SN2, SN1, E2 & E1

Alleen sp3-C met een goede leaving group kunnen deelnemen aan deze reacties!!

  • LG = Cl, Br, I, OTs of H2O

    • wordt uitgestoten met neg lading

    • moet die zo goed mogelijk stabiliseren

    • goede LG = zwakke base

SN2

  • = nucleofiele substitutie

  • éénstapsreactie

  • aanval langs achter → inversie rond koolstof (bij stereogeen centrum)

  • aanvallend nucleofiel heeft vrij ep nodig

    • nucleofiliteit ~ basiciteit; sterke base + groot atoom

    • (neg) geladen > neutraal nucleofiel

      • geladen nucleofiel → neutraal product

      • neutraal nucleofiel → (pos) geladen product

    • beste LG is;

      • zwakke base, heeft dus lage EN

      • groot element, want beter polariseerbaar

SN1

  • = nucleofiele substitutie

  • tweestapsreactie

    • carbokation (SBS)

    • product; racemisatie

  • wordt soms ook solvolyse genoemd (solvent = nucleofiel)

  • neutraal water kan als leaving group optreden; kan uit zichzelf molecule verlaten

  • racemisatie (indien stereogeen centrum aanwezig)

    • inversie (R/S wisselen) + retentie (R/S blijft gelijk)

    • aanval kan zowel langs voor als achter gebeuren;

      afhankelijk van wat voor in de weg zit, komt aanval

      langs achter (zoals bij SN2) meest voor → meestal inversie

  • omlegging; om stabieler intermediair te vormen

  • + lading verschuift van secundair → tertiair koolstof

    • hydrideshift

      • (pos. geladen) secundair C naast tertiair C

        (waar nog 1 H aan hangt)

      • + en H wisselen van plaats

    • methylshift

      • (pos. geladen) primair/secundair C naast quaternair C

        (waar CH3 aan hangt)

      • + en CH3 wisselen van plaats

E2

  • = eliminatie

    • α-koolstof bevat leaving group

    • β-koolstof waar eliminatie plaatsvindt → dubbele binding tss α en β

  • éénstapsreactie

  • altijd anti-eliminatie;

    • H en leaving group moeten anti (= 180°) van elkaar staan

    • mogelijke gevolgen;

      • regel van Zaitsev wordt niet gevolgd

      • reactie vindt plaats op de minder stabiele stoelstructuur;

        grote groepen staan axiaal ipv equatoriaal

  • meestal Zaitsev; soms Hofmann

  • afhankelijk van al dan niet gebruik te maken van sterisch gehinderde base;

    • KOEt, EtOH → Zaitsev

    • KOtBu, tBuOH → Hofmann

E1

  • = eliminatie

    • α-koolstof bevat leaving group

    • β-koolstof waar eliminatie plaatsvindt → dubbele binding tss α en β

  • tweestapsreactie

    • carbokation (SBS)

    • product

  • omlegging; om stabieler intermediair (carbokation) te vormen

    (tertiair > secundair > primair; hyperconjugatie + inductief effect)

    • hydrideshift

      • (pos. geladen) secundair C naast tertiair C

        (waar nog 1 H aan hangt)

      • + en H wisselen van plaats

    • methylshift

      • (pos. geladen) primair/secundair C naast quaternair C

        (waar CH3 aan hangt)

      • + en CH3 wisselen van plaats

  • Zaitsev

HOFMANN VS ZAITSEV

bij eliminatiereacties (E2 / E1)

  • Zaitsev

    • meest gesubstitueerde alkeen wordt gevormd

      • = meest stabiel

    • nucleofiel neemt H+ van meest gesubstitueerde β-C

  • Hofmann

    • minst gesubstitueerde alkeen wordt gevormd

      • = minst stabiel

    • nucleofiel neemt H+ van minst gesubstitueerde β-C

  • Zaitsev wordt steeds verkozen boven Hofmann, tenzij

    er te veel sterische hinder is waardoor enkel H+ v/h minst

    gesubstitueerde β-C beschikbaar is

    • volumineuze basen (vb. KOtBu)

    • fluroalkanen

  • leaving group

    • goede, stabiele → Zaitsev; TTS lijkt meest op alkeen

    • slechte, onstabiele → Hofmann; TTS lijkt meest op

      carban-ion (primair > secundair > tertiair)

WELKE REACTIE GAAT DOOR?

  • substraat

    • primair → substitutie

    • tertiair → eliminatie

    • secundair → substitutie + eliminatie

      • sterische hinder?

        • X op ring

        • vertakking in β-positie

          • veel → eliminatie

          • weinig → substitutie (SN1 > SN2)

  • reagens

    • sterke base → eliminatie

    • zwakke base → substitutie

  • solvent

    • polair protisch → SN1

      • water, methanol, ethanol, isopropanol …

      • stabilisatie carbokation en LG

    • polair aprotisch → SN2

      • DMF of DMSO

      • stabilisatie kationen, waardoor nucleofiel “vrij” blijft

  • nucleofiel gedraagt zich als;

    • nucleofiel → substitutie

      • negatief geladen > neutraal nucleofiel

      • speelt enkel rol bij SN2 reactie, niet bij SN1

      • bij SN1 komt nucleofiel pas na SBS, namelijk vorming van carbokation, waardoor het geen invloed meer heeft

    • base → eliminatie

  • temp

    • hoge T → eliminatie

    • lage T → substitutie