Home
Explore
Exams
Search for anything
Login
Get started
Home
erreurs courrants 61-78
erreurs courrants 61-78
0.0
(0)
Rate it
Studied by 0 people
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcards
Card Sorting
1/255
Earn XP
Description and Tags
français
Add tags
Study Analytics
All
Learn
Practice Test
Matching
Spaced Repetition
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced
No study sessions yet.
256 Terms
View all (256)
Star these 256
1
New cards
aussi
ook, daarom, bijgevolg, dan ook
2
New cards
non plus
ook niet
3
New cards
un capital
een kapitaal
4
New cards
capital (adj.)
van hoofdbelang
5
New cards
une capitale
hoofdstad, hoofdletter
6
New cards
un compte
een rekening
7
New cards
un comte
een graaf
8
New cards
un conte
een sprookje
9
New cards
cru (adj.)
rauw
10
New cards
cru (p.p. de croire)
gedacht, geloofd
11
New cards
crû (p.p. de croître)
gegroeid (economische context)
12
New cards
le manche
heft, greep, steel
13
New cards
une manche
een mouw
14
New cards
la Manche
het Kanaal (zee-engte van Calais)
15
New cards
le mode
de wijze, de wijs
16
New cards
la mode
de mode
17
New cards
ou
of
18
New cards
où
waar
19
New cards
pays, région
20
New cards
(vb: Duitsland, Nederland, Portugal, Wallonië, Bretagne)
majuscule (hoofdletter) + avec article
21
New cards
(vb: l'Allemagne, les Pays-Bas, le Portugal, le Wallonie, le Bretagne)
22
New cards
habitant
23
New cards
(vb: een Duitser, een Nederlander, een Portugees, een Waal)
majuscule (hoodletter)
24
New cards
(vb: un(e) Allemand(e), un(e) Hollandais(e), un(e) Portugais(e), un(e) Wallon(ne)
25
New cards
langue
26
New cards
(vb: Frans, Engels, Duits, Nederlands, Portugees, Waals)
miniscule (kleine letter)
27
New cards
(vb: le français, l'anglais, l'allemand, le néerlandais, le portugais, le wallon)
28
New cards
adjectif
29
New cards
(vb: de Nederlandse taal, een Nederlandse kaas, een Franse wijn)
miniscule (kleine letter)
30
New cards
(vb: la langue néerlandaise, un fromage hollandais, un vin français)
31
New cards
un pécheur
een zondaar
32
New cards
une pécheresse
een zondaar
33
New cards
pécher
zondigen
34
New cards
un péché
een zonde
35
New cards
un pêcheur
een visser
36
New cards
une pêcheuse
een visser
37
New cards
pêcher
vissen
38
New cards
la pêche
het vissen, de visserij
39
New cards
une pêche
een perzik
40
New cards
le poste
job, functie
41
New cards
la poste
post (gebouw), instelling,
42
New cards
le courrier
de post, brieven
43
New cards
plus tôt
vroeger, eerder
44
New cards
avant, autrefois, jadis
vroeger, een tijd geleden
45
New cards
plutôt
eerder, bij voorkeur, liever
46
New cards
public, publique
openbaar, overheids-
47
New cards
le public
het publiek
48
New cards
une tache
een vlek
49
New cards
tacher
vlekken maken
50
New cards
une tâche
een taak
51
New cards
tâcher de (essayer de)
proberen
52
New cards
le tour
de ronde
53
New cards
la tour
de toren
54
New cards
le travail
het werk
55
New cards
je / il travaille
ik werk, hij werkt
56
New cards
voir
zien
57
New cards
voire
zelfs, laat staan
58
New cards
accentuer
versterken
59
New cards
mettre l'accent sur quelque chose
benadrukken
60
New cards
acheter
kopen, aankopen, inkopen
61
New cards
vendre
verkopen
62
New cards
amener
meebrengen (voor personen en zaken) (naar spreker) + brengen (van x naar y)
63
New cards
ramener
mee terugbrengen (naar spreker)
64
New cards
emmener
(mee)brengen (voor personen en zaken) (van spreker weg) + meebrengen (van plaats x)
65
New cards
apporter
(mee)brengen (enkel voor zaken)
66
New cards
rapporter
meebrengen (van plaats x) + terugbrengen
67
New cards
emporter
meenemen (enkel voor zaken)
68
New cards
remporter
(overwinning) behalen
69
New cards
appeler
roepen, bellen (telefoon)
70
New cards
s'appeler
heten
71
New cards
augmenter
vermeerderen, vergroten
72
New cards
hausser
naar boven doen
73
New cards
la hausse
de stijging
74
New cards
baisser
verminderen, zakken, dalen
75
New cards
baiser
neuken
76
New cards
un baiser
een (liefdes)kus
77
New cards
un bisou, une bise
informeel: een kusje
78
New cards
embrasser
kussen, omhelzen
79
New cards
s'embrasser
elkaar kussen, elkaar omhelzen
80
New cards
bouillir
koken (vloeistof)
81
New cards
cuisiner
eten klaarmaken, koken (persoon)
82
New cards
cuire
bakken
83
New cards
battre
slaan, verslaan, verbreken (record)
84
New cards
se battre
vechten
85
New cards
combattre
bestrijden
86
New cards
abattre
neerslaan, verzetten (werk)
87
New cards
convaincre
overtuigen
88
New cards
vaincre
overwinnen
89
New cards
conquérir
veroveren
90
New cards
faire confiance à / avoir confaince en
iemand / iets vertrouwen
91
New cards
se fier à qqn
iemand / iets vertrouwen
92
New cards
confier qqch à qqn
iets aan iemand toevertrouwen
93
New cards
se confier à qqn
iemand in vertrouwen nemen
94
New cards
faire une confidence
iets vertrouwelijks zeggen
95
New cards
se méfier de
iemand / iets wantrouwen, niet vertrouwen
96
New cards
conseiller qqch à qqn
aanraden
97
New cards
consulter qqn
raadplegen
98
New cards
dépenser
(geld) uitgeven, (energie) besteden
99
New cards
dépendre (de)
afhangen van
100
New cards
écouter
beluisteren, luisteren naar
Load more