deel 3

studied byStudied by 1 person
0.0(0)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 355

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

356 Terms

1
une entreprise
een bedrijf
New cards
2
entreprendre
ondernemen
New cards
3
un entrepreneur
een ondernemer
New cards
4
la taille d'une entreprise
de grootte van een bedrijf
New cards
5
une (entreprise) multinationale
een multinational
New cards
6
une petite et moyenne entreprise (PME)
een KMO
New cards
7
une petite et moyenne industrie (PMI)
een kleine en middelgrote nijverheid
New cards
8
une entreprise individuelle
een eenmansbedrijf
New cards
9
un bénéfice
een winst
New cards
10
un déficit, une perte
een verlies
New cards
11
bénéficier de (qqc)
voordeel trekken van, genieten van, profiteren van
New cards
12
un bénéficiaire
een begunstigde
New cards
13
réaliser / dégager / enregistrer / afficher un bénéfice
een winst maken
New cards
14
partager les bénéfices avec un associé
winst delen met een vennoot
New cards
15
une marge bénéficiaire
een winstmarge
New cards
16
un profit
een winst
New cards
17
réaliser / enregistrer / dégager / afficher des profits
winst maken
New cards
18
un régime
een stelsel
New cards
19
un régime fiscal
een belastingstelstel
New cards
20
un régime social
een sociaal zekerheidstelsel
New cards
21
un bilan
een balans
New cards
22
déposer le bilan
de boeken neerleggen
New cards
23
le total bilantaire / du bilan
het balanstotaal
New cards
24
le chiffre d'affaires (CA, C.A.)
de omzet
New cards
25
réaliser / enregistrer / afficher / dégager un CA
een omzet halen
New cards
26
le CA est de / se chiffre à / s'élève à / atteint €X
de omzet bedraagt €X
New cards
27
un déficit
een verlies
New cards
28
une perte
een verlies
New cards
29
accuser / subir / enregistrer / afficher un déficit
verlies maken
New cards
30
déficitaire
verlieslatend
New cards
31
une entreprise déficitaire
een verlieslatend bedrijf
New cards
32
rentable
rendabel
New cards
33
rentabiliser
rendabel maken
New cards
34
la rentabilité
de rendabiliteit
New cards
35
une personne
een persoon
New cards
36
une personne physique
een natuurlijke persoon
New cards
37
une personne morale
een rechtspersoon
New cards
38
une personnalité (f) juridique
een rechtspersoonlijkheid
New cards
39
franchir
overschrijden
New cards
40
franchir le cap
de kaap overschrijden
New cards
41
franchir une limite
een grens overschrijden
New cards
42
franchir le seuil
de drempel overschrijden
New cards
43
un effectif / des effectifs
een personeelsbestand
New cards
44
le personnel
het personeel
New cards
45
une compression de/du personnel
een personeelsinkrimping
New cards
46
engager / recruter / embaucher du personnel
personeel aanwerven
New cards
47
engager / embaucher comme employé
als bediende aanwerven
New cards
48
licencier / renvoyer / virer du personnel
personeel ontslaan
New cards
49
le personnel administratif
het administratief personeel
New cards
50
les relations publiques
de PR
New cards
51
le service du personnel
de personeelsdienst
New cards
52
une sécurité sociale
een sociale zekerheid
New cards
53
payer une cotisation à la sécurité sociale
een bijdrage betalen aan de sociale zekerheid
New cards
54
la rotation
het verloop
New cards
55
la rotation du personnel
het personeelsverloop
New cards
56
un ouvrier
een arbeider
New cards
57
un travailleur
een arbeider
New cards
58
un employé
1.een bediende - 2. een werknemer
New cards
59
un salarié
een werknemer
New cards
60
un ouvrier, un employeur
een arbeider, een werkgever
New cards
61
employer
tewerkstellen
New cards
62
un emploi
een baan
New cards
63
supprimer des emplois
banen schrappen
New cards
64
un job
een baan
New cards
65
une rémunération
een vergoeding, bezoldiging
New cards
66
employer
tewerkstellen
New cards
67
un employeur
een werkgever
New cards
68
un employé
een werknemer
New cards
69
un emploi
een baan
New cards
70
employer x personnes
x personen tewerkstellen
New cards
71
engager
aanwerven
New cards
72
licencier, renvoyer, virer
ontslaan
New cards
73
engager du personnel
personeel aanwerven
New cards
74
engager comme employé
als bediende aanwerven
New cards
75
une démission
een ontslag (vanwege werknemer)
New cards
76
démissionner
ontslag nemen
New cards
77
donner / présenter / remettre sa démission
zijn ontslag geven
New cards
78
un avantage extra-légal
een extralegaal voordeel
New cards
79
le travail
het werk, de arbeid
New cards
80
travailler
werken
New cards
81
un travailleur
een arbeider
New cards
82
effectuer un travail
een werk uitvoeren
New cards
83
le travail manuel
de handenarbeid
New cards
84
le travail intellectuel
het intellectueel werk
New cards
85
les conditions de travail
de arbeidsomstandigheden
New cards
86
travailler en équipe
in ploegverband werken
New cards
87
les heures de travail
de werkuren
New cards
88
travailler à temps partiel
deeltijds werken
New cards
89
travailler à mi-temps
halftijds werken
New cards
90
travailler à temps plein / plein temps
voltijds werken
New cards
91
travailler à la chaîne
aan de band werken
New cards
92
la charge de travail
de werklast
New cards
93
le travail de nuit
het nachtwerk
New cards
94
le travail intérimaire
het interimwerk
New cards
95
une chaîne
een keten, ketting, band
New cards
96
le travail à la chaîne
het bandwerk
New cards
97
une chaîne de montage
een montageband
New cards
98
un horaire
een uurrooster
New cards
99
un horaire fixe
een vaste uurrooster
New cards
100
un horaire flexible
een flexibele uurrooster
New cards
robot