Frans: 8.2 Onderwijs, school

een school

une école

een openbare school

une école publique

een particuliere school

une école privée

een basisschool

une école primaire/élémentaire

een gemengde school

une école mixte

een scholier

un écolier, une écolière

het onderwijssysteem

le système educatif

het schoolsysteem

le système scolaire

de schooltijd

la scolarité

de leerplicht

la scolarité obligatoire

een schooljaar

une année scolaire

het begin vh nieuwe schooljaar

la rentrée (des classes)

de schoolspullen

les fournitures scolaires

de peuterschool

le jardin d'enfants

gr 1 en 2 basisschool (kleuters)

l'école maternelle, la maternelle

gr 3 basisschool

le CP (cours préparatoire)

gr 4 basisschool

le CE1 (cours élémentaire première année)

gr 5 basisschool

le CE2 (cours élémentaire deuxième année)

gr 6 basisschool

le CM1 (cours moyen première année)

gr 7 basisschool

le CM2 (cours moyen deuxième année)

school 1ste fase voortgezet onderwijs (4j, voor iedereen hetzelfde)

le collège

school 2de fase voortgezet onderwijs (3j)

le lycée

school vr middelbaar beroepsonderwijs, na lycée

le lycée professionnel (LP)

een leerling(e) ve lycée

un lycéen, une lycéenne

een handelsschool

une école de commerce

een instelling vr speciaal onderwijs

un établissement d'éducation spécialisée

een internaat, een kostschool

un internat

op kostschool zitten

être en pension

een docent(e), lkr middelbaar onderwijs

un(e) prof(esseur)

een lkr basisonderwijs

un(e) professeur des écoles

een onderwijzer(es)

un instituteur, une institutrice, un(e) instit

een directeur v lycée

un proviseur

een directeur v collège

un(e) principal(e)

toezicht houden

surveiller

een surveillant

un(e) surveillant(e), un(e) pion(ne)

een leerling(e)

un(e) élève

een klas

une classe

een (klas)lokaal

une salle (de classe)

overgaan

passer dans la classe supérieure

blijven zitten

redoubler (une classe)

een scholierenuitwisseling

un échange (scolaire)

een correspondentievriend(in)

un correspondant, une correspondante

een analfabeet, een analfabete

un(e) analphabète

een slechte en luie lln

un cancre

spieken, afkijken

tricher

spijbelen, een les verzuimen

faire l'école buissonnière, sécher un cours

het nablijven

la retenue

(een uur) nablijven

une (heure de) colle

aanwezig

présent, présente

de aanwezigheid

la présence

afwezig

absent, absente

de afwezigheid, het verzuim

l'absence

erin slagen iets te doen, iets met succes doen

réussir (à faire) qc

het succes, de goede afloop

la réussite

voor iets zakken, iets niet halen

échouer à qc, rater qc

een mislukking

un échec

het eindexamen van een lycée

le baccalauréat, le bac

eindexamen doen

passer le bac

diploma na 4j voortgezet onderwijs (collège)

le brevet (des collèges)

einddiploma middelbaar beroepsonderwijs na 2j 1ste fase

le BEP (brevet d'études professionnelles)

einddiploma middelbaar beroepsonderwijs na 3j 1ste fase

le CAP (certificat d'aptitude professionnelle)

het huiswerk

les devoirs

een oefening

un exercice

een moeilijkheid

une difficulté

een vraag

une question

iemand een vraag stellen

poser une question

een vraag beantwoorden

répondre à une question

ondervragen, overhoren

interroger

een overhoring

une interrogation, une interro

een proefwerk, een opstel

une composition

een schriftelijke overhoring

un contrôle

een cijfer geven, beoordelen

noter

een cijfer

une note

het (school)rapport

le bulletin scolaire

een resultaat

un résultat

het niveau, het peil

le niveau

het gemiddelde, de voldoende

la moyenne

een dictee

une dictée

de spelling

l'orthographe

fout

faux, fausse

een fout

une faute

correct, goed, juist

correct, correcte

de (standaard)oplossing, het hulpboekje met oplossingen

le corrigé

het vocabulaire, de woordenschat

le vocabulaire

een woord

un mot

het gebruik

l'usage

de grammatica

la grammaire

spreken

parler

een uitdrukking, een uiting

une expression

de taal

le langage, la langue

de jongerentaal

la langue des jeunes

het taalniveau

le niveau de langue

uit de omgangstaal

familier, familière

volks-

populaire

literair

littéraire

schrijven

écrire

het handschrift

l'écriture

aantekeningen maken

prendre des notes

de les, de cursus

le cours

iets (van iemand) overschrijven

copier qc (sur qn)