knowt logo

Voc les voyages

Module 2

Vocabulaire Audace

Le voyage

Vocabulaire du texte

le voyage

le/la touriste

de toerist(e)

le tourisme

het toerisme

touristique

toeristisch, toeristen

la pleine saison

het hoogseizoen

hors saison

buiten het seizoen

séjourner

verblijven

le séjour

het verblijf, de

verblijfplaats

l’agence de

voyage (f.)

het reisbureau

l’office du

tourisme (m.)

de toeristische dienst, het VVV-kantoor

se renseigner

(sur)

informeren (naar),

inlichtingen inwinnen over

le renseignement

de inlichting, de

informatie

le prospectus

de folder

réserver

reserveren

la réservation

de reservering, de

boeking

confirmer

bevestigen

annuler

annuleren

défaire

uitpakken

le départ

het vertrek, de afreis

la destination

de bestemming

l’arrivée (f.)

de (aan)komst

Module 2

le passager,

la passagère

de passagier

le guichet

het loket

le billet

het ticket

l’aller simple (m.)

de enkele reis

l’aller-retour (m.)

het retourkaartje, het retourtje

le supplément

de toeslag

la gare

het station

le quai

het perron

la voie

de spoorweg, het spoor

l’horaire (m.)

de dienstregeling

en retard

in vertraging

le vol

de vlucht

l’autoroute (f.)

de (auto)snelweg

le visa

het visum

l’hébergement

(m.)

de logies, de

accommodatie

la douane

de douane

l’excursion (f.)

de excursie, het uitstapje

bronzer

bruin worden, zonnen

bronzé(e)

(ge)bruin(d)

en plein air

in de buitenlucht,

openlucht

l’auberge de

jeunesse (f.)

de jeugdherberg

louer

huren

libre

vrij

complet,

complète

volgeboekt, volledig bezet

la chambre simple

de eenpersoonskamer

la chambre

double

de tweepersoonskamer

le lit simple

het eenpersoonsbed

Module 2

le lit double

het tweepersoonsbed

le lit superposé

het stapelbed

déposer

afgeven

l’ascenseur (m.)

de lift

en demi-pension

(met) halfpension/

en pension

complète

(met) volpension

compris(e)

inbegrepen

l’attraction (f.)

de trekpleister

la caution

de (waar)borg

la piste (de ski)

de (ski)piste

la remontée

mécanique

de mechanische skilift

skier

skiën

le forfait de ski

de skipas

la distance

de afstand

de dernière

minute

last-minute

rassurer

geruststellen

médiocre

middelmatig

sur place

ter plaatse

le coût

de kosten, de prijs

être équipé(e) de

voorzien zijn van

Voc les voyages

Module 2

Vocabulaire Audace

Le voyage

Vocabulaire du texte

le voyage

le/la touriste

de toerist(e)

le tourisme

het toerisme

touristique

toeristisch, toeristen

la pleine saison

het hoogseizoen

hors saison

buiten het seizoen

séjourner

verblijven

le séjour

het verblijf, de

verblijfplaats

l’agence de

voyage (f.)

het reisbureau

l’office du

tourisme (m.)

de toeristische dienst, het VVV-kantoor

se renseigner

(sur)

informeren (naar),

inlichtingen inwinnen over

le renseignement

de inlichting, de

informatie

le prospectus

de folder

réserver

reserveren

la réservation

de reservering, de

boeking

confirmer

bevestigen

annuler

annuleren

défaire

uitpakken

le départ

het vertrek, de afreis

la destination

de bestemming

l’arrivée (f.)

de (aan)komst

Module 2

le passager,

la passagère

de passagier

le guichet

het loket

le billet

het ticket

l’aller simple (m.)

de enkele reis

l’aller-retour (m.)

het retourkaartje, het retourtje

le supplément

de toeslag

la gare

het station

le quai

het perron

la voie

de spoorweg, het spoor

l’horaire (m.)

de dienstregeling

en retard

in vertraging

le vol

de vlucht

l’autoroute (f.)

de (auto)snelweg

le visa

het visum

l’hébergement

(m.)

de logies, de

accommodatie

la douane

de douane

l’excursion (f.)

de excursie, het uitstapje

bronzer

bruin worden, zonnen

bronzé(e)

(ge)bruin(d)

en plein air

in de buitenlucht,

openlucht

l’auberge de

jeunesse (f.)

de jeugdherberg

louer

huren

libre

vrij

complet,

complète

volgeboekt, volledig bezet

la chambre simple

de eenpersoonskamer

la chambre

double

de tweepersoonskamer

le lit simple

het eenpersoonsbed

Module 2

le lit double

het tweepersoonsbed

le lit superposé

het stapelbed

déposer

afgeven

l’ascenseur (m.)

de lift

en demi-pension

(met) halfpension/

en pension

complète

(met) volpension

compris(e)

inbegrepen

l’attraction (f.)

de trekpleister

la caution

de (waar)borg

la piste (de ski)

de (ski)piste

la remontée

mécanique

de mechanische skilift

skier

skiën

le forfait de ski

de skipas

la distance

de afstand

de dernière

minute

last-minute

rassurer

geruststellen

médiocre

middelmatig

sur place

ter plaatse

le coût

de kosten, de prijs

être équipé(e) de

voorzien zijn van