voc de base

un nom

een naam

un prénom

een voornaam

s'appeler

heten

un âge

een leeftijd

un anniversaire

een verjaardag

avoir x ans

x jaar zijn

majeur, majeure

meerderjarig

mineur, mineure

minderjarig

une adresse

een adres

une rue

een straat

une place

een plein

un numéro

een nummer

une ville

een stad

un village

een dorp

un pays

een land

la Belgique

België

un Belge

een Belg

la Flandre

Vlaanderen

la Wallonie

Wallonië

la France

Frankrijk

un Français

een Fransman

l'Europe

Europa

l'Espagne

Spanje

les Pays-Bas

Nederland

un Néerlandais

een Nederlander

l'Italie

Italië

les États-Unis

de Verenigde Staten

l'Allemagne

Duitsland

habiter

wonen

à l'étranger

in / naar het buitenland

une langue étrangère

een vreemde taal

een taal spreken

parler une langue

le néerlandais

(het) Nederlands

le français

(het) Frans

l'anglais

(het) Engels

l'espagnol

(het) Spaans

l'allemand

(het) Duits

un GSM

een gsm

un smartphone

een smartphone

un message

een sms, een bericht

un téléphone

een telefoon

téléphoner à

telefoneren naar

appeler

(op)bellen

rappeler

terugbellen

Je m'appelle ...

Ik heet ...

Comment tu t'appelles ?

Hoe heet je?

Tu as quel âge ?

Hoe oud ben je?

J'ai ... ans

Ik ben ... jaar.

Vous habitez où?

Waar woont u?

Je vais louer une maison au premier étage.

Ik ga een huis huren op de 1e verdieping.

J'habite à Bruxelles.

Ik woon in Brussel.

J'habite rue de la Poste

Ik woon in de Poststraat

au numéro six.

nummer zes.

J'habite en Belgique.

Ik woon in België.

Je suis Belge.

Ik ben Belg.

Je ne comprends pas.

Ik begrijp het niet.

Pas trop vite, s'il vous plait.

Niet te snel (spreken) aub !

Allô !

Hallo!

Bienvenue !

Welkom !

Je peux parler à ...?

Kan ik spreken met ...?

Qui est à l'appareil?

Wie is aan de lijn?

Je peux vous poser quelques questions?

Mag ik u wat vragen stellen?

Appelle-moi

Noem mij

Enchanté

Aangenaam.

une famille

een familie

un frère

een broer

une sœur

een zus

des parents

ouders

un père

een vader

un papa

een papa

une mère

een moeder

une maman

een mama

des grands-parents

grootouders

un grand-père

een grootvader

une grand-mère

een grootmoeder

un enfant

een kind

un bébé

een baby

un fils

een zoon

une fille

een dochter

une tante

een tante

un oncle

een oom

une femme

een vrouw

mon mari

mijn echtgenoot

un cheri

een schat

un ami

een vriend

une amie

een vriendin

un copain

een vriend

une copine

een vriendin

un garçon

een jongen

une fille

een meisje

quelle ambiance

wat een sfeer

quel beau weekend

wat een mooi weekend

tu peux compter sur nous

op ons kan je rekenen

des vêtements

kleren

une chemise

een hemd

un pull

een trui

un pantalon

een broek

un jean

een jeans

un short

een short

une robe

een jurk