AFPF casus 4.1

AFPF casus 4.1  

  • de algemene naamgeving naar oorsprong van en de typische verschillen tussen goed- en kwaadaardige tumoren benoemen.  

  • de termen ‘goed gedifferentieerd’ en ‘slecht gedifferentieerd’ uitleggen.  

  • de definitie geven van carcinogenen en verschillende carcinogenen en risicofactoren voor het ontstaan van kanker benoemen.  

  • de verschillende vormen van verspreiding van tumoren benoemen. 

 

  • uitleggen hoe een verminderde immuniteit bij veroudering het risico op kanker kan verhogen. 

  • de algemene symptomen van kanker benoemen en verklaren. 

  • de mogelijke diagnostische onderzoeken bij kanker beschrijven. 

  • het stadiëringsysteem van kanker beschrijven en waarom dit van belang is bij behandeling en prognose. 

  • de werking en bijwerkingen van de verschillende behandelingen van kanker beschrijven. 

  • beschrijven op welke manier combinatietherapie bij chemotherapie werkt. 

  • de werking en de meest voorkomende bijwerkingen van chemotherapie uitleggen. 

  • de structuur en functies van de prostaatklier en de vrouwelijke borst beschrijven. 

  • de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van mammacarcinoom beschrijven. 

  • de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek, behandeling, complicaties, prognose en preventie van prostaatcarcinoom beschrijven. 

 

Kanker is een fout in het DNA.   

In de huid komt heel veel mitose voor  

Repareren, weggooien of afweersysteem. > als dit niet gebeurt heb je kans op kanker.   

Maligne = kwaadaardig tumor   

Benigne = goedaardig tumor   

Carcinoom ontstaat altijd in epitheelweefsel.   

  

Naamgeving: maligniteit, kwaadaardige tumor, neoplasme. Kanker is een verzamelnaam. Tumor goedaardig: benigne, tumor kwaadaardig: maligne   

  

Goed   

Kwaad   

Langzame groei  

Snellere groei  

Goed gedifferentieerd (ze lijken op de oorspronkelijke cellen)  

Slecht gedifferentieerd (ze lijken niet op de oorspronkelijke cellen)   

Geen doorgroei in omliggend weefsel  

Invasieve groei in omliggend weefsel  

Vaak in een kapsel   

Metastasen mogelijk   

Geen metastasen   

  

  

Carcinomen: epitheelweefsel + klierweefsel   

Sacromen: bindweefsel + spierweefsel   

Leukomie of lymfoom: bindweefsel   

  

Carcinogenen: factoren buiten het lichaam die kankerverwekkend zijn: virussen, bacteriën, straling, chemische stoffen, HPV, uv-straling, overgewicht en roken.   

  

Maligne tumoren verspreiden + groeien.   

Invasieve groei: groeien in het omliggend weefsel.   

Uitzaaiing: metastasen: tumorcellen die zijn losgeraakt en via de lymfebanen (lymfogeen) of bloedbaan (matogeen) verplaatsen   

Etiologie van kanker; door veroudering + beÍnvloed worden door risicofactoren 

  • Erfelijke aanleg; aanwezige mutaties  

  • Blootstelling aan chemische stoffen; asbest, roken,  

  • Straling; a,b,g straling en uv-straling  

  • Chronische ontsteking;  

  • Virale infecties; HPV, hepatitis 

  • Onbekende factoren  

Dit zijn de carginogenen; wat ervoor kan zorgen dat er kanker ontstaat  

Cel met mutaties in het DNA = error > heel vaak wordt dit opgeruimd door de cel of door het immuunsysteem >> cel gaat in apoptose; kapot maken  

Als het opruimen niet helemaal goed werkt  

Tumorsupressor genen = goed remt op tijd af en je krijgt geen kanker  

Proto-oncogenen; cellen die stimuleren om meer de delen en groeien  

Tumorsupressie-genen staan uit.  

Als deze dingen niet goed werken (samen of een van de twee) kan er een kankercel ongestoord verder delen.  

 

Diagnostiek; anamnese en lichamelijk onderzoek  

Algemene symptomen; afvallen: je lichaam is heel hard aan het werk en dit kost energie, de tumor neemt ook de suiker van het lichaam, vermoeidheid.  

Nachtzweten; meer bij de lymfome varianten.  

