Frans kerstexamen 2022

frans 1ste semester 2022

abstract

abstrait

abnormaal

anormal

comfortabel

confortable

financieel

financier financière

neutraal

neutre

perfect

parfait

sociaal (personen)

sociable

sociaal (dingen)

social

stabiel

stable

introvert

introverti

catastrofaal

catastrophique

persoonlijk

personnel

literair

littéraire

een avontuur

une aventure

een avonturier

une aventurier

een ervaring / een experiment

une expérience

een chirurg

un chirurgien

een secretaris

un secrétaire

een secretaresse

une secrétaire

een buitenlander / een vreemdeling (m)

un étranger

een buitenlander / een vreemdeling (v)

une étrangère

een student

un étudiant

een studente

une étudiante

een inwoner / een bewoner (m)

un habitant

een inwoner / een bewoner (v)

une habitante

een personage

un personnage

de literatuur

la littérature

communiceren

communiquer

de communicatie

la communication

concluderen

conclure

een conclusie

une conclusion

consumeren

consommer

een consumptie

une consommation

coördineren

coordonner

een coördinatie

une coordination

corresponderen

correspondre

debatteren

débattre

een debat

un débat

definiëren

définir

een definitie

une définition

discussiëren

discuter

een discussie

une discussion

uitdrukken

exprimer

een uitdrukking

une expression

introduceren

introduire

een introductie

une introduction

permitteren / toelaten

permettre

een toelating

une permission

minimaliseren

minimiser

relativeren

relativiser

investeren

investir

een investering

un investissement

trainen

s’entraîner

een training

un entraînement

een horloge

une montre

een (wand)klok

une horloge

het milieu

l’environnemnt

het (sociale) milieu

le milieu (social)

het midden

le milieu

de (olijf)olie

l’huile (d’olive)

de benzine

l’essence

vreemd

bizarre / étrange

zeldzaam

rare

vroeger

autrefois / avant

anders

autrement

gebruiken

utiliser / employer

verslijten

user

rondhangen

traîner

trouwen

se marier avec quelqu’un

uithuwelijken

marier

koken

cuisiner

bakken

cuire

koken

bouillir

een toren

une tour

een ronde / een wandeling

un tour

een band

un lien

een bende

une bande

een strook

une bande

een voorbeeld

un exemple

een les (leerstoof om te leren)

une leçon (matière à étudier)

een les(uur)

un cours

een oefening

une exercice

een tekst

un texte

een taal

un langue

een taalgebruik

une langage

een huwelijk / een trouw

un mariage

een groep

un groupe

ontploffen

exploser

huwen / trouwen

(se) marier

oplossen

résoudre

de verwachtingen

les attentes

steunen

soutenir

verwachten

attendre quelqu’un / quelque chose

verdragen

supporter

slagen

réussir

opvolgen

succéder à

een ontgoocheling

une déception

de toekomst

le futur / l’avenir

iemand meebrengen

amener

iemand meenemen

emmener