HORMONEN af!
Je kunt de werking van een regelkring in het hormoonstelsel voorspellen;
Je kunt de werking van hormoonklieren en de specifieke werking van hun hormonen beschrijven en afleiden hoe de doelorganen daarop reageren (BINAS 89A);
De homeostase wordt door middel van hormonen gehandhaafd.
Hypothalamus: een deel van de hersenen.
Releasing hormonen: worden afgegeven aan bloedvaatjes die naar de hypofyse lopen; ze stimuleren secretie van hormonen door de hypofyse.
Neurohormonen: worden geproduceerd in neuronen, waarvan de uitlopers naar de hypofyseachterkwab lopen en daar deze hormonen aan het bloed afgeven.
Hormoonklieren zijn endocriene klieren, zonder afvoerbuis waarvan het product aan het bloed (=inwendig milieu) wordt afgegeven.
Hypofyse: hersenaanhangsel, stuurt de schildklier, ovaria en testes aan.
Hormonen beïnvloeden doelorganen. Ze brengen een specifieke reactie op gang in de doelorganen die voor het betreffende hormoon receptoreiwitten op de reagerende cellen hebben. De hormoonconcentratie in het bloed is bepalend voor de reactiesnelheid van het doelorgaan.
Schildklier: wordt gestimuleerd door het schildklierstimulerend hormoon uit de hypofyse. Secretie van het schildklierhormoon: stimuleert dissimilatie van koolhydraten en vetten, eiwitsynthese en het remt SSH-secretie. Door joodgebrek kan geen thyroxine gemaakt worden, wat leidt tot geringe secretie.
Bijniermerg: wordt gestimuleerd door sympathisch zenuwstelsel. Secretie van adrenaline (stresshormoon), stimuleert processen ter bevordering van dissimilatie: verhogen van de hartslag, verwijding bronchiën, afgifte glucose aan bloed, enz.
Eilandjes van Langerhans: gelegen in de alvleesklier, geven insuline of glucagon af.
Insuline: wordt afgegeven bij een hoge glucoseconcentratie in het bloed, gevolg is opslag van glucose in lever en spieren in de vorm van glycogeen, bij diabetes type 1 afwezig.
Glucagon: wordt afgegeven bij een lage glucoseconcentratie in het bloed, gevolg is afgifte van glucose uit glycogeen.
Spijsverteringshormonen: worden aangemaakt in de wand van het spijsverteringskanaal
Gastrine: aangemaakt na oprekken van de maagwand en bij aanwezigheid van deels verteerd vlees, gevolg is secretie van maagsap en het legen van de maag.
Secretine: aangemaakt door de twaalfvingerige darm, gevolg is afgifte van HCO3- en remt het samentrekken van de maag.
Je kunt het verband beschrijven tussen hormonale regulatie en het handhaven van homeostase (BINAS 89C);
Terugkoppeling, waarbij de snelheid van het proces wordt geregeld door het resultaat.
Negatieve terugkoppeling: bijvoorbeeld toename van de concentratie testosteron remt de LH-afgifte, waardoor minder testosteron wordt geproduceerd.
Positieve terugkoppeling: bijvoorbeeld productieverhoging van LH stimuleert oestrogeenproductie, dat weer de LH-productie stimuleert.
Je kunt de bouw en werking van de voortplantingsorganen van de mens beschrijven en de rol van hormonen daarbij toelichten (BINAS 86C);
De menstruatiecyclus wordt geregeld door hormonen en duurt ongeveer 28 dagen.
Hypofyse produceert FSH (stimuleert ovarium) → rijping van een follikel met daarin de eicel, follikelcellen produceren oestradiol (stimuleren baarmoederslijmvlies en LH-productie).
Door een LH-piek vindt er een ovulatie plaats: het follikel barst open en de eicel verlaat de eierstok en komt in de eileider terecht.
Hypofyse produceert LH en FSH → stimuleren geel lichaam → produceert progesteron (stimuleert groei en ontwikkeling van baarmoederslijmvlies en remt FSH en LH) → LH-productie stopt → geel lichaam degenereert → progesteronproductie stopt → baarmoederslijmvlies niet meer gestimuleerd → menstruatie.
Tijdens zwangerschap: embryonaal weefsel produceert HCG → geel lichaam blijft intact en blijft dus progesteron produceren. Na drie maanden produceert de placenta progesteron.
Prolactine: groei van melkklieren tijdens de zwangerschap, productie van melk.
Oxytocine: samentrekking van de baarmoederwand (→ weeën), vrijkomen van melk uit de melkklieren, hechting met het kind.
Je kunt bouw, vorming en ontwikkeling beschrijven van de zygote (BINAS 86D,E);
Een zygote is een bevruchte eicel.
Ontwikkeling in de eileider tijdens het transport dat 5 dagen duurt: klievingsdelingen (eerste delingen waarbij geen celgroei plaatsvindt) → bolletje cellen waarin een holte met vocht is ontstaan komt in de baarmoeder aan: de wand vormt later een vruchtvlies.
