bij de vorming van DNA worden de nucleotiden draadvormig aan elkaar geregen om een soort ketting (polymeer) te vormen. De stikstofhoudende bases van de twee kettingen (A, T, C, G) liggen aan de binnenkant tegen elkaar. De suikers en fosforzuurverbindingen zijn aan de buitenkant gelegen. Op chemisch niveau: 3'-begin en 5'-einde. Hiervoor krijgt het het polymeer een richting die een belang is om te begrijpen hoe erfelijke info precies wordt afgelezen. De twee kettingen zijn anti-parallel: de ene loopt in de 5'-3' richting, de ander in de 3'-5' richting. Beide spiralen worden samengehouden door de vorming van waterstofbruggen tussen de N-bevattende basen.