frans

Droits humains (de l'homme)

mensenrechten

Les droits (m.) humains

de mensenrechten

Avoir droit à - avoir le droit de

recht hebben te - het recht hebben om

Le droit à...

het recht op...

Un droit fondamental / de base

een basisrecht

La devise de la France

Het devies van Frankrijk

"Liberté, égalité, fraternité"

"Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid"

La liberté

de vrijheid

L'égalité (f.)

de gelijkheid

La fraternité

de broederlijkheid

Les droits (m.) et les devoirs (m.)

rechten en plichten

La dignité humaine - digne

de menselijke waardigheid - waardig

Une valeur

een waarde

Respecter les droits humains

de mensenrechten respecteren

Le respect des droits humains

het respecteren van de mensenrechten

Les droits des LGBTQ

de rechten van LHBTI'S

Se battre pour ses droits

opkomen voor zijn rechten

Lutter pour / contre - la lutte

strijden voor/ tegen - de strijd

Se battre pour / contre

vechten voor/ tegen

Combattre (PAS pour) - le combat

vechten tegen - het gevecht

La liberté de pensée (f.)

vrijheid van denken

La liberté d'expression (f.)

vrije meningsuiting

S'exprimer

zich uitdrukken

Exprimer son opinion

zijn mening uitdrukken

Revendiquer un droit

een recht doen gelden

Manifester - une manifestation

betogen - een betoging

Améliorer - une amélioration

verbeteren - een verbetering

Un motif

een reden, een motief

Rétablir

herstellen

Faciliter

vergemakkelijken

Un écart

een verschil

L'écart se réduit

het verschil wordt kleiner

L'écart se creuse / un clivage

het verschil vergroot/ een kloof

Dénoncer

aanklagen

Remettre en question

in vraag stellen

Accuser - une accusation

Beschuldigen - een beschuldiging

Violer les droits humains

De mensenrechten schenden

La violation des droits

Het schenden van de mensenrechten

L'atteinte à...

De schending van...

Torturer - la torture

Folteren - de foltering

Prendre en otage - un otage

Kidnappen - een gijzelaar

L'excision (f.)

Vrouwenbesnijdenis

Opprimer - l'oppression (f.)

Onderdrukken -de onderdrukking

L'esclavage (m.) - un(e) esclave

De slavernij - een slaaf

Abolir - l'abolition (f.)

Afschaffen - de afschaffing (officieel)

Une étude - une enquête

een studie - een onderzoek

Un sondage

een opiniepeiling

Un graphique

een grafiek

Une mesure

een maatregel

Droits et égalité

Rechten en gelijkheid

L'égalité (f.)

de gelijkheid

Égal (pluriel masculin \= égaux)

Gelijk

L'égalité des chances

kansengelijkheid

L'égalité des sexes - la parité

De gelijkheid tussen man en vrouw

Un sexe / un genre

een gender

La discrimination (positive)

de (positieve) discriminatie

Machiste / sexiste / misogyne

Machistisch (machogedrag)/ seksistisch/ vrouwenhater

La mixité - mixte

De mengeling/ vermenging - gemengd

La séparation

de scheiding

Séparer ↔ mélanger

scheiden ↔ mengen

La dignité - digne

de waardigheid - waardig

La dignité de la femme

de waardigheid van de vrouw

L'émancipation (f.)

de emancipatie (\= het toestaan of verwerven van gelijke rechten aan/door een groep die was achtergesteld)

S'émanciper

zich emanciperen

La condition de la femme

de conditie van de vrouw

Se féminiser - la féminisation

vervrouwelijken - de vervrouwelijking

Respecter - le respect

respecteren - het respect

Un cliché - un stéréotype

een cliché

Un préjugé

een vooroordeel

Un tabou

een taboe

Droits et travail

rechten en arbeid

L'égalité des salaires

de gelijke verloning

La vie professionnelle

het beroepsleven

Le travail à temps plein

voltijds werk

Le travail à temps partiel

deeltijds werk

Le travail à mi-temps

halftijds werk

Actif ↔ inactif

actief ↔ inactief

Faire carrière

carrière maken

La promotion

de promotie

Le salaire

het salaris

Gagner plus / moins que

meer/ minder verdienen dan

Gagner autant que

evenveel verdienen als

Un emploi précaire

een onzekere job

Un poste à responsabilité(s)

een belangrijke functie

Un conseil d'administration

een raad van bestuur

Un conseil d'entreprise

een ondernemingsraad

Droits et vie de famille

rechten en familieleven

La vie privée

de privacy

Le partage (des tâches ménagères)

de verdeling (huishoudelijke taken)

Partager

verdelen

La maternité - maternel

het moederschap - van de moeder

La paternité - paternel

het vaderschap - van de vader

La grossesse

de zwangerschap

Être enceinte

zwanger zijn

Le congé de maternité

het zwangerschapsverlof

Le congé parental

het ouderschapsverlof

Le mariage ↔ le divorce

het huwelijk ↔ de scheiding

Se marier ↔ divorcer

trouwen ↔ scheiden

La garde des enfants

het hoederecht

Un homme / une femme au foyer

een huisman/ huisvrouw