Indicaties benoemen voor het plaatsen van een ileostoma
Indicaties benoemen voor het plaatsen van een colonstoma
Verpleegkundige aandachtspunten benoemen tijdens de verzorging van het stoma
Aangeven welke psychosociale problemen er kunnen spelen bij patiënten met een stoma
Laten zien hoe een stoma verzorgd moet worden en hoe een stomazak verwisseld moet worden
Benoemen wat de indicaties zijn voor het plaatsen van een suprapubisch katheter
Benoemen wat aandachtspunten zijn bij de verzorging van een suprapubisch katheter
Laten zien hoe een suprapubisch katheter verzorgd moet worden
Een katheterzak op aseptische wijze verwisselen
Indicaties voor tijdelijke stoma:
ileus ontlasten
operatiegebied in de darmen beschermen tegen passeren van ontlasting
tijdelijke rust geven aan het ontstoken deel van de darm bij ziekte van crohn of colitis ulcerosa
permanent: kanker rectum, gemetastaseerde kanker van colon.
Indicaties voor ileostoma:
ziekte van crohn
verzwakte rectale sfincter
polypose
colitis ulcerosa
Indicaties voor colostoma:
tumor
beschermen van geopereerde plaats
kinderen met aangeboren aandoeningen
buiktrauma
ernstige diverticulitis met perforatie
volledige darmafsluiting
Verlies van lichaamsbeeld: Patiënten kunnen moeite hebben met aanvaarden van hun nieuwe lichaamsbeeld na de operatie.
Angst en onzekerheid: Voorafgaand aan en na de operatie kunnen gevoelens van angst heersen over de functie van de stoma, de verzorging en de invloed op hun dagelijkse leven.
Sociale isolatie: Patiënten kunnen zich terugtrekken uit sociale situaties uit angst voor stoma-gerelateerde gebeurtenissen, zoals het leegmaken van de stomazak of zorgen over lekkages.
Depressieve symptomen: Het hebben van een stoma kan leiden tot gevoelens van depressie, vooral als de patiënt het gevoel heeft dat deze zijn of haar onafhankelijkheid heeft verloren.
Impact op relaties: Intieme relaties kunnen onder druk komen te staan door zorgen over hygiëne, geur en schaamte rond het dragen van een stoma.
Aanpassingsproblemen: Patiënten kunnen moeite hebben met het aanpassen aan hun nieuwe levensstijl, inclusief dieetveranderingen en het leren van stoma-verzorging.
Hygiëne: Het is cruciaal om een goede hygiëne te handhaven om infecties te voorkomen. Was je handen grondig met zeep en water voordat je de stoma verzorgt. Gebruik bij voorkeur wegwerphandschoenen tijdens de verzorging om de kans op besmetting te minimaliseren. Zorg ervoor dat alles wat je gebruikt, zoals nieuwe stomazak en verzorgingsproducten, schoon en indien mogelijk steriel is.
Inspectie: Controleer regelmatig de huid rondom de stoma op tekenen van roodheid, irritatie, schaafwonden of andere veranderingen. Let op de kleur en de grootte van de stoma zelf - een gezonde stoma heeft een rode kleur en is vochtig. Bij afwijkingen zoals bloeding, verandering van kleur of pusvorming, neem contact op met een arts.
Stomazak: Zorg ervoor dat de stomazak geschikt is voor het type stoma en goed is bevestigd om lekkage te voorkomen. Het is belangrijk om de zak regelmatig te legen, vooral als deze meer dan één derde vol is. Bij het vervangen van de stomazak, gebruik een huidbeschermende crème om irritatie te voorkomen en zorg ervoor dat de huid goed droog is voordat je een nieuwe zak aanbrengt.
Educatie: Geef de patiënt gedetailleerde instructies over hoe ze voor hun stoma moeten zorgen. Duid aan hoe ze de stoma kunnen inspecteren en hoe ze de zak op de juiste manier kunnen verwisselen. Bied ook informatie over dieetveranderingen die de gezondheid van de stoma kunnen beïnvloeden, zoals het vermijden van gasvormende voedingsmiddelen.
Comfort: De comfort van de patiënt is essentieel. Vraag naar hun ervaringen met het dragen van de stomazak en of deze ongemak veroorzaakt. Stem de selecties van stomazakken en accessoires af op hun behoeften, en bied variaties aan die de patiënt beschermt tegen huidirritatie en ongewenste geuren.
Emotionale ondersteuning: Aandacht voor de psychosociale impact van het leven met een stoma is van groot belang. Wees een luisterend oor en ondersteun de patiënt in het uiten van hun zorgen en emoties. Raadpleeg indien nodig een maatschappelijk werker of psycholoog, vooral als de patiënt worstelt met aanpassingsproblemen, angst of depressie. Organiseer kleine groepssessies met andere patiënten met een stoma als dit mogelijk is, zodat ze ervaringen en tips
Pas handhygiëne toe.
Maak een schoon werkveld en zet daarop de benodigdheden binnen handbereik.
Trek de handschoenen en schort aan.
Laat de cliënt de gewenste houding aannemen
Leeg het urostoma- of ileostomazakje in het toilet.
