K

dutch woordenshat

§ 4 Feit, mening en argument

1.   aanstootgevend     – schokkend; ergernis veroorzakend

2.    destijds      – in die tijd

3.   ongefundeerd        – nergens op gebaseerd

4.   ontmoedigen          – tegengaan

5.   relevant                  – belangrijk

6.   representatief        – een goed, compleet beeld gevend

7.   signaleren              – opmerken; de aandacht op vestigen

 

8.   een druppel op een gloeiende plaat                     – zo weinig dat het niet echt helpt

9.   (iemand iets) in de schoenen schuiven    – (iemand ergens van) beschuldigen

 

 

§ 5 Hoofd- en bijzaken

10.       de connectie                – het verband

11.         de frustratie                 – het gevoel van teleurstelling, woede en ergernis

12.         het gehucht                – het plaatsje dat bestaat uit slechts enkele huizen

13.         indirect                        – niet rechtstreeks

14.         respectievelijk             – in de volgorde zoals genoemd

15.         de uitspatting              – de bijzonderheid; de afwijking van wat gewoon is

 

 

§ 6 Werken met het stappenplan lezen

 

16.         het dilemma                – het ingewikkelde, lastige vraagstuk

17.         de indicatie                 – de aanwijzing

18.         intens                          – zeer aandachtig

19.         de overheid                – de organisatie als het rijk of de gemeente

20.         de suggestie               – het voorstel

 

 

§ 7 Meer lezen

21.  recent                               – nieuw

22.  het decennium                 – de periode van tien jaar

23.  ogenschijnlijk                    – schijnbaar; zoals het schijnt te zijn

24.  constateren                      – vaststellen; waarnemen

25.  ontzenuwen                      - ontkrachten; weerleggen; tegenspreken