Innesteling in het baarmoederslijmvlies.
Ontwikkeling van het embryo doordat uit de ongespecialiseerde cellen verschillende cellen ontstaan met speciale functies, uit embryonaal weefsel ontstaat ook vruchtwater, twee vruchtvliezen, de placenta en de navelstreng.
Het embryo wordt een foetus genoemd vanaf het begin van de derde maand nadat alle organen in aanleg aanwezig zijn.
Eeneiige tweelingen ontstaan uit één eicel en één zaadcel, ze hebben dezelfde erfelijke eigenschappen.
Je kunt onderscheiden dat er responsen in het celplasma zijn en dat er responsen zijn die genexpressie bevorderen (BINAS 89B);
Signaaloverdracht van hormonen naar cellen van doelorganen:
Vetoplosbare steroïdhormonen passeren de celmembraan van een cel van het doelorgaan en worden in combinatie met een receptormolecuul naar het DNA in de kern gebracht om daar de aanmaak van mRNA te beïnvloeden.
Wateroplosbare peptidehormonen worden gekoppeld aan een receptor van een cel van het doelorgaan, waarna in de cel een signaalstof (second messenger) naar het DNA gaat om het te activeren.
Communicatie tussen aan elkaar grenzende cellen gebeurd door neurotransmitters, waar de synaps van de ene zenuwcel op een volgende aansluit. In cell junctions kunnen aangrenzende celmembranen met elkaar communiceren. Met een weefselhormoon, aangemaakt door cellen en afgegeven aan weefselvloeistof, kunnen receptoren in omliggende doelcellen geactiveerd worden.
Je kunt standpunten over het ingrijpen in het voortplantingsproces van organismen toelichten met ethische en biologische argumenten;
Kunstmatige inseminatie, waarbij spermacellen van een zaaddonor kunstmatig in vrouwelijke geslachtsorganen of eicellen worden gebracht.
Voordeel: iedereen recht op nakomelingen, nadeel: donor kan ongemerkt een halfzus of -broer zijn.
IVF, waarbij operatief verkregen eicellen met spermacellen in een petrischaal worden samengebracht, nadat enkele klompjes cellen zijn ontstaan worden ze in de baarmoeder gebracht.
Voordeel: iedereen recht op nakomelingen, nadeel: duur en beperkte kans op succes
Je kunt de werking van een regelkring in het hormoonstelsel voorspellen;
Je kunt de werking van hormoonklieren en de specifieke werking van hun hormonen beschrijven en afleiden hoe de doelorganen daarop reageren (BINAS 89A);
De homeostase wordt door middel van hormonen gehandhaafd.
Hypothalamus: een deel van de hersenen.
Releasing hormonen: worden afgegeven aan bloedvaatjes die naar de hypofyse lopen; ze stimuleren secretie van hormonen door de hypofyse.
Neurohormonen: worden geproduceerd in neuronen, waarvan de uitlopers naar de hypofyseachterkwab lopen en daar deze hormonen aan het bloed afgeven.
Hormoonklieren zijn endocriene klieren, zonder afvoerbuis waarvan het product aan het bloed (=inwendig milieu) wordt afgegeven.
Hypofyse: hersenaanhangsel, stuurt de schildklier, ovaria en testes aan.
Hormonen beïnvloeden doelorganen. Ze brengen een specifieke reactie op gang in de doelorganen die voor het betreffende hormoon receptoreiwitten op de reagerende cellen hebben. De hormoonconcentratie in het bloed is bepalend voor de reactiesnelheid van het doelorgaan.
Schildklier: wordt gestimuleerd door het schildklierstimulerend hormoon uit de hypofyse. Secretie van het schildklierhormoon: stimuleert dissimilatie van koolhydraten en vetten, eiwitsynthese en het remt SSH-secretie. Door joodgebrek kan geen thyroxine gemaakt worden, wat leidt tot geringe secretie.
Bijniermerg: wordt gestimuleerd door sympathisch zenuwstelsel. Secretie van adrenaline (stresshormoon), stimuleert processen ter bevordering van dissimilatie: verhogen van de hartslag, verwijding bronchiën, afgifte glucose aan bloed, enz.
Eilandjes van Langerhans: gelegen in de alvleesklier, geven insuline of glucagon af.
Insuline: wordt afgegeven bij een hoge glucoseconcentratie in het bloed, gevolg is opslag van glucose in lever en spieren in de vorm van glycogeen, bij diabetes type 1 afwezig.
Glucagon: wordt afgegeven bij een lage glucoseconcentratie in het bloed, gevolg is afgifte van glucose uit glycogeen.
