VOCABULAIRE CHAPITRE 2 - 34-41

percuter

botsen tegen

poignarder

doodsteken

poursuivre

achtervolgen

rechercher

(onder)zoeken

revendiquer

opeisen

risquer

riskeren

se battre

vechten

se cacher

zich verstoppen

se défendre

zich verdedigen

s'échapper

ontsnappen

s'enfuir

ontsnappen

se produire

zich voordoen

se rendre

zich overgeven

se venger

zich wreken

soupçonner

verdenken

surprendre

betrappen

surveiller

bewaken, in de gaten houden

tirer (sur)

schieten (op)

trahir

verraden

tuer

doden

voler

stelen

être dans un état critique

in een kritieke toestand verkeren

être impliqué dans

betrokken zijn bij

être innocent

onschuldig zijn

être témoin de

getuigen zijn van

être victime d'une agression

het slachtoffer zijn van een aanranding

faire du chantage (à quelqu'un)

(iemand) chanteren

mener une enquête

een onderzoek voeren

passer devant le tribunal

voor de rechtbank verschijnen

plaider coupable

schuldig pleiten

porter plainte (contre)

klacht indienen (tegen)

prendre en otage

gijzelen

prendre la fuite

op de vlucht slaan

suivre une piste

een spoor volgen

la surveillance

het toezicht

le suspect

de verdachte

la tentative

de poging

la trace

het spoor

la victime

het slachtoffer

le véhicule

het voertuig

le viol

de verkrachting

la violence

het geweld

abattre

neerschieten

accuser (de)

beschuldigen (van)

acquitter

vrijspreken

agresser

aanranden, aanvallen

alerter

waarschuwen

arrêter

aanhouden

assassiner

vermoorden

attaquer

aanvallen

avouer

bekennen

cambrioler

inbreken

commettre (un crime)

(een misdaad) begaan

condamner (à)

veroordelen (tot)

dénoncer

aangeven

disparaître

verdwijnen

empoisonner

vergiftigen

endommager

beschadigen

enfermer

opsluiten

escroquer

oplichten

étouffer

verstikken

étrangler

wurgen

évacuer

ontruimen, evacueren

falsifier

vervalsen

forcer à

dwingen tot

fouiller

doorzoeken, fouilleren

frapper

slaan

harceler

stalken

identifier

identificeren

incarcérer

in de gevangenis opsluiten

interroger

ondervragen

intervenir

tussenkomen

kidnapper, enlever

ontvoeren

libérer

bevrijden, vrijlaten

maîtriser

onder controle krijgen, overmeesteren

menacer (de)

bedreigen (met)

nier

ontkennen

l'empreinte

de vingerafdruk

l'enlèvement (m)

de ontvoering

l'enquête (f)

het onderzoek

l'escroc (m)

de oplichter

l'espion (m)

de spion

l'évasion (f)

de ontsnapping

l'explosion (f)

de ontploffing

le fusil

het geweer

la fusillade

de schietpartij

l'indice (m)

het teken, de aanwijzing

l'infraction (f)

de overtreding

l'inspecteur (m), l'inspectrice (f)

de inspecteur, inspectrice

l'interdiction (f)

het verbod

l'interrogatoire (m)

de ondervraging

l'intervention (f)

de tussenkomst

la lutte

de strijd, de vechtpartij

le malfaiteur

de misdadiger

la menace

de bedreiging

le meurtre

de moord

le mobile

het motief, de drijfveer

l'otage (m)

de gijzelaar

le policier

de politieman

la poursuite

de achtervolging