Aardrijkskunde Flashcards

Aarde vanuit verschillende perspectieven

Vanuit de ruimte

  • De aarde kan vanuit de ruimte bekeken worden, bijvoorbeeld vanuit het ISS.

  • Continenten, landen en natuurverschijnselen zijn soms herkenbaar.

Onder onze voeten

  • Vele verschijnselen op aarde worden beïnvloed door wat zich onder het aardoppervlak bevindt.

Continentverschuiving

  • De wereld ziet er niet altijd hetzelfde uit; continenten verschuiven.

  • De wereld zal in de toekomst blijven veranderen, continenten blijven schuiven.

Bewegende puzzel

  • Er is nog nooit dieper dan 13 km in de aardkorst geboord vanwege de hoge temperaturen (ongeveer 180°C).

  • Onderzoekers gebruiken seismiek (geluidsgolven) en metingen van aardbevingsgolven om het binnenste van de aarde te bestuderen.

Aardkorst en tektonische platen

  • De aardkorst en het bovenste deel van de mantel vormen de lithosfeer, die is gebroken in tektonische platen.

  • Deze platen drijven op de asthenosfeer en bewegen ten opzichte van elkaar.

  • Bewegingen:

    • Botsen

    • Uiteen drijven

    • Langs elkaar schuiven

  • Gevolgen:

    • Gebergtevorming

    • Vulkanisme

  • België ligt op de Euraziatische plaat.

Vulkanen en aardbevingen

  • Vulkanen en aardbevingen komen vooral voor dicht bij de breuklijnen.

  • De aarde is een bewegende puzzel omdat de aardkorst uit stukken bestaat die bewegen en verschuiven, wat leidt tot verschillende fenomenen.

Klimaatverschillen

  • Het klimaat is niet overal hetzelfde.

  • Voorbeeld: Lissabon, Athene en Luxemburg hebben verschillende klimatologische omstandigheden.

  • Factoren:

    • Breedteligging

    • Hoogteligging

    • Afstand tot de zee

Afstand tot de zee en temperatuur

  • De afstand tot een grote zee beïnvloedt de temperatuur.

  • Hoe dichter bij de zee, hoe warmer in de winter en koeler in de zomer.

  • Hoe dichter bij de zee, hoe kleiner de jaarschommeling.

  • Water warmt trager op dan land en koelt ook langzamer af.

Klimaat en vegetatie

  • Oost Groenland: IJswoestijn.

    • Geen begroeiing, alleen sneeuw.

  • Noord Rusland: Toendra.

    • Mossen en grassen.

  • Noord Finland: Taiga.

    • Naaldbomen, ver uit elkaar.

  • Noord Duitsland: Gematigd gemengd bos.

    • Loofbomen en naaldbomen.

    • Hogere dichtheid, meer ondergroei.

    • Bladeren vormen humus.

  • België: Zomer groen loofwoud.

    • Loofbomen.

    • Weinig onderbegroeiing.

  • Zuid Spanje: Hardbladige vegetatie.

    • Struiken met leerachtige bladeren.

  • Zuid Rusland: Steppe.

    • Grassen en kleine struiken.

  • Zuid Algerije: Woestijn.

    • Weinig tot geen planten.

  • Senegal: Savanne.

    • Grasland met bomen.

  • Gabon: Tropisch regenwoud.

    • Dichte vegetatie, lange dunne stammen.

    • Hoge luchtvochtigheid.

Overige

  • Zak chips op een berg: Door luchtdrukverschil.

  • Hoogteligging en klimaat: Hoe hoger, hoe kouder en meer neerslag.

  • Hoogteligging en vegetatie: Minder vegetatie bij hogere ligging.

  • Klimaatopwarming: Risico op overstromingen in laaggelegen gebieden.