franssssssss

0.0(0)
studied byStudied by 1 person
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/138

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

139 Terms

1
New cards
Bonjour à toutes et à tous / Bonjour tout le monde !
Dag allemaal !
2
New cards
s'adresser à qqn
zich richten tot iemand
3
New cards
se composer de
bestaan uit
4
New cards
inciter qqn à faire qqch.
iemand aansporen om iets te doen
5
New cards
dissuader qqn de faire qqch.
iemand ontraden iets te doen
6
New cards
faire prendre conscience à qqn de qqch.
iemand bewust maken van iets
7
New cards
sensibiliser qqn à qqch.
iemand sensibiliseren voor iets
8
New cards
un usager faible [uu-zaa-zjee]
een zwakke weggebruiker
9
New cards
un piéton
een voetganger
10
New cards
un cycliste
een fietser
11
New cards
un automobiliste / un conducteur / un chauffeur
een automobilist
12
New cards
un passager / une passagère
een passagier
13
New cards
rouler
rijden
14
New cards
conduire (une voiture)
besturen (rijden in...)
15
New cards
le respect mutuel
het wederzijds respect
16
New cards
partager la route (je partage, nous partageons, j'ai partagé)
de weg delen
17
New cards
se garer sur une piste cyclable
parkeren op een fietspad
18
New cards
rouler trop près du cycliste
te dicht bij de fietser rijden
19
New cards
rouler à deux de front
met tweeën naast elkaar rijden
20
New cards
laisser une distance latérale d'au moins un mètre
een zijwaartse afstand (t.o.v. de fietser) bewaren van minstens 1 meter
21
New cards
se mettre en file (indienne)
achter elkaar rijden
22
New cards
porter une veste réfléchissante
een veiligheidshesje dragen
23
New cards
allumer ses feux
zijn lichten aandoen
24
New cards
être (grièvement) blessé
zwaargewond zijn
25
New cards
une blessure
een verwonding
26
New cards
une égratignure
een schrammetje
27
New cards
un bobo
een schrammetje (familiair taalgebruik)
28
New cards
un casque
een helm
29
New cards
porter un casque
een helm dragen
30
New cards
le port du casque
het dragen van de helm
31
New cards
être impliqué dans un accident mortel
bij een dodelijk ongeval betrokken zijn
32
New cards
tuer qqn
iemand doden
33
New cards
Il a été tué sur le coup.
Hij was op slag dood.
34
New cards
mourir (je meurs, nous mourons, je suis mort)
sterven
35
New cards
un pouce
een duim
36
New cards
un pouce en l'air
een duim in de lucht
37
New cards
un airbag
een airbag
38
New cards
un GSM / un téléphone portable
een GSM
39
New cards
décrocher (son téléphone)
zijn telefoon opnemen
40
New cards
raccrocher (son téléphone)
zijn telefoon ophangen
41
New cards
un écran brisé
een gebroken scherm
42
New cards
envoyer un message à qqn
een berichtje naar iemand sturen
43
New cards
un(e) petit(e) ami(e)
een liefje
44
New cards
textoter
sms'en
45
New cards
l'asphalte (m.) / le bitume
het asfalt
46
New cards
des débris (m.)
brokstukken
47
New cards
un clignotant
een richtingaanwijzer
48
New cards
un feu arrière
een achterlicht
49
New cards
sous-estimer le risque de l'utilisation du téléphone portable au volant
het risico van het gebruik van de GSM aan het stuur onderschatten
50
New cards
détourner son attention du trafic
zijn aandacht afleiden van het verkeer
51
New cards
un kit mains-libres
een handsfreekit
52
New cards
boire de l'alcool (je bois, nous buvons, j'ai bu)
alcohol drinken
53
New cards
être ivre / saoul (uispreken als [soe])
dronken zijn
54
New cards
un permis de conduire
een rijbewijs
55
New cards
retirer le permis (de conduire) à qqn
iemand zijn rijbewijs intrekken
56
New cards
rentrer
naar huis gaan
57
New cards
tenir à qqn (je tiens, nous tenons, j'ai tenu)
om iemand geven
58
New cards
retenir qqn (je retiens, nous retenons, j'ai retenu)
iemand tegenhouden
59
New cards
un mort
een dode
60
New cards
un mortuaire (BE) / une morgue
een mortuarium
61
New cards
il est mort / il a été tué (lors d'un accident)
hij is dood (toestand)
62
New cards
s'habiller
zich aankleden
63
New cards
être habillé de
(bepaalde kledij) aan hebben
64
New cards
un pantalon rayé
een gestreepte broek
65
New cards
couvrir (je couvre, nous couvrons, j'ai couvert)
bedekken
66
New cards
être couvert de qqch.
bedekt zijn met iets
67
New cards
un drap
een laken
68
New cards
mettre en danger la vie des autres
het leven de de anderen in gevaar brengen
69
New cards
il fait noir
het is donker
70
New cards
tomber en panne
in panne vallen
71
New cards
un gilet de sécurité (mettre / porter un gilet de sécurité)
een veiligheidshesje (aandoen / dragen)
72
New cards
se faire remarquer dans le trafic
opvallen in het verkeer
73
New cards
un triangle de sécurité
een veiligheidsdriehoek
74
New cards
un couturier
een modeontwerper
75
New cards
rouler à une vitesse excessive
aan een overdreven snelheid rijden
76
New cards
l'excès (m.) de vitesse
de overdreven snelheid
77
New cards
être à l'heure
op tijd zijn
78
New cards
justifier (je justifie, nous justifions, j'ai justifié)
rechtvaardigen
79
New cards
faire le deuil / être en deuil [dui]
rouwen
80
New cards
une épitaphe [ee-pie-taaf]
een grafschrift
81
New cards
garder suffisamment de distance
voldoende afstand houden
82
New cards
précéder (je précède, nous précédons, j'ai précédé)
voorafgaan / rijden voor ...
83
New cards
monter dans une voiture (je monte, nous montons, je suis monté)
in een auto stappen
84
New cards
descendre d'une voiture (je descends, nous descendons, je suis descendu)
uit een auto stappen
85
New cards
sur le trottoir du côté de l'école
op het voetpad aan de kant van de school
86
New cards
faire monter / descendre qqn
iemand laten instappen / uitstappen
87
New cards
boucler / attacher sa ceinture
zijn veiligheidsgordel vastklikken
88
New cards
s'attacher
zich vastklikken
89
New cards
ainsi
op die manier, zo
90
New cards
se faire remarquer dans le trafic
opvallen in het verkeer
91
New cards
un manteau clair
een jas met een heldere kleur
92
New cards
une bande réfléchissante
een reflecterend bandje
93
New cards
être attentif
aandachtig zijn
94
New cards
aux abords de
in de omgeving van
95
New cards
dans les environs de
in de omgeving van
96
New cards
fréquenter
regelmatig gaan naar
97
New cards
un endroit fréquenté par des enfants
een plaats waar vaak kinderen komen
98
New cards
ralentir (je ralentis, nous ralentissons, j'ai ralenti)
vertragen
99
New cards
accélérer (j'accélère, nous accélérons, j'ai accéléré)
versnellen
100
New cards
dès que
van zodra