AW HC5&6: ontwikkeling van gedrag en betekenis voor adaptatie

  • dier heeft een norm die hij probeert in balans te houden: fysio & gedragsmatig

    • leeft in omgeving die constant verandert → neemt veranderingen waar → probeert reactie te geven om balans weer in evenwicht te krijgen

    • omstandigheden waar aanpassing niet genoeg is → -ve balans

      • individu niet in staat zich genoeg aan te passen = maladaptatie

        • maladaptatie in longterm situ → chronische stress

    • sturende factoren hebben invloed op manier waarop individu omgaat met veranderingen

nature vs nurture

  • individu’s gedrag (&adaptatievermogen) komt uit wisselwerking tussen genetische- & omgevingsfactoren

    • NOOIT alleen erfelijkheid of omgeving

    • onderzoek lastig - welke er wel zijn gedaan:

  • Harlow: scheidde aapjes bij geboorte van moeder, gaf metale melkmoeder

    • → later allemaal onomkeerbare gedragsproblemen

    • wou invloed v opvoeding weten op individu later (dcr love→asociaal)

  • Hess: leren of weten kippen hoe ze moeten pikken? aangeboren of geleerd?

    • index bril → pikte er steeds naast → geen beloning → pikte na 5dgn (same as normal) precies dus → aangeboren (maturatie lichaam)

  • eekpoes Sammie: eekhoorn opgevoed door een poes

    • hoe ouder hoe meer verschillen van andere kittens

    • wilde dingen begraven & nestbouwen zonder uitleg - instinctief

    • drinken was geen nat gedrag, lastig - knagen wel, dieet changed

  • Oxana kind groeide op in hondenkennel → gedraagd als hond

genetische componenten: erfelijkheid

  • bepaalde vachtkleuren kunnen temperamentvoller zijn dan andere

    • zoogdieren 5 loci bepalen n pigmentcellen

    • vachtkleur mede gereguleerd door aanwezigheid agouti gen

  • melanine has presursor Dopa → kan omzetten in dopamine → precursor voor (nor)adrenaline

    • karakteristieken non-agouti’s: kleinere vluchtafstand mens, dcr actief/agressief/vluchtreactie/nerveus/abnormaal gedrag ontwikkeling

gedrag en de genetische basis

  • angst, agressiviteit, blaffen, territoriale verdediging, sociaal gedrag ← rasverschillen dus wss genetisch component

    • nauwelijks onderzoek bc omgeving groot onderdeel

    • 1 studie in VS om uit normale pointers angstige lijn te fokken

      • doel: medicaties testen bij angstige dieren

      • binnen 2-3 generaties sterk veranderd gedrag & (hersen)fysiologie → dus sterke genetische basis voor angst!

      • foklijn is dus snel verknoeid!

epigenetica: tussen ervaringsaspecten & erfelijkheid

hoe kunnen omgevingsfactoren DNA materiaal beinvloeden, zonder mutaties in het DNA te maken?

  • epigenetische factoren bepalen welke delen v genoom open/gesloten → sommige genen aan/uit → DNA modificaties zonder verandering DNA sequentie

    • deze factoren berusten op 3 pijlers:

  • 1) DNA-methylering = methylgroep toevoegen aan nucleotide

    • verhindert genexpressie, vooral if in promotorgebied

    • kunnen weer worden verwijderd → reversibel proces

    • methylering door omgevingsfactoren kan doorgegeven worden aan voortplantingscellen

    • zwangerschapomgeving can affect methyleringspatroon offspring

      • bv babies born post-hongerswinter: DNA epigenetisch verandert door prenatale blootstelling ongunstige omgeving

  • 2) 2 types epigenetisch RNA: microRNAs & niet-coderend RNA

    • beinvloeden open/gesloten stand (delen van) chromosomen

      • chr gesloten → DNA onafleesbaar → geen transcriptie

    • stukjes dubbelstrengs RNA ook betrokken bij geninactivatie

  • 3) nucleosoom = structuur waarin DNA verpakt - bestaat uit histonen

    • histon-eiwitten kunnen verandert worden door toevoeging of verwijdering kleine chemische verbinding:

