Vocabulario V3 período 1
0.0(0)
Studied by 0 people
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
FlashcardsCard Sorting
1/182
Study Analytics
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
183 Terms
1
New cards
Las vacaciones
de vakantie
2
New cards
estar de vacaciones
op vakantie zijn
3
New cards
el norte
het noorden
4
New cards
el este
het oosten
5
New cards
el sur
het zuiden
6
New cards
el oeste
het westen
7
New cards
el lugar de interés
de bezienswaardigheid
8
New cards
la playa
het strand
9
New cards
la fuente
de fontein / de bron
10
New cards
la catedral
de kathedraal
11
New cards
el monumento
het monument
12
New cards
el museo
het museum
13
New cards
la plaza
het plein
14
New cards
el teleférico
de kabelbaan
15
New cards
el pueblo
het dorp
16
New cards
la ciudad
de stad
17
New cards
la capital
de hoofdstad
18
New cards
la iglesia
de kerk
19
New cards
pasar (por)
door ... gaan, langs ... gaan
20
New cards
pasar
gebeuren
21
New cards
¿Qué le pasa?
Wat is er met hem / haar?
22
New cards
pasar la noche
de nacht doorbrengen
23
New cards
el sitio
de plek
24
New cards
dormir
slapen
25
New cards
contar
tellen, vertellen
26
New cards
el cuento
het verhaal, het sprookje
27
New cards
la cuenta
de rekening
28
New cards
la actividad
de activiteit
29
New cards
visitar
bezoeken
30
New cards
surfear
surfen
31
New cards
nadar
zwemmen
32
New cards
pasear
wandelen
33
New cards
montar a caballo
paardrijden
34
New cards
hacer deporte
sporten
35
New cards
bañarse
het water ingaan, gaan zwemmen
36
New cards
el campamento
het kamp
37
New cards
probar
uitproberen / proeven
38
New cards
jugar
spelen
39
New cards
tomar el sol
zonnen
40
New cards
mirar
kijken
41
New cards
empezar a
beginnen te
42
New cards
terminar
eindigen
43
New cards
hacer
maken / doen
44
New cards
ver
zien
45
New cards
tener
hebben
46
New cards
tener cuidado
uitkijken / oppassen
47
New cards
tener hambre
honger hebben
48
New cards
tener sed
dorst hebben
49
New cards
tener que + inf
moeten
50
New cards
hay que + inf
je moet / men moet
51
New cards
una vez
een keer
52
New cards
la parte
het deel
53
New cards
tomar un refresco
een frisdrank drinken
54
New cards
primero...
ten eerste...
55
New cards
segundo...
ten tweede...
56
New cards
después
daarna
57
New cards
también
ook
58
New cards
tampoco
ook niet
59
New cards
además
bovendien
60
New cards
porque
omdat
61
New cards
pero
maar
62
New cards
o
of
63
New cards
y
en
64
New cards
todo el día
de hele dag
65
New cards
toda la semana
de hele week
66
New cards
por la tarde
's middags
67
New cards
al final del día
aan het einde van de dag
68
New cards
la altura
de hoogte
69
New cards
hasta
tot
70
New cards
desde
vanaf
71
New cards
aquí, ahí / allí
hier, daar
72
New cards
curioso
interessant / nieuwsgierig
73
New cards
genial
geniaal / super
74
New cards
fenomenal
fantastisch / fenomenaal
75
New cards
estupendo
fantastisch
76
New cards
lo único
het enige
77
New cards
todo el mundo
iedereen
78
New cards
el viaje
de reis
79
New cards
viajar
reizen
80
New cards
la estación
het seizoen / het station
81
New cards
la primavera
de lente
82
New cards
el verano
de zomer
83
New cards
el otoño
de herfst
84
New cards
el invierno
de winter
85
New cards
encantar
heel leuk vinden
86
New cards
aburrir
vervelend / saai vinden
87
New cards
participar en
(aan iets) deelnemen
88
New cards
ayudar en
(iemand) helpen met
89
New cards
construir
bouwen
90
New cards
mola
te gek
91
New cards
todos/-as
alle, allemaal; iedereen
92
New cards
tremendo/-a
ontzettend, verschrikkelijk
93
New cards
No me gusta nada.
Dat vind ik helemaal niet lekker / leuk
94
New cards
no.... nada
niets / helemaal niet
95
New cards
no... nadie
niemand
96
New cards
no... nunca
nooit
97
New cards
alguien
iemand
98
New cards
algún / alguna
enige, enkele
99
New cards
siempre
altijd
100
New cards
fantástico/-a
fantastisch