VERTERING af!
Je kunt de bouw, werking en functie van spijsverteringsorganen van eukaryoten, in het bijzonder van de mens, beschrijven (BINAS 82C, 82E, 82F);
Chemisch verteren is is het afbreken van grote organische moleculen door enzymen tot kleine organische moleculen.
Mond: kauwen en speeksel produceren.
Keelholte: huig (sluit neusholte af bij slikken), strotklepje (sluit luchtpijp af bij slikken).
Slokdarm: voedsel gaat naar de maag dmv peristaltiek.
Maag: tijdelijke opslag van voedsel en maagsap wordt toegevoegd → zuur (want bacteriedodend) en een enzym voor eiwitvertering.
Maagportier: kringspier tussen maag en twaalfvingerige darm, werkt onder invloed van de pH in de twaalfvingerige darm, laat steeds kleine beetjes voedsel door.
Twaalfvingerige darm: eerste gedeelte van de dunne darm, waar alvleessap (met enzymen en een base) en gal (emulgeert vetten) aan wordt toegevoegd.
Dunne darm: met een groot oppervlak door plooien, darmvlokken en microvilli, klieren in de wand scheiden darmsap af met enzymen, hier vindt de meeste resorptie plaats van water, zouten en verteringsproducten.
Dikke darm: darmbacteriën verteren nog onverteerde voedselresten, resorptie van water.
Endeldarm: tijdelijke opslag van ontlasting.
Vet oplosbare voedingsstoffen (lange vetzuren, cholesterol, vitamine A,D,E,K) worden opgenomen in de vorm van micellen: in bolletjes gegroepeerde vetzuren, monoglyceriden en fosfolipiden die wel de darmwand kunnen passeren. Micellen hechten aan celmembraan, waardoor de inhoud wordt vrijgegeven in de cel. In het cytoplasma worden weer triglyceriden gevormd, deze worden in een jasje van eiwitten verpakt (chylomicron): komt via exocytose in de weefselvloeistof en wordt opgenomen in het lymfe.
Je kunt de relatie tussen de bouw van spijsverteringsorganen en hun functie beschrijven en de relatie tussen de bouw en werking uitleggen (BINAS 82E);
Pro-enzymen: sommige enzymen worden in onwerkbare vorm geproduceerd en worden pas werkzaam als er een andere stof of enzym komt:
Eiwitsplitsende enzymen: tasten in actieve vorm eigen klierweefsel aan.
Enzymen hebben pH tolerantiegrenzen die overeenkomen met de pH van het weefsel waar ze tot werking komen.
Je kunt beschrijven waar en op welke wijze voedingsstoffen verteerd en opgenomen worden en verklaren op welke wijze factoren dit kunnen beïnvloeden (BINAS 82G);
Eiwitten: proteïnen, voor opbouw van cellen en stoffen in bloed en tussencelstof in steunweefsel, overschot wordt als brandstof gebruikt, bouwstenen zijn aminozuren.
Primaire structuur: de volgorde waarin aminozuren aan elkaar zitten.
Secundaire structuur: met waterstofbruggen en zwavelbruggen.
Tertiaire structuur: driedimensionaal molecuul, wanneer een eiwit deze vorm verliest, verliest hij ook zijn functie.
Koolhydraten: voor energievrijmaking vooral bij zware arbeid, bouwstoffen zijn monosachariden.
Vezels zijn koolhydraten die niet worden afgebroken, bevorderen darmperistaltiek.
Vetten: voor energievrijmaking, bestaat uit drie vetzuren met glycerol, veel dierlijk vet met verzadigde vetzuren kan leidden tot bloedvatvernauwing door cholesterol, opslag in bindweefsel en geel beenmerg bij overmatige consumptie van koolhydraten, eiwitten of vetten.
Vitaminen: micronutriënten die in co-enzymen worden gebruikt.
Mineralen: anorganische moleculen die het lichaam gebruikt als bouwstoffen.