      • bv acetyl/metyl/fosfaatgroepen of grotere peptiden

    • gevolg: aard vh nucleosoom gewijzigd: → chromatine meer open of gesloten

  • dus omgevingsfactoren kunnen ons stabiele DNA beinvloeden → kan grote gevolgen hebben

prenataal: invloeden voor & rond de geboorte

  • invloed sekshormonen (oa testosteron)

    • via gezamelijke placenta testosteron instroom → beinvloed teefjes in uterus → masculinisatie:

      • incr agressie, dominant gedrag, geheven poot urineren, bestijgen

  • invloed stresshormonen moeder (vnl cortisol)

    • incr cortisol moeder → via placenta naar fetus

    • affects n & gevoeligheid cortisolreceptoren in hypothalamus → beinvloed toekomstige stressreactie

    • gestresste moederrat → (klein!)dochters: stressgevoeliger, slechter herstel na stress, minder zorggevend, cycli onregelmatiger

    • gestresste moederrat → zonen: stressgevoeliger, slechter herstel na stress. quasi-homoseksueel gedrag: meer zorggevend + copulatiehouding naar males = feminisatie

      • niet in 2e generatie (bij dochters dus wel)

postnataal: gebeurtenissen in eerste levensfase

imprinting = snel leermoment bij jond dier in specifieke korte gevoelige periode met een vaak irreversibel effect in latere levensfase

  • term vaak gebruikt mbt nestvlieders (zeer snelle ontwikkeling)

  • types: maternale, filiale, sexuele imprinting

socialisatieperiode = leer-&ontwikkelingsproces in gevoelige periose waarin dier relevant gedrag (acties&reacties) leert ten omzichte van een diversiteit aan externe prikkels

  • naast imprinting ook andere vormen: trial&error learning, habituatie

  • term vaak gebruikt mbt nestblijver ((zoog)dieren w langzame ontwikkeling)

effecten/functies van imprinting/socialisatie?

  • begin → jong grote kans dat t bij juiste individu voeding/bescherming zoekt

  • later → dier wel/geen predatiegedrag vertoond, geen angst heeft, juiste partner vindt en incest vermijdt

sociale banden

moeder-kind relaties

  • moeder-kind relatie bepalend voor ontwikkeling & later gedrag

  • band wordt bewerkstelligd & bevestigd door:

    • lucht v vruchtwater

    • vaginale stimulatie

      • effect keizersnede!

    • hormonen: dcr progesteron & incr oestrogeen. dan prolactine & oxytocine omhoog → moeder-kind binding!!

      • zogen → oxytocine komt vrij (zien, aanraking, geur)

    • ‘lichaamseigen opiaten‘(endodorfine) komt vrij bij aanraken → lekker gevoel

  • moederzorg effect op pups:

    • sensorische stimulatie → groeihormonen, endodorfine, ACTH

    • voeden → hartslag & corticosteron

  • moederzorg effect in post-natale periode:

    • incr leervermogen & geheugen

    • dcr emotionaliteit

    • reguleert HPA-as

vriendschappen

  • banden tussen niet verwanten - voorkeur gezelschap individuen zelfde seks

  • sociaal contact → vrijkomen lichaamseigen opiaten → dcr stress

  • plotseling wegvallen sociale banden → -ve gevolegen op dieren

spelgedrag van jonge dieren

  • functie spelgedrag: trainen van cognitieve skills & motoriek

    • fight/flight, predatiegedrag, sociale vaardigheden & voor het onverwachte)

  • bevat elementen van dif gedragsmotivatie

  • korte bouts, snel, vaak overdreven - in vertrouwde, relaxte omgeving

  • endorfine release

ervaringen in volwassenheid

  • nooit te oud om te leren!

robot