekening mee moet houden (micro-, meso- en macroniveau). Er zal ook altijd maar een klein stuk van de puzzel getoond worden, aangezien het een instituut is dat zeer groot is. Dit maakt het dus ook zeer gevaarlijk om uitspraken te doen over ‘de politie’.
Burgers: bepaalde verwachtingen over de politieagent (microniveau); bepaalde verwachtingen over het politiekorps (mesoniveau); bepaalde verwachtingen over de politie als instituut (macroniveau)
De overheid: burgemeester X heeft andere verwachtingen dan burgemeester Y over zijn lokaal korps (microniveau); de organisatie hangt af van de procureur (mesoniveau)
De politie (zelf): hoe gedraag ik mij als agent? (microniveau); hoe gedraag ik mij binnen mijn korps? (mesoniveau); hoe wordt de Belgische politie bezien vanuit het buitenland? (macroniveau)
De rol van de politie en hun mandaat zijn onlosmakelijk van elkaar.
De politierol houdt in dat de politie moet voldoen aan de verwachtingen van de samenleving. Als ze daaraan voldoen, ontstaat er legitimiteit van de politie. Het is jammer genoeg niet zo gemakkelijk om te voldoen aan de verwachtingen omdat je dominante verwachtingen tegenover verwachtingen van minderheden moet zetten.
De legitimiteit die ze krijgen komt vanuit de samenleving (voldoen aan verwachtingen), maar ook vanuit de wet. Het is gekoppeld aan het feit dat ze monopolie heeft op geweld, maar als dat disproportioneel gebruikt wordt, dan daalt de legitimiteit al. Echter komt het vertrouwen te voet en gaat het te paard, dus het duurt veel langer om legitimiteit te krijgen dan om het te verliezen. Daarnaast zijn ze het enige instituut dat 24/7 klaar staat om te reageren op urgente situaties.
Wat kenmerkend is voor de politierol is:
De urgentie (24/7)
“Peacekeepers” (Bittner): politie is eerder een conflictoplosser via papier (juridisch) en maken gebruik van bemiddeling. Geweld komt pas als laatste, soort van stok achter de deur.
Legaal geweldsmandaat: proportioneel optreden (en het weinig tot niet gebruiken van geweld, zorgt voor legitimiteit).
“Paper, not the sword is the instrument of coercion of our day. (Bittner, 1970)”
Het is niet het zwaard dat vandaag de dag gehoorzaamheid afdwingt, maar veeleer de verbaliserende middelen.
“Police do not prevent crime (Bayley, 1994)”
Politie doet niet aan preventie, patrouilles worden gedaan ter geruststelling van de bevolking. De oorzaak hiervan heeft weinig te maken met criminaliteit. De politie is een eerder een repressief instrument. Het gaat reageren op zaken. 80% van de tijd spenderen ze aan het handhaven van openbare orde en 20% gaat uit naar recherche.
Er is ook geen verband tussen criminaliteitscijfers en de hoeveelheid politie op straat. Het verhaal van meer blauw op straat is goed voor de veiligheidsgevoelens, maar doet de criminaliteit niet dalen (maar juist verplaatsen!).
De verhouding criminaliteitsbestrijding VS ordehandhaving: 20%-80%. Ongeveer 20% heeft te maken met recherche (proactief politiewerk) en vaak gaat dit over eigendomscriminaliteit. 10 tot 15% gaat over zware criminaliteit. 80% van wat ze doen is ordehandhaving (reactief politiewerk), wat het reageren is op vragen van burgers, het onderbreken of kalmeren van conflictsituaties etc. Hier is geen strafwet voor nodig en speelt het uniform een groot belang. Deze verhouding is niet verschillend tussen steden/platteland. Ook historisch is deze verhouding stabiel.
