(Einbruch mit) Diebstahl
0.0(0)
Studied by 1 person
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
FlashcardsCard Sorting
1/142
Earn XP
Description and Tags
Study Analytics
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
143 Terms
1
New cards
Ladendiebstahl
winkeldiefstal
2
New cards
einen Diebstahl verhindern
een diefstal verhinderen/verijdelen
3
New cards
jemanden des Diebstahls verdächtigen
iemand verdenken van diefstal
4
New cards
einen Diebstahl von langer Hand vorbereiten
een diefstal lange tijd voorbereid hebben
5
New cards
der Einbruchsdiebstahl
diefstal met inbraak
6
New cards
einen Einbruch verüben
een inbraak plegen
7
New cards
ein versuchter Diebstahl
poging tot diefstal
8
New cards
ein einfacher Diebstahl
kruimeldiefstal (van goederen met weinig waarde)
9
New cards
ein schwererer Diebstahl
diefstal van geld/goederen met veel waarde
10
New cards
der nächtliche Überfall
de nachtelijke overval
11
New cards
ein bewaffneter Überfall
een gewapende overval
12
New cards
die Plünderung
de plundering
13
New cards
jemanden einer Sache berauben
iemand van iets beroven
14
New cards
die Unterschlagung, die Veruntreuung
de verduistering (van geld)
15
New cards
Güter mit geringem Wert
goederen die weinig waard zijn
16
New cards
die Diebstahlsprävention
diefstalpreventie
17
New cards
die Überwachungskamera
bewakingscamera
18
New cards
die Sicherheitskraft
bewakingsagent
19
New cards
der flüchtige Täter
de voortvluchtige dader
20
New cards
der Autodiebstahl
autodiefstal
21
New cards
Gelegenheit macht Diebe
de gelegenheid maakt de dief (~maak het dieven niet te gemakkelijk)
22
New cards
ein unverschlossenes Auto
een auto die niet op slot is
23
New cards
eine wilde Verfolgungsjagd, Verfolgungsfahrt
een wilde autoachtervolging
24
New cards
der Mann lieferte sich eine Verfolgungsjagd mit der Polizei, die Polizei nahm die Verfolgung des Mannes auf
de politie zette de achtervolging op de man in
25
New cards
ein Auto verfolgen
een auto achtervolgen
26
New cards
die Gelegenheit nutzen, ergreifen, beim Schopfe fassen
de gelegenheid aangrijpen, te baat nemen, van de gelegenheid gebruikmaken
27
New cards
der Ersatzschlüssel
de reservesleutel
28
New cards
mit dem Auto davonfahren
met de auto wegrijden
29
New cards
den Täter stellen
de dader aanhouden, te pakken krijgen, tot staan brengen
30
New cards
die Einsatzkräfte
de hulpdiensten
31
New cards
alkoholisiert, unter Alkoholeinfluss fahren
dronken rijden
32
New cards
ihn erwartet nun ein Strafverfahren wegen…
er staat hem nu een strafproces te wachten voor…
33
New cards
dem Opfer sofort zu Hilfe kommen, eilen
het slachtoffer onmiddellijk te hulp schieten
34
New cards
der Fahrradkorb
de fietsmand
35
New cards
der Lenker
het fietsstuur
36
New cards
die Ampel schaltete auf Grün
de licht sprong op groen
37
New cards
eine Tasche ergreifen
een handtas (af)pakken
38
New cards
ein junger Mann kam auf mich zu
een jonge man kwam op mij af
39
New cards
der Henkel der Tasche
het handvat van de handtas
40
New cards
er setzte danach massive Gewalt ein
hij gebruikte daarna massaal veel geweld
41
New cards
die Frau stürzte durch den Schubs
de vrouw viel door de duw
42
New cards
ein Gerangel zwischen dem Mann und dem Täter
geharrewar tussen de man en de dader
43
New cards
er ergriff die Flucht ohne die Beute
hij vluchtte zonder de buit
44
New cards
er wurde in unmittelbarer Nähe gefasst
hij werd gevat in de direct omgeving
45
New cards
das Opfer wird im Krankenhaus medizinisch versorgt
het slachtoffer wordt in het ziekenhuis medisch verzorgd
46
New cards
die Untersuchungshaft wurde angeordnet
de voorlopige hechtenis werd gelast (bevelen)
47
New cards
haben Sie Tipps, Hinweise?
heeft u tips?
48
New cards
der Täter entriss, entwendete ihr die Handtasche
de dader maakte haar de tas afhandig, ontvreemde haar de tas
49
New cards
haltet den Dieb!
houd de dief!
