dier heeft een norm die hij probeert in balans te houden: fysio & gedragsmatig
leeft in omgeving die constant verandert → neemt veranderingen waar → probeert reactie te geven om balans weer in evenwicht te krijgen
omstandigheden waar aanpassing niet genoeg is → -ve balans
individu niet in staat zich genoeg aan te passen = maladaptatie
maladaptatie in longterm situ → chronische stress
sturende factoren hebben invloed op manier waarop individu omgaat met veranderingen
individu’s gedrag (&adaptatievermogen) komt uit wisselwerking tussen genetische- & omgevingsfactoren
NOOIT alleen erfelijkheid of omgeving
onderzoek lastig - welke er wel zijn gedaan:
Harlow: scheidde aapjes bij geboorte van moeder, gaf metale melkmoeder
→ later allemaal onomkeerbare gedragsproblemen
wou invloed v opvoeding weten op individu later (dcr love→asociaal)
Hess: leren of weten kippen hoe ze moeten pikken? aangeboren of geleerd?
index bril → pikte er steeds naast → geen beloning → pikte na 5dgn (same as normal) precies dus → aangeboren (maturatie lichaam)
eekpoes Sammie: eekhoorn opgevoed door een poes
hoe ouder hoe meer verschillen van andere kittens
wilde dingen begraven & nestbouwen zonder uitleg - instinctief
drinken was geen nat gedrag, lastig - knagen wel, dieet changed
Oxana kind groeide op in hondenkennel → gedraagd als hond
bepaalde vachtkleuren kunnen temperamentvoller zijn dan andere
zoogdieren 5 loci bepalen n pigmentcellen
vachtkleur mede gereguleerd door aanwezigheid agouti gen
melanine has presursor Dopa → kan omzetten in dopamine → precursor voor (nor)adrenaline
karakteristieken non-agouti’s: kleinere vluchtafstand mens, dcr actief/agressief/vluchtreactie/nerveus/abnormaal gedrag ontwikkeling
gedrag en de genetische basis
angst, agressiviteit, blaffen, territoriale verdediging, sociaal gedrag ← rasverschillen dus wss genetisch component
nauwelijks onderzoek bc omgeving groot onderdeel
1 studie in VS om uit normale pointers angstige lijn te fokken
doel: medicaties testen bij angstige dieren
binnen 2-3 generaties sterk veranderd gedrag & (hersen)fysiologie → dus sterke genetische basis voor angst!
foklijn is dus snel verknoeid!
hoe kunnen omgevingsfactoren DNA materiaal beinvloeden, zonder mutaties in het DNA te maken?
epigenetische factoren bepalen welke delen v genoom open/gesloten → sommige genen aan/uit → DNA modificaties zonder verandering DNA sequentie
deze factoren berusten op 3 pijlers:
1) DNA-methylering = methylgroep toevoegen aan nucleotide
verhindert genexpressie, vooral if in promotorgebied
kunnen weer worden verwijderd → reversibel proces
methylering door omgevingsfactoren kan doorgegeven worden aan voortplantingscellen
zwangerschapomgeving can affect methyleringspatroon offspring
bv babies born post-hongerswinter: DNA epigenetisch verandert door prenatale blootstelling ongunstige omgeving
2) 2 types epigenetisch RNA: microRNAs & niet-coderend RNA
beinvloeden open/gesloten stand (delen van) chromosomen
chr gesloten → DNA onafleesbaar → geen transcriptie
stukjes dubbelstrengs RNA ook betrokken bij geninactivatie
3) nucleosoom = structuur waarin DNA verpakt - bestaat uit histonen
histon-eiwitten kunnen verandert worden door toevoeging of verwijdering kleine chemische verbinding:
bv acetyl/metyl/fosfaatgroepen of grotere peptiden
gevolg: aard vh nucleosoom gewijzigd: → chromatine meer open of gesloten
dus omgevingsfactoren kunnen ons stabiele DNA beinvloeden → kan grote gevolgen hebben
invloed sekshormonen (oa testosteron)
via gezamelijke placenta testosteron instroom → beinvloed teefjes in uterus → masculinisatie:
incr agressie, dominant gedrag, geheven poot urineren, bestijgen
invloed stresshormonen moeder (vnl cortisol)
incr cortisol moeder → via placenta naar fetus
affects n & gevoeligheid cortisolreceptoren in hypothalamus → beinvloed toekomstige stressreactie
gestresste moederrat → (klein!)dochters: stressgevoeliger, slechter herstel na stress, minder zorggevend, cycli onregelmatiger
gestresste moederrat → zonen: stressgevoeliger, slechter herstel na stress. quasi-homoseksueel gedrag: meer zorggevend + copulatiehouding naar males = feminisatie
niet in 2e generatie (bij dochters dus wel)
imprinting = snel leermoment bij jond dier in specifieke korte gevoelige periode met een vaak irreversibel effect in latere levensfase
term vaak gebruikt mbt nestvlieders (zeer snelle ontwikkeling)
types: maternale, filiale, sexuele imprinting
socialisatieperiode = leer-&ontwikkelingsproces in gevoelige periose waarin dier relevant gedrag (acties&reacties) leert ten omzichte van een diversiteit aan externe prikkels
naast imprinting ook andere vormen: trial&error learning, habituatie
term vaak gebruikt mbt nestblijver ((zoog)dieren w langzame ontwikkeling)
effecten/functies van imprinting/socialisatie?
begin → jong grote kans dat t bij juiste individu voeding/bescherming zoekt
later → dier wel/geen predatiegedrag vertoond, geen angst heeft, juiste partner vindt en incest vermijdt
moeder-kind relaties
moeder-kind relatie bepalend voor ontwikkeling & later gedrag
band wordt bewerkstelligd & bevestigd door:
lucht v vruchtwater
vaginale stimulatie
effect keizersnede!
hormonen: dcr progesteron & incr oestrogeen. dan prolactine & oxytocine omhoog → moeder-kind binding!!
zogen → oxytocine komt vrij (zien, aanraking, geur)
‘lichaamseigen opiaten‘(endodorfine) komt vrij bij aanraken → lekker gevoel
moederzorg effect op pups:
sensorische stimulatie → groeihormonen, endodorfine, ACTH
voeden → hartslag & corticosteron
moederzorg effect in post-natale periode:
incr leervermogen & geheugen
dcr emotionaliteit
reguleert HPA-as
vriendschappen
banden tussen niet verwanten - voorkeur gezelschap individuen zelfde seks
sociaal contact → vrijkomen lichaamseigen opiaten → dcr stress
plotseling wegvallen sociale banden → -ve gevolegen op dieren
functie spelgedrag: trainen van cognitieve skills & motoriek
fight/flight, predatiegedrag, sociale vaardigheden & voor het onverwachte)
bevat elementen van dif gedragsmotivatie
korte bouts, snel, vaak overdreven - in vertrouwde, relaxte omgeving
endorfine release
nooit te oud om te leren!