deel II: De Franse Revolutie

RELEVANTIE

centrale gebeurtenis tijdperk van de Atlantische Revoluties:
→ geheel van politiek omwentelingen in Europa en Amerika tussen 1760 en 1850

IMPACT

centrale rol op Europees continent: grootste bevolking (28 miljoen)
+ militair en economisch
Frans (elite)

1) achtergrond

1.1 internationale context

Engeland < - > Frankrijk: mondiale strijd controle handel en kolonies

INTERNATIONALE CONFLICTEN

  • Europees vasteland (grondgebied en prestige)

    • Oostenrijk (huis Habsburg)

    • Pruisen (huis Hohenzollern)

    • Frankrijk (huis Bourbon)

    • Rusland (huis Romanov)

    • Britten: Balance of power: worden nooit aangevallen

  • Amerika: 1763: Britten krijgen kolonies

  • India: handelscompagnieën: Britten winnen

BRITTEN OVERWINNEN
→ spanning met kolonies: belastingspolitiek: invoerrechten en andere heffingen
→ “no taxation without representation”
→ Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog
→ continentaal congres: leger
→ 1776: onafhankelijkheidverklaring

Fransen hielpen kolonies: wapens en interventie: REVANCHE
→ rand bankroet (déficit)

1.2 Het ancien régime/ standenmaatschappij

SOCIALE KLASSEN: RIJKDOM

  1. clerus: tienden, grond

  2. adel: monopolie belangrijke functies, geen belastingen

  3. derde stand

    1. bourgeoisie (handelaars, ambtenaren, vrije beroepen)
      → botsing aristocratie (niet tevreden met status)

    2. gewone volk (boeren, ambachtslieden, proletariaat (bezitloze/loontrekkers))

FR = opstand tegen standenmaatschappij olv bourgeoisie (mobilisatie)

1.3 sociale en economische problemen

HEERLIJKHEID
→ landheren: edelen, clerus, bourgeoisie (kopen)
→ privileges (feodaal)
→ jachtrecht, monopolie op molen bakkerij wijnpers (vergoeding), rechterlijke en politionele macht, corveediensten, jaarrenten en overdrachtsvergoedingen

=> STOP door FR: particulier eigendom

SOCIAALECONOMISCHE CRISIS

weersomstandigheden: mislukking oogst: inflatie
→ werkloosheid, bedelaars

1.4 nieuwe vormen van sociale kritiek

epicentrum VERLICHTING

  • filosofen (ideeën broeien bij volk)

    • Charles de Montesquieu
      → scheiding der machten, kritiek op bestaande maatschappelijke autoriteiten

    • Denis Diderot
      → vooruitgang, vertrouwen in rede en wetenschap

    • Voltaire

      → religieuze tolerantie

    • Jean-Jacques Rousseau

      → sociaal contract, volkssoevereiniteit

  • sociaal contract

    • gezag staat legitiem als gebaseerd op contract tussen burgers voor rechten en plichten

    • uitgangspunt: natuurtoestand (geen rechtszekerheid)

    • contract → afstaan recht regeren → maatschappij met wetten voor rechtszekerheid → staat → straffen

  • salons, koffiehuizen: publieke opinie, verspreiding ideeën, kritiek

  • spotprenten en politiek schotschriften (weg imago)

2) Het verloop van de Franse revolutie

FASE 1: van een absolute naar een constitutionele monarchie (mei 1789-aug 1792)

bankroet
→ mei 1789: Lodewijk XIV: Staten-Generaal
→ juni 1789: twist: derde stand roept zichzelf uit tot nationale vergadering: ASSEMBLÉE NATIONALE
→ zaal voor balspel: jeu de paume
→ niet uiteen tot grondwet: Eed op de kaatspaan
→ koning stuurt 18000 soldaten naar Versailles

14 juli 1789: opstand boeren en werklieden: bestorming Bastille (+mobilisatie)

aug 1789: hervormingen
- einde feodale verplichtingen
- Déclaration des droits de l’homme et du citoyen:
→ gelijkheid, volkssoevereiniteit, onvervreemdbare rechten
→ grondbeginselen nieuwe staat

nov 1789: oplossing bankroet: confiscatie kerkelijke bezittingen
→ 1790: Constitution civile du clergé: nationale kerk
→ onderworpen staat: verkiezingen, geen pauselijke inmenging
→ paus veroordeeld revolutie: splitsing
- Rome-getrouwen: weerspannige clerus
- regime-getrouwen: constitutionele clerus: eed van trouw

