tot WOI: EU: wereldbeschaving
globalisering: toenemend verbondenheid van menselijke activiteiten over lange afstand
bronnen: moderne wapens, betere gezondheidszorg, industrie, efficiënte belastingheffing, snelle communicatie, solide wethandhaving
→ vooruitgang in westen
→ elders levensstandaard verslechteren (concurrentie)
industriële productie
meer in westen door IR
elders enkel leverancier grondstof (concurrentie)
imperialisme: proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld willen uitbreiden
→ veroveringen, subtiele vormen overheersing op politiek, economisch of cultureel vlak
VK: grootste koloniaal rijk
+ informeel imperialisme: maken goedkope productie → degradatie tot grondstoffen als voorwaarde handel
late 19e eeuw: EU: wedijveren koloniale bezittingen uitbreiden (‘race’)
grote vraag: tradities handnijverheid genoeg
katoen, koffiebonen, rubber, suikerriet, palmolie, thee, tin
investering kapitaal in achterlijke gebieden: sporen, fabrieken, havens, plantages, mijnen
inheemse bevolking → loontrekker buitenlandse bedrijven
kapitalistische productieverhouding
lening lokale heerser → afhankelijk
=> Westen: financiële belangen in regeringen als ondernemingen
Egypte: constructie Suezkanaal
→ modernisering, geld geleend in VK, Fr
→ 1882: oproer Alexandrië, ingrijp Britse leger
→ Brits protectoraat:
=> bescherming investeringen → politieke en territoriale overheersing in de vorm van
koloniën = territorium onder direct bestuur soevereine staat, moederland
protectoraten = vorm indirecte overheersing, advies
invloedssferen = gebied waar staat invloed op exclusieve wijze kan laten gelden
door
groei militaire en economische macht EU
afkalvende macht heersers Ottomaanse Rij, Oost-Afrika, Perzië, China (Japan: hervorming regering + maatschappij)
motieven
economisch motief: winst maken
behoefte tropische producten, nieuwe markten
kapitaalexport: geïnvesteerd in koloniale landen
politiek motief: macht en prestige verwerven
verklaring stormloop: Europese wedijver op staatsniveau: ook machtsevenwicht
prestige
sociaal motief: revolutie in eigen land voorkomen
propageren: revolutie arbeidersklasse (sociaal imperialisme)
cultureel motief: religie of ideologie verspreiden
zendelingen: aandringen bij regering op interventie
wetenschap (geografie, botanica, delfstoffen)
morele component: geloof in “moderne beschaving” door verlichting verspreiden (nieuwe religie)
sociaal darwinisme, pseudowetenschappelijke rassenleer: van nature sterker ras
EU: vroeger enkel kusten (Goudkust, Ivoorkust, Slavenkust) van “donkere continent” (zuiden sahara → grens moslimwereld, zwarten)
militair-politiek zeer zwak
opengelegd door missionarissen, ontdekkingreizigers en avonturiers
Henry Morton Stanley
avontuurlijk journalist
economisch potentieel: zocht sponsors in EU
1ste Leopold II, koning der Belgen
voorwendsel
Beschaving, christendom brengen, alleen humane en filantropische bedoelingen
London, ontdekkingsreizigers, geografen, militairen warm maken Kongo-avontuur + 1876: Geografische conferentie in Brussel
richtte Internationale Afrikaanse Associatie (Stanley: voorbereiden)
uitbouw infrastructuur (stoomboten, wegen, bruggen, spoorweg)
1884-1885: Otto von Bismarck: Conferentie van Berlij
→ Afrikaanse kwestie bespreken
sticht internationaal erkend staat in de Kongo → Congo-Vrijstaat privébezit koning
gedragscode
congo als bufferstaat
EIGENLIJK ENKEL WINST
verband kolonisatie en 2e IR
eerst niet rendabel → groeiende vraag auto’s fietsen →John Dunlop: opblaasbare band → vraag rubber → rendabel
begin: monopolie
dwangarbeid, lijfstraffen als quota niet gehaald, strafcampagnes
missionarissen: wreedheid aan licht
officieren onderwierpen aan hun willekeur
afgeranseld zweep (chicotte), doodgemarteld
geen kogels verspillen → bewijs: rechterhand
aanfluiting beschaving
→ commotie → regering neemt land over
1908: Belgische kolonie