Spijsverteringshormonen: worden aangemaakt in de wand van het spijsverteringskanaal
Gastrine: aangemaakt na oprekken van de maagwand en bij aanwezigheid van deels verteerd vlees, gevolg is secretie van maagsap en het legen van de maag.
Secretine: aangemaakt door de twaalfvingerige darm, gevolg is afgifte van HCO3- en remt het samentrekken van de maag.
Je kunt het verband beschrijven tussen hormonale regulatie en het handhaven van homeostase (BINAS 89C);
Terugkoppeling, waarbij de snelheid van het proces wordt geregeld door het resultaat.
Negatieve terugkoppeling: bijvoorbeeld toename van de concentratie testosteron remt de LH-afgifte, waardoor minder testosteron wordt geproduceerd.
Positieve terugkoppeling: bijvoorbeeld productieverhoging van LH stimuleert oestrogeenproductie, dat weer de LH-productie stimuleert.
Je kunt de bouw en werking van de voortplantingsorganen van de mens beschrijven en de rol van hormonen daarbij toelichten (BINAS 86C);
De menstruatiecyclus wordt geregeld door hormonen en duurt ongeveer 28 dagen.
Hypofyse produceert FSH (stimuleert ovarium) → rijping van een follikel met daarin de eicel, follikelcellen produceren oestradiol (stimuleren baarmoederslijmvlies en LH-productie).
Door een LH-piek vindt er een ovulatie plaats: het follikel barst open en de eicel verlaat de eierstok en komt in de eileider terecht.
Hypofyse produceert LH en FSH → stimuleren geel lichaam → produceert progesteron (stimuleert groei en ontwikkeling van baarmoederslijmvlies en remt FSH en LH) → LH-productie stopt → geel lichaam degenereert → progesteronproductie stopt → baarmoederslijmvlies niet meer gestimuleerd → menstruatie.
Tijdens zwangerschap: embryonaal weefsel produceert HCG → geel lichaam blijft intact en blijft dus progesteron produceren. Na drie maanden produceert de placenta progesteron.
Prolactine: groei van melkklieren tijdens de zwangerschap, productie van melk.
Oxytocine: samentrekking van de baarmoederwand (→ weeën), vrijkomen van melk uit de melkklieren, hechting met het kind.
Je kunt bouw, vorming en ontwikkeling beschrijven van de zygote (BINAS 86D,E);
Een zygote is een bevruchte eicel.
Ontwikkeling in de eileider tijdens het transport dat 5 dagen duurt: klievingsdelingen (eerste delingen waarbij geen celgroei plaatsvindt) → bolletje cellen waarin een holte met vocht is ontstaan komt in de baarmoeder aan: de wand vormt later een vruchtvlies.
Innesteling in het baarmoederslijmvlies.
Ontwikkeling van het embryo doordat uit de ongespecialiseerde cellen verschillende cellen ontstaan met speciale functies, uit embryonaal weefsel ontstaat ook vruchtwater, twee vruchtvliezen, de placenta en de navelstreng.
Het embryo wordt een foetus genoemd vanaf het begin van de derde maand nadat alle organen in aanleg aanwezig zijn.
Eeneiige tweelingen ontstaan uit één eicel en één zaadcel, ze hebben dezelfde erfelijke eigenschappen.
Je kunt onderscheiden dat er responsen in het celplasma zijn en dat er responsen zijn die genexpressie bevorderen (BINAS 89B);
Signaaloverdracht van hormonen naar cellen van doelorganen:
Vetoplosbare steroïdhormonen passeren de celmembraan van een cel van het doelorgaan en worden in combinatie met een receptormolecuul naar het DNA in de kern gebracht om daar de aanmaak van mRNA te beïnvloeden.
Wateroplosbare peptidehormonen worden gekoppeld aan een receptor van een cel van het doelorgaan, waarna in de cel een signaalstof (second messenger) naar het DNA gaat om het te activeren.
Communicatie tussen aan elkaar grenzende cellen gebeurd door neurotransmitters, waar de synaps van de ene zenuwcel op een volgende aansluit. In cell junctions kunnen aangrenzende celmembranen met elkaar communiceren. Met een weefselhormoon, aangemaakt door cellen en afgegeven aan weefselvloeistof, kunnen receptoren in omliggende doelcellen geactiveerd worden.
Je kunt standpunten over het ingrijpen in het voortplantingsproces van organismen toelichten met ethische en biologische argumenten;
Kunstmatige inseminatie, waarbij spermacellen van een zaaddonor kunstmatig in vrouwelijke geslachtsorganen of eicellen worden gebracht.
Voordeel: iedereen recht op nakomelingen, nadeel: donor kan ongemerkt een halfzus of -broer zijn.
IVF, waarbij operatief verkregen eicellen met spermacellen in een petrischaal worden samengebracht, nadat enkele klompjes cellen zijn ontstaan worden ze in de baarmoeder gebracht.
Voordeel: iedereen recht op nakomelingen, nadeel: duur en beperkte kans op succes