102d ago

natuurkunde 5.1 begrippen

Je kunt voorwerpen elektrisch laden (ook wel statisch maken). Als je bijvoorbeeld met een doek over een pvc-buis wrijft, zal het andere voorwerpen aantrekken. Je hebt wel 2 soorten lading: positieve lading (+) en negatieve lading (-). Dezelfde lading stoot elkaar af, verschillende trekken elkaar aan. Een voorwerp dat precies evenveel van allebei heeft, is neutraal.

Als je met een doek over een voorwerp wrijft, verplaatsen de elektronen zich van de doek naar de buis of andersom. Elektronen zijn kleine negatief geladen deeltjes. Dit betekent dat als er een overschot aan elektronen is, het voorwerp negatief geladen is. De positief geladen deeltjes in een voorwerp heten protonen. Deze kunnen zich niet verplaatsen.

Wanneer twee verschillend geladen voorwerpen verbindt via een geleidende draad, ontstaat er een spanning tussen de voorwerpen. De elektronen gaan zich van het negatief geladen voorwerp naar het positief geladen voorwerp bewegen: er gaat een stroom lopen. Deze stroom duurt maar heel even, daarna hebben beide voorwerpen een neutrale lading.

Je kunt lading meten in Coulomb (C). De formule hiervoor is Q = I ∙ t.


  • elektrisch geladen

    = als een voorwerp een elektrische lading heeft

  • statisch

    = ander woord voor elektrisch geladen

  • positieve lading (+)

    = de lading die een voorwerp heeft als er een tekort aan elektronen is

  • negatieve lading (-)

    = de lading die een voorwerp heeft als er een overschot aan elektronen is

  • neutraal

    = als een voorwerp evenveel negatieve als positieve lading heeft

  • elektronen

    = negatief geladen deeltjes

  • protonen

    = positief geladen deeltjes

  • spanning

    = hoeveel elektrische energie elk deeltje met zich meedraagt


knowt logo

natuurkunde 5.1 begrippen

Je kunt voorwerpen elektrisch laden (ook wel statisch maken). Als je bijvoorbeeld met een doek over een pvc-buis wrijft, zal het andere voorwerpen aantrekken. Je hebt wel 2 soorten lading: positieve lading (+) en negatieve lading (-). Dezelfde lading stoot elkaar af, verschillende trekken elkaar aan. Een voorwerp dat precies evenveel van allebei heeft, is neutraal.

Als je met een doek over een voorwerp wrijft, verplaatsen de elektronen zich van de doek naar de buis of andersom. Elektronen zijn kleine negatief geladen deeltjes. Dit betekent dat als er een overschot aan elektronen is, het voorwerp negatief geladen is. De positief geladen deeltjes in een voorwerp heten protonen. Deze kunnen zich niet verplaatsen.

Wanneer twee verschillend geladen voorwerpen verbindt via een geleidende draad, ontstaat er een spanning tussen de voorwerpen. De elektronen gaan zich van het negatief geladen voorwerp naar het positief geladen voorwerp bewegen: er gaat een stroom lopen. Deze stroom duurt maar heel even, daarna hebben beide voorwerpen een neutrale lading.

Je kunt lading meten in Coulomb (C). De formule hiervoor is Q = I ∙ t.


  • elektrisch geladen

    = als een voorwerp een elektrische lading heeft

  • statisch

    = ander woord voor elektrisch geladen

  • positieve lading (+)

    = de lading die een voorwerp heeft als er een tekort aan elektronen is

  • negatieve lading (-)

    = de lading die een voorwerp heeft als er een overschot aan elektronen is

  • neutraal

    = als een voorwerp evenveel negatieve als positieve lading heeft

  • elektronen

    = negatief geladen deeltjes

  • protonen

    = positief geladen deeltjes

  • spanning

    = hoeveel elektrische energie elk deeltje met zich meedraagt