Frans voca hst 2 f/N

la galère de nare situatie

l’emploi du temps het rooster

chargé vol

les affaires de spullen

élevé hoog (van niveau)

le redoublement het zitten blijven

avouer bekennen, toegeven

avoir honte de zich schamen voor

ne t’en fais pas maak je niet druk

se rendre compte zich realiseren

l'apprentissage het leren

exiger (ver)eisen

la moyenne het gemiddelde

tendu gespannen

la réussite het slagen/succes

échouer falen

l’attente de verwachting

accessible toegankelijk

se démoraliser zich laten ontmoedigen

raccrocher ophangen

s’en sortir eruit komen

garder le moral positief blijven

à peine nauwelijks

la peine de moeite

quand même toch

compréhensif begripvol

juger (ver/be)oordelen

gérer beheren

satisfaire tevreden stellen

ne … que slechts

alors que terwijl

d’où waarvandaan

la portée het bereik

indiquer aangeven

la pression de druk

le dentiste de tandarts

l’infirmier (-ère) de verpleegkundige

le médecin généraliste de huisarts

l'ophtalmologue de oogarts

la précaution de voorzorg

le placard de (voorraad)kast

sage verstandig

prévenir voorkomen

faire le suivi bijhouden

permettre de mogelijk maken

la nourriture het voedsel

se nourrir zich voeden / eten

démontrer (aan)tonen

justement juist, precies

conçu ontwikkeld

contenir bevatten/inhouden

parmi te midden, tussen

rendre malade ziek maken

la consultation het doktersbezoek

dès que zodra

étant donné aangezien

particulièrement in het bijzonder

avaler (in)slikken

déranger storen

guérir beter worden, genezen

figurer vóórkomen

il suffit de je hoeft alleen maar

le régime het dieet

la course à pied het hardlopen

se passer de het zonder doen

rejoindre aansluiten/bijvoegen

mesurer meten

partager delen

encourager aanmoedigen