Frans - L'entreprise et les affaires

Frans

Nederlands

Travailler / Bosser

Werken

Faire la grève

Staken

Le travail / le boulot (pop.) / le taf (pop.)

Het werk

Le job / l'emploi (m.)

De job

Le métier / la profession

Het beroep

Le marché de l'emploi

De arbeidsmarkt

Travailler à temps plein, à temps partiel, à mi-temps

Voltijds, deeltijds, halftijds werken

Être au chômage - un chômeur

Werkloos zijn - een werkloze

Un jeune diplômé

Een pas afgestudeerde

Chercher du travail

Werk zoeken

Réagir à une offre d'emploi

Reageren op een jobaanbieding

Envoyer un mail de motivation et son CV

Een motivatiemail en CV opsturen

Passer un entretien d'embauche

Een sollicitatiegesprek hebben

Un jeune actif

Een werkende jongere

Trouver du travail

Werk vinden

Les attentes (f.) par rapport à un job

De verwachtingen t.o.v. een job

Un travail valorisant

Een zinvolle job

Avoir des horaires flexibles

Flexibele werkuren hebben

Avoir des responsabilités (f.)

Verantwoordelijkheden hebben

Un emploi stable précaire / saisonnier

Een vaste precaire / seizoens job

Un stage

Een stage

Un intérim

Een interim

Un CDI un CDD

Een vast contract bepaalde duur

Engager / embaucher

In dienst nemen / aanwerven

Licencier / renvoyer / virer

Ontslaan

Démissionner / donner son C4

Ontslag nemen

Une perspective de carrière

Een loopbaanperspectief

Le sexisme au travail

Seksisme op het werk

Les inégalités (f.) salariales - le salaire

Loonongelijkheden - het loon

Gagner plus moins que

Meer minder verdienen dan

Obtenir une promotion

Promotie maken

Briser le plafond de verre

Het glazen plafond doorbreken

Une entreprise - une société

Een bedrijf - een onderneming

Un entrepreneur / une entrepreneuse

Een ondernemer / onderneemster

L'entrepreneuriat (m.)

Het ondernemen

Entreprendre

Ondernemen

Créer / monter une entreprise

Een bedrijf oprichten

Se lancer dans le business

Zich in de bedrijfswereld lanceren

Une entreprise innovante

Een vernieuwend bedrijf

L'innovation (f.) - innover

De innovatie / vernieuwing - innoveren

Une PME

Een KMO

Une multinationale

Een multinational

Une start-up

Een start-up

Le chef d'entreprise / le patron

De bedrijfsleider / de baas

Le gérant / le manager

De zaakvoerder / de manager

Le / la secrétaire

De secretaris / secretaresse

Le personnel

Het personeel

Un ouvrier

Een arbeider

Un employé

Een bediende

Un salarié un freelance

Een werknemer een freelancer

Le salaire (bas élevé)

Het (hoge lage) loon

La rémunération

De vergoeding, bezoldiging

Les avantages (m.) extra-légaux

Extralegale voordelen

Une voiture de société

Een bedrijfswagen

Les charges sociales (f.)

De sociale lasten

Les conditions (f.) de travail

De werkomstandigheden

Veiller au bien-être des employés

Het welzijn van de werknemers bewaken

Répondre aux besoins des employés

De noden van de werknemers beantwoorden

Le Chief happiness manager

De Chief happiness manager

La formation professionnelle

De beroepsopleiding

Se développer - le développement

Zich ontwikkelen - de ontwikkeling

Développer ses compétences (f.)

Zijn vaardigheden ontwikkelen

Le bureau - se rendre au bureau

Het bureau / werk - naar het werk gaan

L'espace (m.) de coworking

De coworking space

La salle de réunion (f.)

De vergaderzaal

La machine à café

De koffiemachine

Discuter autour de la machine à café

Babbelen aan de koffiemachine

La pause-café

De koffiepauze

Le télétravail / le travail à distance

Het telewerken

Le travail à domicile

Het thuiswerken

Le télétravailleur - télétravailler

De telewerker - telewerken

La vidéoconférence - la visio(conférence)

De online meeting

Les consommateurs - la consommation

De consumenten - de consumptie

La compétitivité - compétitif / compétitive

De competitiviteit - competitief

La concurrence (déloyale)

De (oneerlijke) concurrentie

Les bénéfices (m.) et les pertes (f.)

De winst en het verlies

La productivité - produire - un produit

De productiviteit - produceren - een product

Les coûts (de production) (m.)

De (productie)kosten

Un produit de luxe abordable

Een luxeproduct betaalbaar product

La hausse / l'augmentation (f.) des prix

De stijging van de prijzen

La baisse / la diminution des prix

De daling van de prijzen

Augmenter baisser / diminuer

Stijgen dalen

Vendre un produit à petit prix

Een product goedkoop verkopen

Le haut de gamme le bas de gamme

Hoge kwaliteit lage kwaliteit

Offrir des services (m.)

Diensten verlenen

robot