Nederlands in Actie Vocabulaire hoofdstuk 6

onszelf

ourselves

klagen (over)

to complain (about)

de werkdruk

workload

      de druk

      load, pressure

betoogt (betogen)

to argue, to contend

gedreven (drijven)

driven (to drive)

levensreddend

life-saving

      redden

      to save

het brein

brain

(on)voldoende

(in)sufficient(ly)

uitgedaagd (uitdagen)

to challenge

(on)bereikbaar

(un)contactable

waak voor (waken voor)

hier: keep an eye on, ook: to safeguard

het bewijs

proof

stressloos

stress-free

samen … gaan (samengaan)

to go together

tussendoor

in between

doceert (doceren)

to teach

lezingen (de lezing)

readings, lectures

uitdagingen (de uitdaging)

challenges

hopeloos

hopeless

prikkel (prikkelen)

to stimulate

de hersenen / hersens

brain

beslissingen (de beslissing)

decisions

het geklaag

complaining

de spoed

haste, urgency

de spoedeisende hulp

hier: Accident and Emergency Department, ook: emergency services

      de hulp

      help, services

de veiligheid

safety

handelt (handelen)

to act

de hartfrequentie

heart rate

      het hart

      heart

      de frequentie

      frequency

spierspanningen (de spierspanning)

muscle tensions

      de spanning

      tension

het recht (op)

right (to)

de privétijd

personal time

pieken

to peak

dienstverlenende (dienstverlenend)

service-providing

      de dienst

      service

      verlenen

      to grant, to provide

het computerscherm

computer screen

      het scherm

      screen

verlaten

to leave

medewerkers (de medewerker)

employees

de doorbloeding

blood flow, circulation

daardoor

as a result

toon (tonen)

to show

zolang

as long as

ingewikkeld

complicated

in tegenstelling tot

contrary to, in contrast to

      de tegenstelling

      contrast

het proefschrift

dissertation, thesis

beoordelingsgesprekken (het beoordelingsgesprek)

assessment interviews

      de beoordeling

      assessment

adviseert (adviseren)

to advise

komen … in … op (opkomen in)

to come up in

gaat mis (misgaan)

to go wrong

inzet ((zich) inzetten (voor))

hier: to use (for), ook: to devote (to)

gerust

hier: safely, ook: at rest, at ease

onderuitgaat (onderuitgaan)

hier: to fail, ook: to fall

      onderuit

      down

tegengaan

hier: to combat, ook: to go against, to prevent

gereguleerd (reguleren)

to regulate

hanteert (hanteren)

to use

presteren

to perform

kortom

in short

robot