Overzicht semi-auxiliaire p223-224 (+vertaling)

Pouvoir

(Im)possibilité → (On)mogelijkheid

Kunnen / Mogen

Permission / Interdiction → Toestemming / Verbod

Conseil / Suggestion → Advies / Suggestie

Volonté / Souhait → Wil / Wens

Demande → Verzoek

Savoir

Compétence / Capacité → Aangeleerde vaardigheid

Kunnen

Vouloir

Volonté / Souhait → Wil / Wens

Willen

Demande → Verzoek

Devoir

Obligation / Nécessité → Verplichting / Noodzaak

Moeten

Supposition → Veronderstelling

Conseil / Suggestion → Advies / Suggestie

Falloir

Obligation / Nécessité → Verplichting / Noodzaak

Moeten (il faut)

Laisser

Autorisation / Absence d’intervention → Toestaan / Niet verhinderen

Laten

Faire

Intervention active / Ordre → Actieve interventie / Opdracht

Laten / Doen

Pouvoir vs. Savoir

Pouvoir → possible grâce aux circonstances (santé, météo, aide…)

Savoir → possible grâce à un apprentissage (permis de conduire, compétence…)

Laisser vs. Faire

Laisser → ne pas empêcher une action (toestaan, niet verhinderen)

Faire → intervention active du sujet (opdracht geven, actief laten doen)