Het politiewerk functioneert binnen drie - elkaar soms tegensprekende - dimensies (MONJARDET):
De politie als een machtsinstrument waaraan bevelen en opdrachten worden gegeven (dimensie STAAT);
De politie als een openbare dienst waar iedereen beroep op kan doen (dimensie BURGER);
De politie als een beroep, een organisatie die haar eigenbelangen ontwikkelt (dimensie ORGANISATIE).
Volgens prof Enhus is er een historische dimensie nodig.
Vandaag de dag is er een nieuwe visie op veiligheid ontstaan, met MvJ Van Quickenborne en MvBiZa Verlinden; er is meer focus op preventie.
Het feitelijk werk van de politie wordt gekenmerkt door dilemma’s:
De politieman heeft een hele reeks contradictoire ‘publieken’: burgers, politici, minderheidsgroepen, criminelen,… De agent moet handelen vinnen wettelijk kader, maar het buikgevoel zegt om anders te reageren. Dankzij de discretionaire bevoegdheid kunnen de agenten zich dat permitteren. De discretionaire bevoegdheid is geen juridische begrip en staat niet in een wet, maar is wel alom gekend.
Het publiek denkt dat politie criminaliteit bestrijdt en dus de rol van crime-fighters opnemen. Om het publieke vertrouwen te houden heeft de politie zichzelf eenzijdig voorgesteld als de crime-fighter. Onderzoek wijst echter uit dat het sterk op ander werk lijkt: het is vervelend, vermoeiend, soms technisch veeleisend, maar zelden gevaarlijk.
Het beeld van criminaliteitsbestrijder, brengt bepaalde verwachtingen met zich mee die niet realistisch zijn voor de politie om te behalen.
De mythe van de criminaliteitsbestrijding blijft stand houden door het gebrek aan inzicht bij de samenleving, de burgers. De overheid houdt het beeld van crime-fighter mee instand via beloftes, campagnes en discoursvormingen. De politie zelf houdt dat beeld en dus de mythe ook instand. De politie profileert zich sterk op haar vermogen om de criminaliteit te bestrijden en belooft een reële, percipieerbare verbetering van de publieke veiligheid als een resultaat van haar acties. Daarnaast wordt het beeld mede gecreëerd en ondersteunt door media.
De discretionaire bevoegdheid kan gezien worden als een donut, waarbij het gat in het midden de bevoegdheid vertegenwoordigt. Het is een beleidsvrije ruimte, waarbinnen de agenten een eigen beslissingsruimte hebben. Dit maakt de diversiteit van afhandelingspraktijken zo groot.
Dilemma’s kunnen de verwachtingen niet inlossen. Wetten en regels bieden een kader, maar het handelen van de burger wordt gestuurd vanuit waarden en normen. Ze moeten het handelen van burger ombuigen tot een bestaand rechtssysteem. Het ruime gamma aan afhandelingsmogelijkheden, dankzij de discretionaire ruimte, maakt van de politie street corner politicians volgens Muir. De dilemma’s wegen sterk door bij ordehandhaving, waarbij de legitimiteit onder druk staat bij minderheidsgroepen. De politieagenten trachten aandacht te vestigen op criminaliteitsbestrijding.
Een oplossing hiervoor zijn strategieën om contradictorische eisen op te lossen, namelijk via bureaucratie (verschuilen achter administratieve procedures) en professionalisme (de wijze van voorstellen aanpakken en laten ondersteunen door media). Door de strategieën, drijft de politie af van de samenleving en ontstaat er een soort afstand, waardoor de politie op zichzelf terug plooit.
Een manier van voorstellingswijze:
A-politiek: zich ten allen tijde professioneel en neutraal gedragen (gebeurt niet!)
Hoog professionalisme en zeer efficiënte manier van criminaliteitsbestrijding toepassen (zorgt voor onmogelijke verwachtingen).
Druk om efficiënt te zijn, maar de taken zijn onuitputtelijk. Onduidelijkheid over de na te streven doelen en effecten.
Organisatie plooit op zichzelf terug
Dilemma zorgt voor een strategie dat een nieuw dilemma met zich mee brengt.