2. Wonen

0.0(0)
studied byStudied by 2 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/114

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

German

University/Undergrad

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

115 Terms

1
New cards
aufbauen
opbouwen
2
New cards
der Aufzug
de lift
3
New cards
die Bank
de bank
4
New cards
bauen
bouwen
5
New cards
besitzen
bezitten, hebben
6
New cards
der Besitze
de bezitter, de eigenaar
7
New cards
beziehen
betrekken
8
New cards
das Dach
het dak
9
New cards
eintreten
binnengaan
10
New cards
das Erdgeschoss
de begane grond
11
New cards
der Garten
de tuin
12
New cards
das Gebäude
het gebouw
13
New cards
das Haus
het huis
14
New cards
herauskommen, rauskommen
naar buiten komen
15
New cards
der Hof
het erf, de binnenplaats
16
New cards
das Hochhaus
het flatgebouw
17
New cards
der Keller
de kelder
18
New cards
die Leitung
de leiding
19
New cards
die Mauer
de muur
20
New cards
die Miete
de huur
21
New cards
der Mieter
de huurder
22
New cards
der Nachbar
de buurman
23
New cards
der Platz
het plein
24
New cards
schlieĂźen
sluiten
25
New cards
das Schloss
het slot, het kasteel
26
New cards
der Stock
de verdieping
27
New cards
streichen
verven
28
New cards
die Stufe
de trede, de trap
29
New cards
das Tor
de poort
30
New cards
die Treppe
de trap
31
New cards
verlassen
vertrekken
32
New cards
das Viertel
de wijk, de buurt
33
New cards
die Wohnung
de woning
34
New cards
die Villa
de villa
35
New cards
das Zuhause
het thuis
36
New cards
der Abfall
het afval
37
New cards
abschalten
uitschakelen
38
New cards
anzĂĽnden
aansteken
39
New cards
aufräumen
opruimen
40
New cards
ausschalten
uitdoen
41
New cards
benutzen
gebruiken
42
New cards
die Benutzung
het gebruik
43
New cards
die BĂĽrste
de borstel
44
New cards
der Dampf
de damp
45
New cards
das Ding
het ding
46
New cards
der Dreck
het vuil, de rommel; de modder
47
New cards
elektrisch
elektrisch
48
New cards
der Eimer
de emmer
49
New cards
einschalten
aandoen
50
New cards
die Energie
de energie
51
New cards
funktionieren
functioneren
52
New cards
das Gas
het gas
53
New cards
der Gebrauch
het gebruik
54
New cards
der Gegenstand
het voorwerp
55
New cards
gemĂĽtlich
gezellig
56
New cards
das Gerät
het apparaat
57
New cards
der Haushalt
het huishouden
58
New cards
das Heim
het huis
59
New cards
heizen
verwarmen
60
New cards
die Heizung
de verwarming
61
New cards
leuchten
schijnen, branden
62
New cards
der MĂĽll
het afval
63
New cards
die Nutzung
het gebruik
64
New cards
die Ă–ffnung
de opening
65
New cards
die Ordnung
de orde
66
New cards
die Sache
het ding, de zaak
67
New cards
die Schere
de schaar
68
New cards
der SchlĂĽssel
de sleutel
69
New cards
die Seife
de zeep
70
New cards
der Schmutz
het vuil
71
New cards
der Strom
de stroom
72
New cards
verwenden
gebruiken
73
New cards
die Wäsche
de was
74
New cards
das Zeug
de spullen, de rommel
75
New cards
aufgehen
opengaan
76
New cards
aufmachen
opendoen
77
New cards
der Ausgang
de uitgang
78
New cards
das Bad
de badkamer
79
New cards
betreten
binnengaan
80
New cards
das Bett
het bed
81
New cards
das Bild
de foto
82
New cards
der Boden
de vloer
83
New cards
die Couch
de zitbank
84
New cards
die Decke
het plafond
85
New cards
die Dusche
de douche
86
New cards
der Eingang
de ingang
87
New cards
das Fenster
het raam
88
New cards
der Gang
de gang
89
New cards
die HaustĂĽr
de voordeur
90
New cards
(he)reinkommen
binnenkomen
91
New cards
das Kissen
het kussen
92
New cards
klingeln
aanbellen
93
New cards
das Klo
de wc
94
New cards
klopfen
kloppen
95
New cards
die KĂĽche
de keuken
96
New cards
der KĂĽhlschrank
de koelkast
97
New cards
die Lampe
de lamp
98
New cards
die Mikrowelle
de microgolf
99
New cards
das Möbel
het meubelstuk
100
New cards
der Ofen
de oven