> dit zijn atypische klachten  

 

Pijn; als het op bepaalde plekken groeit of metastasen  

 

Aanvullend onderzoek:  

Beeldvorming;  

PET-scan: vaak gekoppeld aan CT, met contrastvloeistof alle snel delende dingen nemen glucose vloeistof op, hersenen en ook de tumor  

CT-scan: voor de organen  

MRI-scan: voor de weke delen, spieren en dergelijke  

Pathologie;  

Cytologie; op losse cellen (uitstrijkje cervix)  

Histologisch onderzoek; Biopt: nemen ze een stukje huid en gaat naar pathologie  

Kijken naar: hoe snelt deelt het en goed of slecht gedifferentieerd, ingroei en relatie met omliggende structuren  

 

Bloedonderzoek; ontstekingswaarden, specifieke kanker  

 

Differentiatie:  

Goed: lijkt nog op een normale cel, grote deels nog normale kenmerken en de moedercel is nog goed te herkennen  

Slecht; kenmerken zijn verloren gegaan en moedercel is niet meer herkenbaar 

 

Benigne;  

  • Langzame groei  

  • Goed gedifferentieerd  

  • Geen doorgroei in omliggend structuren  

 

Maligne; 

  • Snelle groei  

  • Slecht gedifferentieerd  

  • Invasieve groei  

  • Metastaseren  

 

 

Stadiëring; behandelopties overwegen en is er een prognose  

TNM-classificatie: 

T: tumor, hoe groot en uitbreiding  

N: regionale uitbreiding van tumorcellen naar de lymfeklieren rond de tumor; aantal lymfeklieren met lokale uitzaaing  

M; aanwezigheid van metastasen op afstand  

 

Stadium I t/m IV  

 

Naamgeving maligne tumoren;  

Leukemieën/lymfomen; bloed en lymfeklieren, beenmerg; ALL, CLL, AML, CML 

Sarcomen: bindweefsel en spierweefsel; myosarcoom (spier), oesteosarcoom (bot), fibrosarcoom (bindweefsel), lipsarcoom (vet) 

Carcinomen; epitheelweefsel en klierweefsel; adenocarcinoom, mamma/prostaatcarcinoom, schildkliercarcinoom en pancreascarcinooom  

De sarcomen en carcinomen= solide tumoren.  

Carcinoom= meest voorkomende vorm van kanker  

 

 

Verschillende behandelingen en werking en bijwerkingen: 

  • Operatie: kwaadaardige tumor wordt verwijderd en omliggend weefsel als er invasieve groei aanwezig was. Ook worden vaak in de buurt liggende lymfeklieren verwijderd.  

  • Radiotherapie: bestraling; DNA van de tumorcellen te beschadigen zodat er geen celgroei en mitose meer kan plaatsvinden. De beschadigde tumorcellen gaan dood en kunnen niet voortplanten= kleinere tumorcel.  

Brachytherapie; inwendige radiotherapie waarbij radioactieve zaadjes met naalden zo dicht mogelijk op de tumor worden ingebracht.  

Protonentherapie; gerichter bestralen, minder bijwerkingen en beter voor kinderen  

Bijwerkingen; lokale bijwerkingen en systemische bijwerkingen; vermoeidheid, verminderde eetlust, huidproblemen en haaruitval.  

  • Chemotherapie; met medicijnen cytostatica worden de tumorcellen gedood of geremd. Cytostatica beschadigd het DNA van de cellen, maar ook gezonde cellen. Vaak IV toegediend.  

Bijwerkingen; vermoeidheid, verminderde eetlust, slijmvliesproblemen, haaruitval, gastro-intestinale symptomen, polyneuropathie.  

Risico op; anemie, stollingsstoornissen en infecties  

  • Hormoontherapie; de productie en of het effect van de hormonen in het lichaam te blokkeren. Zodat de tumorgroei wordt geremd of afneemt. Meestal medicatie 

  • Doelgerichte therapie; specifieke eiwitten die de tumor nodig heeft worden geremd. Ook het remmen van de groei van bloedvaten rond de tumor > minder zuurstof en voedingsstoffen  

  • Imuuntherapie; het versterken van het immuunsysteem van de zorgvrager, zodat het lichaam zelf de kwaadaardige cellen kan vernietigen. Het medicijn bindt aan de specifieke punten op de afweercellen zodat het makkelijker te herkennen is door het immuunsysteem  

  • Stamceltransplantatie: nadat iemand veel chemo of radiotherapie heeft gehad. Autoloog (van hemzelf) of allogeen (van iemand anders) 

 

Oorsprong mammacarcinoom  

De borst bestaat voor het grootste gedeelte uit vet.  

Vet (geel) en bindweefsel (wit)  

  • Hieruit ontstaan voornamelijk goedaardige tumoren;  

Lipoom (vetknobbeltje)  

Fibroom (bindweefselknobbeltje) 

  • Lobuli (melkklieren)  

10% van de mammacarcinomen zijn een lobulair carcinoom  

  • Ducti lactiferi (melkgangetjes)  

85% van de mammacarcinomen zijn een ductaal carcinoom  

 

Risicofactoren mammacarcinoom;  

  • Alcohol  

  • Vrouw, hogere leeftijd  

  • Erfelijk gen (BRCA)  

  • Ongezonde leefstijl  

  • Eerder mammacarcinoom  

  • Langdurige blootstelling aan oestrogeen (vroege menarche en late menopauze), zwangerschap beschermt minder menstruatiecycli  

  • Land; west Europa  

  • Obesitas en weinig lichaamsbeweging  

  • Anticonceptiepil-gebruik verhoogt de kans met ongeveer 20%  

  • Borstvoeding beschermd  

 