50
New cards
er versuchte, ihm hinterherzurennen
hij probeerde hem achterna te lopen
51
New cards
der Dieb war mit einer schwarzen Jacke bekleidetet
de dief droeg een zwarte jas
52
New cards
eine Tür aufbrechen
een deur forceren
53
New cards
ein Auto aufbrechen
een auto openbreken
54
New cards
ein verschlossenes Auto
een gesloten auto
55
New cards
sein Versuch schlug fehl, scheiterte
zijn poging mislukte
56
New cards
es handelte sich um einen polizeibekannten Mann, der Mann war polizeibekannt
de man was al bij de politie bekend
57
New cards
das Navigationsgerät, das GPS
de gps
58
New cards
das Gepäck durchwühlen
de bagage grondig doorzoeken, overhoop halen
59
New cards
die Polizei brachte den Mann in das Polizeigewahrsam
de politie nam de man in hechtenis
60
New cards
der richterliche Bereitschaftsdienst
de gerechtelijke permanentie
61
New cards
eine Gewahrsamszelle
een politiecel
62
New cards
den Laden durch die Notausgangstür verlassen
de winkel via de nooduitgang verlaten
63
New cards
die Statur, der Körperbau, die Gestalt
postuur, gestalte
64
New cards
Pullover mit Kapuze (die)
trui met kap
65
New cards
die OP-Maske (Operationssaal)
chirurgisch masker
66
New cards
das Passbild, das Lichtbild
pasfoto
67
New cards
der Polizist erkennt den Täter wieder
de agent herkent de dader
68
New cards
die Fahndungsliste
opsporingslijst
69
New cards
eine Streife der Landespolizei
een patrouille van de lokale politie
70
New cards
ein Bahnübergang mit Schranken
een overweg met slagbomen
71
New cards
die Schranke, -n
slagboom
72
New cards
die Personenbeschreibung
de persoonsbeschrijving
73
New cards
der Alarm wurde am Ladeneingang ausgelöst
het alarm aan de ingang van de winkel ging af
74
New cards
die Steppjacke
gewatteerde jas
75
New cards
umherblicken, umherschauen, sich umsehen, sich umschauen…
rondkijken
76
New cards
die Beute liegt im dreistelligen Bereich
de buit bedraagt drie cijfers
77
New cards
das Erscheinungsbild
uiterlijke kenmerken, uiterlijk
78
New cards
die Abschiebung, die Ausweisung
uitwijzing, uitzetting
79
New cards
renitent, widerspenstig, widersetzlich
weerspanning, zich verzettend
80
New cards
bei seiner Verhaftung leistete er heftigen Widerstand
bij zijn arrestatie verzette hij zich heftig
81
New cards
ein Auto zu bruch fahren
een auto in de prak rijden
82
New cards
die Scheiben eines Autos einschlagen
ruiten van een auto inslaan
83
New cards
der Tresor, -e, der Panzerschrank, -¨e
brandkast, safe, kluis
84
New cards
die Schatztruhe, -n
schatkist
85
New cards
mit einem nachgemachten oder widerrechtlich erlangten Schlüssel einbrechen/einsteigen
met een nagemaakte of illegaal verkregen sleutel inbreken
86
New cards
die dunkle Jahreszeiten
de donkere seizoenen, wanneer het snel donker wordt
87
New cards
zuschlagen
toeslaan
88
New cards
auf frischer Tat ertappt werden
op heterdaad betrapt worden
89
New cards
die Alarmanlage
alarmsysteem
90
New cards
das Kamerasystem rund ums Haus
een camerasysteem rondom het huis
91
New cards
bei Abwesenheit einen bewohnten Eindruck erzeugen
bij afwezigheid de indruk wekken dat iemand thuis is
92
New cards
die Rolladen hoch und runter machen
de rolluiken naar omhoog en beneden doen
93
New cards
einen überquellenden Briefkasten vermeiden
een overvolle brievenbus vermijden
94
New cards
der einfache Diebstahl
de gewone diefstal
95
New cards
der schwere Fall des Diebstahls
diefstal onder verzwarende omstandigheden
96
New cards
wertvolle Dinge sicher verstauen
waardevolle spullen veilig opbergen
97
New cards
die minimale Strafe
de minimumstraf
98
New cards
die Höchststrafe
de maximumstraf
99
New cards
die Wohnung verwüstet vorfinden
de woning vernield vaststellen
100
New cards
die Hausratversicherung
de inboedelverzekering, diefstalverzekering
Note 
Flashcards (95)