1791: Wet-Le Chapelier: verbod gilden en andere beroepsorganisaties
→ vrijemarkteconomie
→ praktijk: verbod op vakbonden en stakingen

1791: mislukte vlucht koning
1791: verklaring Pillnitz: Oostenrijk en Pruisen dreigen met interventie
1791: grondwet
→ CONSTITIONELE MONARCHIE (gebaseerd op Assemblée Nationale en koning)
→ cijnskiesrecht (iedereen die belasting betaald mag stemmen: actieve burgers)

1792: Frankrijk verklaart oorlog aan Oostenrijk
(oorzaken: les émigrés, dreiging, vlucht koning, Assemblée Nationale: aandacht afleiden, vereninging))

=> ontevredenheid lage klassen

  • geen voordelen confiscatie

  • inflatie

  • Wet-Le Chapelier

  • cijnskiesrechten

ijsen meer democratisch systeem: Maximilien Robespierre
→ algemeen mannelijk kiesrecht

oorlog verliep slecht (dreigement: repercussies en binnenvallen)
→ radicale jakobijnen: zwepen volk op voor republiek

FASE 2: radicale republiek(Terreur)(10 aug1792-aug1795)

10 aug 1792: bestorming Tuilerieën
→ Lodewijk XVI en familie gevangen en afgezet

grondwet afgeschaft
22 sept 1792: Assemblée Nationale → Nationale Conventie

guillotine: humanitair (gelijke voet en niet lijden)
→ jan 1793: Lodewijk XVI berecht door hoogverraad

oorlog: internationale coalitie (Oostenrijk, Pruisen, GB, Nederlandse Republiek)
→ verliep slecht: verdreven Zuidelijke Nederlanden, dreiging binnenval

binnenland: katholieke boeren in de Vendée tegen rekrutering
provinciesteden tegen centralisatie
extremisten (enragés) tegen parlementaire methoden

=> ROBESPIERRE, oorlogskabinet Comité de Salut Public
→ De Onkreukbare, advocaat, ideaal: democratische republiek
→ Schrikbewind tegen binnenlandse oppositie (40000 doden)
→ levée en masse/ massale dienstplicht tegen buitenlandse oppositie
→ economische beperkingen

=>juni 1974; Slag bij Fleurus: Zuidelijke Nederlanden veroverd

1974: Robespierre buiten de wet gesteld en geëxecuteerd

fase 3: constitutionele republiek: het Directoire (aug 1795 - nov 1799)

aug 1795: Directoire (uitvoerende macht: 5 directeurs)
→ nieuwe grondwet, cijnskiesrecht
→ departementen België komen overeen met provincies

heropleving Royalisme; Lodewijk XVIII
→ vrees: Directoire roept hulp leger met Napoleon Bonaparte
→ geboren op Corsica, lagere adel, militaire academie, aanhanger revolutie, promotie Terreur
1796-1797: Italiaanse veldtochten: verdrijven Oostenrijkers
1798: expeditie Egypte
→toegang oosten, Engels handel treffen
→ Steen van Rosetta

fase 4: de autoritaire republiek (het Consulaat)(nov 1799 - dec 1804)

nov 1799: staatsgreep: nieuwe republiek: consulaat
→ legitimeren: volksvergaderingen of plebiscieten

Napoleon: intellectuele gaven en interesses, leiderschapskwaliteiten

herstel openbare orde

  • censuur

  • geheime politieke politie

  • gecentraliseerd administratie (prefect aan hoofd elk departement krijgt orders minister)

  • einde opstanden

  • algemene amnestie: iedereen mocht terugkeren

VERDEEL EN HEERS, alleenheerser (eerste consul)

1801: concordaat met het Vaticaan: vrede met de paus
→ paus benoemt bisschoppen
→ paus erkent feitelijk republiek (verlies oude rechten en bezit)
→ geestelijken krijgen staatssalaris
→ religieuze tolerantie

gesystematiseerde wetten: burgerlijk wetboek: Code Civil
→burgerlijk recht: regelt onderling verhoudingen tussen burgers

2 dec 1804: Hij kroont zichzelf tot keizer der Fransen, NapoleonI





robot