Je kunt in een context beschrijven wat onder een ecosysteem wordt verstaan en welke componenten daarvan deel uitmaken %%(BINAS 93B, 93E1)%%;
Een ^^ecosysteem^^ is een verzameling van populaties en abiotische factoren in een natuurlijk begrenst gebied. Samen vormen de ecosystemen het systeem Aarde.
Een ^^levensgemeenschap^^ bestaat uit gezamenlijke organismen in een ecosysteem en bestaat uit verschillende ^^populaties^^ (groep individuen van één soort), die samen een ^^voedselweb^^ vormen.
\
Bij vraat kunnen planten stoffen afgeven die door soortgenoten worden waargenomen, die daarop vraatremmende gifstoffen produceren.
\
Je kunt in een context de verschillende organisatieniveaus herkennen %%(BINAS 93A1)%%;
Voedselketens bestaan uit planten of autotrofe bacteriën als ^^producent^^, en heterotrofe ^^consumenten^^, en ^^reducenten^^.
Met als uitzondering dieren die plantaardig en dierlijk voedsel eten behoren tot verschillende orden.
\
Je kunt in een context energiestromen in een ecosysteem beschrijven, toelichten welke factoren daarop van invloed zijn %%(BINAS 93A2, 93E2)%%;
Het aantal ^^trofische niveaus^^ (schakels in de voedselketen) is beperkt doordat in ieder niveau het grootste deel aan energie verloren gaat aan warmte en dus opraakt.
Warmte komt vrij bij dissimilatie waardoor uiteindelijk alle vastgelegde zonne-energie uit voedselketens verdwijnt.
^^Piramide van biomassa^^: voorstelling van de verdeling van biomassa over de voedselniveaus van een levensgemeenschap of voedselketen. Het onderste niveau bevat producenten, hogere niveaus bevatten doorgaans een kleiner aantal organismen. Biomassa gaat verloren door:
\
^^Bruto primaire productie^^: door producenten gevormde biomassa
^^Netto primaire productie^^: door producenten gevormde biomassa, inclusief (aftrek van) dissimilatie; oftewel, wat overblijft na dissimilatie.
\
Je kunt in een context de accumulatie van giftige stoffen in een voedselketen uitleggen;
Iedere consument eet gedurende het leven vele malen het eigen gewicht aan voedsel, waar gifstoffen (zoals bestrijdingsmiddelen) in zitten. Veel gifstoffen zijn persistent, ze worden vrijwel niet langs de natuurlijke weg afgebroken. De concentratie gifstoffen wordt hoger in de opeenvolgende trofische niveaus.
\
Je kunt in een context de rol uitleggen van producenten, consumenten en reducenten in de kringlopen van koolstof en stikstof %%(BINAS 93F, 93G)%%:
^^Koolstofkringloop:^^
CO2 vastleggen in glucose door fotosynthese → omzetten van glucose in andere organische stoffen → vrijkomen van CO2 bij verbranding.
\
^^Stikstofkringloop:^^
Planten leggen stikstof vast uit nitraat in aminozuren. Stikstofbindende bacteriën leggen stikstof uit de lucht (N2) vast bij de vorming van aminozuren en voor planten opneembare stikstofverbindingen.
Onder invloed van de mens (overbemesting, stikstofoxidenuitstoot, rioolwater in rivieren, onttrekking of toevoeging van mineraalhoudende producten, kaalkap) → ^^eutrofiëring^^
\
Je kunt in een context de rol van symbiose binnen en tussen soorten in een ecosysteem beschrijven;
^^Symbiose^^ is een langdurige samenleving van individuen van verschillende soorten voor voedsel of bescherming.
^^Parasitisme^^: individu van de ene soort heeft er voordeel van, de ander een nadeel.
\
Het tegengestelde van symbiose is ^^concurrentie^^ om bijvoorbeeld voedsel of een gebied. ^^Predatie^^ is het doden van prooidieren om ze als voedsel te gebruiken.