Vraag de cliënt een comfortabele houding aan te nemen, waarbij de stoma goed bereikbaar is.
Leg een onderlegger rond het werkterrein.
Verwijder het gebruikte zakje
Verwijder het gebruikte zakje (colostomazakje inclusief vaste inhoud) en en voer het af volgens de regels van de organisatie.
Reinig de stoma en controleer de huidplaat
Veeg de nog aanwezige ontlasting, slijm of urine weg met toiletpapier. Gooi het toiletpapier weg.
Dek de stoma af met een gaasje om eventuele afscheiding op te vangen.
Controleer of de huidplaat nog goed op de huid bevestigd is.
Wissel handschoenen en pas handhygiëne toe
Trek de handschoenen uit en gooi ze in de afvalbak.
Pas handhygiëne toe.
Trek nieuwe handschoenen aan.
Bevestig een nieuw zakje op de huidplaat
Sluit, afhankelijk van het soort systeem, de onderkant van het opvang- of stomazakje.
Bevestig het opvang- of stomazakje van beneden naar boven op de huidplaat volgens de gebruiksaanwijzing.
Controleer de bevestiging van het opvang- of stomazakje door er voorzichtig aan te trekken.
Afronding
Ruim de materialen op.
Trek de handschoenen en schort uit en gooi ze in de afvalbak.
Pas handhygiëne toe.
Noteer de handeling en eventuele bevindingen.
Onvoldoende blaafunctioneren: Wanneer de blaas niet adequaat kan legen, bijvoorbeeld bij neurologische aandoeningen of na een operatie.
Chronische urineretentie: Patiënten met langdurige urineretentie waarbij het moeilijk is om op een natuurlijke wijze de blaas te legen.
Blokkerende aandoeningen: Bij obstructie van de urinewegen, zoals tumoren of vergrote prostaat, die blaaslediging bemoeilijken.
Vermijden van urethrale schade: Wanneer er een risico is op schade of infectie via de urethra, bijvoorbeeld bij terugkerende urineweginfecties of complicaties na urethrale katheterisatie.
Palliatie: In het kader van comfortzorg bij terminale patiënten waar andere methoden om de urine af te voeren niet effectief zijn of te belastend kunnen zijn.
Hygiëne: Zorg voor een schone omgeving en was altijd goed je handen voor en na de verzorging. Gebruik bij voorkeur wegwerphandschoenen.
Inspectie: Controleer regelmatig de plaats waar de katheter is ingebracht op tekenen van infectie, roodheid, of irritatie. Let ook op de kleur en consistentie van de urine.
Verzorging van de Katheter: Zorg ervoor dat de katheter niet geknikt is en goed ventileert. Controleer dat de katheter goed is bevestigd om ongemak en lekkage te voorkomen.
Afvoer: Leer de patiënt hoe de katheterzak op de juiste manier geleegd moet worden, vooral als deze meer dan de helft vol is.
Educatie: Informeer de patiënt over het belang van thuis hygiëne en hoe ze complicaties kunnen signaleren.
Comfort: Vraag regelmatig naar de ervaringen van de patiënt met de katheter en pas indien nodig het type katheter of toebehoren aan.
Emotionele ondersteuning: Wees bewust van de psychosociale impact van het leven met een katheter en bied indien
Pas handhygiëne toe.
Maak een schoon werkveld en zet daarop de benodigdheden binnen handbereik.
Trek handschoenen aan.
Laat de cliënt de gewenste houding aannemen
Vraag de cliënt op de rug te gaan liggen.
Controleer de katheter
Verwijder het gebruikte verband- en fixatiemateriaal en gooi dit in de afvalbak.
Controleer of de katheter goed vastzit, door er voorzichtig aan te trekken.
Inspecteer de huid rondom de insteekopening
zwelling
roodheid
pijn
warmte
pus- of sereus vocht
hypergranulatie
drukplekken door de katheter op de huid
Reinig de insteekplaats
Bij een schone fistelopening
Bij een vochtige of geïrriteerde fistelopening
Dep de huid rondom de fistelopening schoon met washand en water. Werk van binnen naar buiten en zorg dat er geen water langs de katheter naar binnen loopt.
Dep de huid droog met de handdoek.
Fixeer de katheter op de buik van de cliënt en zorg dat de urinezak goed hangt
Leg de katheter in een boogje.
Fixeer de katheter met fixatiemateriaal op de buik.
Breng de katheter met een licht boogje richting dijbeen.
Fixeer de katheter met het fixatiemateriaal op het dijbeen. Zorg dat de katheter en de afvoerslang nergens kunnen knikken.
Controleer of de katheter niet onder spanning staat of dat er bij beweging geen trekkracht wordt uitgeoefend.
Bevestig de urineopvangzak aan het been of het ophangrekje.
Controleer of de urineopvangzak onder het niveau van de blaas hangt en de grond of voeten van de zorgverleners niet raakt.
Afronding
Ruim de materialen op.
Trek de handschoenen uit.
Pas handhygiëne toe.
Noteer de handeling en bevindingen.