Symptomen;  

  • Pijn/gevoeligheid  

  • Tepelafwijking; rood, tepel naar binnen 

  • Tepelkorst, huidbeschadiging, sinaasappelhuid 

  • Knobbeltjes  

  • Wijziging vorm en grootte, dikke ader, kuiltje  

 

Aanvullend onderzoek;  

  • Mammografie; je borsten pletten tussen twee platen (bevolkingsonderzoek)  

  • Echografie  

  • Echogeleide cytologische punctie of histologie voor pathologisch onderzoek  

 

Pathologisch onderzoek bij het mammacarcinoom: kijkt is het ductaal of lobulair carcinoom. Verder is de tumor hormoongevoelig; oestrogeen receptor of progesteron receptor. Overexpressie van HER2 receptor en mogelijke doelgericht therapie.  

 

Mo; geen metastasen op afstand  

M1; metastasen op afstand  

 

Behandeling mammacarcinoom; afhankelijk van pathologisch onderzoek en stadiëring  

  • Chirurgie; mammasparend of mastectomie, met schildwachtklierprocedure o okselklierdissectie  

  • Radiotherapie; curatief, adjuvant (na de operatie) of palliatief. Gemiddeld 16 tot 23 behandelingen in 3 tot 5 weken  

  • Chemotherapie: neo-adjuvant (voor operatie), adjuvant en palliatief  

  • Hormoontherapie: bij gevoeligheid, anti-hormonen; tamoxifen= anti-oestrogeen, LHRH-analogen, aromatase-remmers, ovariëctomie  

  • Immunotherapie: HER2-eiwit-positieve kankercellen; toediening van antilichamen tegen HER2 (trastuzumab (herceptin)) 

 

Geen contra-indicatie dat je niet aan de kant van okselklierdissectie of okselkliertoilet mag je bloeddruk meten  

 

Bij hormoontherapie; osteoporosepreventie  

 

Regelmatige controle en late gevolgen  

  • Vermoeidheid, zenuwpijn, chemobrein, vervroegde overgang, angst, lymfeoedeem, osteoporose, depressie, hart- en longproblemen en gewichtstoename  

 

 Prostaat; omgeeft het eerste deel van de urethra  

Kliercellen produceren melkachtig vocht dat 30% van ejaculaat uitmaakt. Glad spierweefsel en fibreuze buitenkant  

 

Risicofactoren prostaatcarcinoom:  

  • Leeftijd (60+) 

  • Ongezonde leefstijl  

  • Mannelijke geslachtshormonen  

  • Genetische factoren  

 

95% is een adenocarcinoom (klier)  

12% van de mannen krijgt ooit in zijn leven het prostaatcarcinoom  

Meer met overlijden dan aan  

 

Symptomen;  

  • Moeilijker plassen, moeite met uitplassen, bloed/troebel, pijn 

  • Vaker moeten plassen overdag en ‘s nachts  

  • Nadruppelen of ene zwakke straal  

Maar deze klachten zijn gelijk als bij benigne prostaathyperplasie en UWI  

  • Algemene kankersymptomen  

  • Soms pas klachten bij metastasen > meestal naar de botten  

 

Diagnostiek prostaatcarcinoom;  

  • Rectaal touche; vorm, hard, onregelmatige zwellingen.  

  • TRUS; transrectale echografie van de prostaat incl. Bioptering voor histologisch onderzoek via rectaal  

  • PSA; prostaat specifiek antigeen bloedonderzoek  

 

Stadiëring prostaatcarcinoom: TNM/G (gleason)  

 

Behandeling prostaatcarcinoom;  

  • Actief volgen/watchful waiting  

Stadium 1, rustigere varianten, oudere patiënten, lage Gleason, langzame groei en weinig symptomen  

Poliklinische controles waarbij onder andere; rectaal touche, PSA-bepaling en beeldvorming  

Bij progressie en uitzaaiing is overstap naar een invasieve behandeling mogelijk  

  • Chirurgie; prostatectomie  

  • Radiotherapie of brachytherapie; plaatsen van staafjes  

  • Hormonale therapie; orchidectomie (castratie), LH-blokker, anti-androgenen = na mediaan twee jaar ontstaat er een ongevoeligheid van prostaatcarcinoom voor hormonale behandeling  

  • Chemotherapie  

  • Preventie en behandeling van complicaties  

 

Nacontroles en nazorg 

  • Vervolgen PSA-waarde  

  • Aandacht voor complicaties prostatectomie en radiotherapie 

Incontinent  

Impotentie  

Droog orgasme  

  • Aandacht voor complicaties hormonale therapie:  

Libidoverlies  

Impotentie  

Persoonlijkheidsveranderingen  

Osteoporose  

Spierverlies  

Zowel anti-testosteron als prostatectomie; impotentie  

Anti-testosteron/hormoonbehandeling; libidoverlies, afname spierkacht en persoonlijkheidsbehandeling