kenmerk | kraakbeen | bot |
bloedvaten | geen | wel |
herstellend vermogen | slecht | goed;
|
flexibiliteit | veel; bevat veel water | weinig |
stevigheid | redelijk | zeer; mineralisatie door calciumzouten |
bindweefsel | perichondreum | periost(eum) / endost(eum) |
verkalkte matrix | geen | wel |
kleuring | basofiel; metachromasie paars ipv blauw (GAGs) | eosinofiel roze (collageen type I) |
deling chondro- / osteoblasten | chondroblasten delen nog | osteoblasten delen niet meer |
functie chondro- / osteocyten | chondrocyten; aanmaak matrix (in grote hoeveelheden) | osteocyten; onderhouden matrix |
samenstelling matrix | 75% GAGs 25% collageen type II | 10% GAGs 90% collageen type I, calciumfosfaatkristallen |
lacune | artefact | echt |
ectoderm, mesoderm, endoderm;
uit mesoderm wordt bot gevormd
mesoderm bevat mesenchymale stamcellen = osteoprogenitorcellen, deze differentiëren tot osteoblasten die dan differentiëren tot osteocyten
bot is een type bindweefsel, maar een volledig bot is een orgaan, opgebouwd uit meerdere weefseltypes zoals zenuwweefsel, kraakbeen en bloedvaten.
hyalien kraakbeen
meest voorkomend
neus, ribben, strottenhoofd, uiteinden van botten …
elastisch kraakbeen
flexibel
oren + epiglottis
fibreus kraakbeen
meest compressiebestendig
wervels in wervelkolom
types;
primair / plexiform; jong, minder gestructureerd bot → minder stevig
secundair / lamellair; matuur, gestructureerd bot → stevig
lamellen georganiseerd in osteonen = boteenheden = Havers systeem
verticaal = Havers kanaal; horizontaal tss lamellen = kanalen Volkmann
compact
schacht/diafyse lange benen gevuld met geel beenmerg; opslag vet
spongieus
holtes gevuld met rood beenmerg; aanmaak bloed
functies;
ondersteuning; structuur van het lichaam
bescherming organen (vb. ribben beschermen het hart)
beweging; werken als hefbomen voor spieren
opslag mineralen (zoals calcium en fosfaat) en vetten
bot is omgeven door twee lagen bindweefsel;
buitenste laag = periost(eum)
stevige vezellaag + enkele laag platte cellen;
osteoprogenitorcellen, osteoblasten en osteoclasten
functies; voeding + groei (in dikte) + herstel + spieraanhechting
bevat bloedvaten, zenuwen
binnenste laag = endost(eum)
enkele laag platte cellen;
osteoprogenitorcellen, osteoblasten en osteoclasten
functies; groei + herstel + bot afbraak/opbouw
directe / desmale / intramembraneuze botvorming;
mesenchym → bot
geen “tussenstap” v. kraakbeen
vb. schedelbeenderen …
indirecte / chondrale botvorming
mesenchym → kraakbeen → bot
2 subtypes;
perichondraal
enchondraal
bestaan foetaal uit kraakbeen, wordt geleidelijk vervangen door bot
vb. dijbeen, opperarm …
opm; er wordt steeds eerst plexiform bot aangemaakt!!
osteoblast
afkomst; osteoprogenetorcellen
functie; aanmaak bot + aanmaak matrix
actief
locatie; rand gemineraliseerd bot
osteocyt
afkomst; osteoprogenetorcellen
functie; onderhoud bot
rustend
locatie; zit vast in lacunes i/d matrix
als osteoblast vast komt te zitten in matrix spreken we over osteocyt
osteoclasten
afkomst; monocyten bloedbaan
MPS = mononucleaire-fagocyt-systeem
functie; afbraak bot → mineralen komen vrij
lacunes van Howship = sporen van botafbraak
anorganisch;
60 à 65%
bestaat uit Ca-hydroxy-apatietkristallen (= Ca - PO4 - OH)
organisch;
35 à 40%
osteoïd
95% collageen type I
type (b)one
5% grondstof (proteoglycanen, glycoproteïnen)
zeer actief weefsel
metabolisme bepaald door [Ca2+] in bloed; Ca wordt opgeslagen in botten
conc. te laag → parathormoon door bijschildklier → botafbraak
conc. te hoog → calcitonine door schildklier → botaanmaak
zeer goed, vanwege rijke doorbloeding
osteoprogenitorcellen in periost(eum) én endost(eum)
synarthrosen = immobiele gewrichten
fibreuze verbinding; samengehouden door fibreus BW
kraakbenige verbinding; samengehouden door
hyalien kraakbeen; synchondrosis = primair
fibrocartilago; symphysis = secundair
diarthrosen = bewegende gewrichten
synoviaal = gewricht; samengehouden door gewrichtskapsel
buitenste laag; fibreus
binnenste laag; synoviaal membraan