\
Je kunt in een context herkennen dat een ecosysteem in verschillende evenwichtssituaties kan verkeren (%%BINAS 93D1%%);
^^Natuurlijk evenwicht^^: stabiele toestand waarin elke factor in een ecosysteem min of meer constant blijft. Populatiedichtheden schommelen om bepaalde waarden, die afhankelijk zijn van de mogelijkheden voor groei, ontwikkeling en het functioneren van organismen.
Het evenwicht wordt gereguleerd door negatieve terugkoppeling; de toename in populatiedichtheid wordt geremd door ziekten, voedselschaarste, ruimtegebrek en een toenemend aantal vijanden (→ natuurlijke selectie).
^^S-vormige groeicurve^^: stabiel natuurlijk evenwicht, ontstaan door beperkte hulpbronnen
^^J-vormige groeicurve^^: exponentiële groei, ontstaan door onbeperkte hulpbronnen
De populatiedichtheid kan op verschillende manieren worden bepaald:
Organismen die zich niet verplaatsen; een aantal organismen per vierkante meter tellen verspreid over het leefgebied en het gemiddelde nemen.
Met de ^^terugvangstmethode^^: p = (v1*v2)/m2; p is de populatiegrootte, v1 is het totaal aantal gemerkte dieren, v2 is het aantal dieren bij de tweede vangt, m is het aantal gemerkte dieren bij de tweede vangst.
</p>
Je kunt in een context beargumenteren met welke maatregelen de mens ecosystemen kan beïnvloeden;
\
Je kunt in een context beschrijven dat voor elke soort de tolerantiegrenzen, per abiotische factor, verschillend kunnen zijn;
Groei wordt begrensd door ^^beperkende factoren^^, dit zijn tekorten waardoor processen in organismen worden geremd. ^^Tolerantiegrenzen^^ zijn grenzen waarbinnen organismen schommelingen van abiotische factoren verdragen. Deze grens bepaald het verspreidingsgebied waarin de soort voorkomt.
\
Je kunt in een context opeenvolgende veranderingen in een ecosysteem beschrijven en verklaren hoe daarbij overgangen tot stand komen;
^^Successie^^ is de verandering in de loop van tijd van soortensamenstelling van een levensgemeenschap, zodat deze geleidelijk in een andere overgaat.
Een ^^climaxecosysteem^^ is een stabiel eindstadium van successie dat langdurig blijft bestaan.
Een ^^gradiëntecosysteem^^ is een ecosysteem op de overgang van verschillende biotopen (bv. oevergebied waarbij water via moeras overgaat in land). Successiestadia zijn hier naast elkaar te zien. Een ^^indicatorsoort^^ is een soort die kenmerkend is voor de samenstelling van water of bodem, zoals kalkgehalte. Heidevelden kunnen in stand worden gehouden door ze te laten begrazen door schapen, dit heet ^^stagnerende successie^^.
\
Je kunt in een context beschrijven welke factoren invloed hebben op de biodiversiteit;
^^Biodiversiteit^^: variatie in organismen, soorten, populaties en ecosystemen. Is ontstaan door evolutie (mutaties, toeval en reproductieve isolatie, recombinatie, adaptatie, selectiedruk) en door interactie tussen abiotische en biotische factoren die de soortensamenstelling bepalen.
Invloed van de mens op de biodiversiteit;
\
^^Monocultuur^^ (in de landbouw) is niet-ecologisch, waarbij op grote akkers hetzelfde gewas wordt verbouwd. Voor dieren die een plaag veroorzaken staat hier extreem veel voedsel bij elkaar. Een ecologische cultuur bestaat uit verschillende gewassen die elkaar afwisselen op meerdere kleine percelen.
De eilandtheorie geeft aan welke factoren van invloed zijn op de biodiversiteit op een eiland.
\