Biologie flashcards 12.1

  1. Genotype en Milieu beïnvloeden Fenotype

    • Het genotype (de erfelijke aanleg) vormt de basis van een organisme, maar het milieu (zoals voeding, licht, en temperatuur) kan de uiteindelijke verschijningsvorm beïnvloeden.

      • Voorbeelden:

        • Een plant met genetische aanleg voor grote bladeren groeit klein in een droge omgeving.

        • Een kind met aanleg voor lang haar moet goed eten om die eigenschap tot uiting te laten komen.


  1. Waarom geslachtscellen half zoveel chromosomen hebben

    • Geslachtscellen hebben de helft van het aantal chromosomen van gewone lichaamscellen, zodat bij de bevruchting de juiste hoeveelheid chromosomen wordt hersteld.

      • Voorbeeld: Bij de mens bevatten lichaamscellen 46 chromosomen (23 paren), terwijl geslachtscellen er 23 hebben. Bij bevruchting ontstaat weer een cel met 46 chromosomen.


  1. 3 Hoe verloopt meiose?

    • Fase 1: De chromosomen worden gekopieerd en paren vormen zich in de celkern.

    • Fase 2: De cel deelt zich voor het eerst, waarbij elk paar gescheiden wordt in twee dochtercellen.

    • Fase 3: De dochtercellen delen opnieuw, zonder chromosoom kopieën, waardoor vier geslachtscellen ontstaan, elk met de helft van het aantal chromosomen.

      • Resultaat: Geslachtscellen met unieke genetische combinaties, wat bijdraagt aan genetische variatie.

robot