Je kunt de bouw, werking en functie van spijsverteringsorganen van eukaryoten, in het bijzonder van de mens, beschrijven (BINAS 82C, 82E, 82F);
Chemisch verteren is is het afbreken van grote organische moleculen door enzymen tot kleine organische moleculen.
Mond: kauwen en speeksel produceren.
Keelholte: huig (sluit neusholte af bij slikken), strotklepje (sluit luchtpijp af bij slikken).
Slokdarm: voedsel gaat naar de maag dmv peristaltiek.
Maag: tijdelijke opslag van voedsel en maagsap wordt toegevoegd → zuur (want bacteriedodend) en een enzym voor eiwitvertering.
Maagportier: kringspier tussen maag en twaalfvingerige darm, werkt onder invloed van de pH in de twaalfvingerige darm, laat steeds kleine beetjes voedsel door.
Twaalfvingerige darm: eerste gedeelte van de dunne darm, waar alvleessap (met enzymen en een base) en gal (emulgeert vetten) aan wordt toegevoegd.
Dunne darm: met een groot oppervlak door plooien, darmvlokken en microvilli, klieren in de wand scheiden darmsap af met enzymen, hier vindt de meeste resorptie plaats van water, zouten en verteringsproducten.
Dikke darm: darmbacteriën verteren nog onverteerde voedselresten, resorptie van water.
Endeldarm: tijdelijke opslag van ontlasting.
Vet oplosbare voedingsstoffen (lange vetzuren, cholesterol, vitamine A,D,E,K) worden opgenomen in de vorm van micellen: in bolletjes gegroepeerde vetzuren, monoglyceriden en fosfolipiden die wel de darmwand kunnen passeren. Micellen hechten aan celmembraan, waardoor de inhoud wordt vrijgegeven in de cel. In het cytoplasma worden weer triglyceriden gevormd, deze worden in een jasje van eiwitten verpakt (chylomicron): komt via exocytose in de weefselvloeistof en wordt opgenomen in het lymfe.
Je kunt de relatie tussen de bouw van spijsverteringsorganen en hun functie beschrijven en de relatie tussen de bouw en werking uitleggen (BINAS 82E);
Pro-enzymen: sommige enzymen worden in onwerkbare vorm geproduceerd en worden pas werkzaam als er een andere stof of enzym komt:
Eiwitsplitsende enzymen: tasten in actieve vorm eigen klierweefsel aan.
Enzymen hebben pH tolerantiegrenzen die overeenkomen met de pH van het weefsel waar ze tot werking komen.
Je kunt beschrijven waar en op welke wijze voedingsstoffen verteerd en opgenomen worden en verklaren op welke wijze factoren dit kunnen beïnvloeden (BINAS 82G);
Eiwitten: proteïnen, voor opbouw van cellen en stoffen in bloed en tussencelstof in steunweefsel, overschot wordt als brandstof gebruikt, bouwstenen zijn aminozuren.
Primaire structuur: de volgorde waarin aminozuren aan elkaar zitten.
Secundaire structuur: met waterstofbruggen en zwavelbruggen.
Tertiaire structuur: driedimensionaal molecuul, wanneer een eiwit deze vorm verliest, verliest hij ook zijn functie.
Koolhydraten: voor energievrijmaking vooral bij zware arbeid, bouwstoffen zijn monosachariden.
Vezels zijn koolhydraten die niet worden afgebroken, bevorderen darmperistaltiek.
Vetten: voor energievrijmaking, bestaat uit drie vetzuren met glycerol, veel dierlijk vet met verzadigde vetzuren kan leidden tot bloedvatvernauwing door cholesterol, opslag in bindweefsel en geel beenmerg bij overmatige consumptie van koolhydraten, eiwitten of vetten.
Vitaminen: micronutriënten die in co-enzymen worden gebruikt.
Mineralen: anorganische moleculen die het lichaam gebruikt als bouwstoffen.