Consumentenpsychologie (copy)

studied byStudied by 0 people
0.0(0)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 186

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

187 Terms

1
Wat is psychologie
Wetenschappelijke studie van de menselijke natuur, geest en gedrag
New cards
2
6 perspectieven
  • biologisch (vanuit natuurlijke processen)

  • Cognitief (intern)

  • Behavioristisch (Skinner)

  • Mens als geheel (perspectief van de gehele persoon)

  • Ontwikkelingsperspectief - Humanistische psychologie

  • Sociaal cultureel perspectief

New cards
3
Cognitief perspectief
* Om geest te bestuderen
* Structuralisme : niet-direct waarneembare/onbewuste structuren
* Functionalisme : fenomenen vanuit positieve invloeden op sociale stabiliteit
* Gestaltepsychologie : denkrichting moedigt aan geest/gedrag te zien als één gehaal
* Cognitivisme : beschrijft hoe mensen kennis verwerken/ordenen/gebruiken in gedrag
New cards
4
Behavioristisch perspectief
  • Deel van Empirisme (reactie op nativisme)

  • Grondlegger : Watson

  • Waarneembaar gedrag mensen en dieren

    • Klassieke conditionering : signaalleren - leren door associatie, koppeling (hond → kwijlen → bel)

    • Operante conditionering : stimulus respons leren (prikkel, actie, (on)aangenaam, wegnemen, aanbieden)

  • Skinner : Skinnerbox experiment (muis en eten)

New cards
5
Perspectief van de gehele persoon
  • Psychodynamische psychologie : onderliggende gedachten

  • Humanistische psychologie : ontwikkelingsleer, psychotherapie

  • Psychologie van karaktertrekken en permanent

New cards
6
Consumentengedrag
Betreft mentale en fysieke handelingen met hun aanleidingen/oorzaken/gevolgen van individuele en kleine groepen betreffende oriëntatie, aanschaf, gebruik, onderhoud en afdanken van schaarse goederen en diensten uit de commerciële-, overheids- en huishoudelijke sector leidend tot functievervullen en bereiken van doelen en waarden en hiermee tot tevredenheid en welzijn (lettend op LT en KT effecten) de individuele en maatschappelijke gevolgen
New cards
7
Pro consumeren
Iets in de winkel kopen en thuis klaarmaken
New cards
8
Van aanbod naar overvloed
  • Noodzakelijke goederen

  • Inferieure goederen (kopen omdat je het geld er niet voor hebt)

  • Luxegoederen (hoger inkomen)

  • Overschakelen inferieur → luxe

New cards
9
Index van consumentenvertrouwen
  • Bepaald obv mening v. huishouden over algemeen economisch klimaat en eigen fin. situatie

  • Index geeft aan in hoeverre huishoudens vinden dat het economisch gezien beter/slechter gaat

  • Vanaf tweede helft eeuw → overgang van schaarste naar overvloed

New cards
10
Consumptiecultuur
  • Bevindt zich op hoger niveau

  • Verworven via aankoop en minder door eigen productie

  • Algemeen aanvaard

  • Mensen evalueren zichzelf en andere adhv consumptiegedrag

New cards
11
Ontstaan consumptiemaatschappij
  • Aanbod van goederen verbeterd → comparatieve voordelen en betere technologieën

  • Toenemend inkomen → bijdrage vraag naar goederen

  • Reclame stimuleert gebruik

New cards
12
Productielevenscyclus (PLC)

= verband tussen tijd en bezittingsgraad in populatie

  1. Introductiefase

  2. Groeifase

  3. Volwassenfase

  4. Neergangsfase

  • steeds sneller doorlopen

  • veel producten uit de markt voor volwassenheidsfase bereikt is

New cards
13
Verschil marketing en consumentenpsychologie

Marketing :

  • Ontwikkeling, prijsbepaling, promotie en distributie van producten/diensten/ideeën

  • product, prijs, plaats promotie

Consumentenpsychologie

  • inzicht van consumentengedrag → belangrijk voor marketeers

Consumentenpsychologie = basis voor marketing

New cards
14
Beschrijvende studie?
  • normatieve benadering (hoe beslissen)

  • voorschrijvende benadering (wat kopen/gebruiken)

  • voorspellende benadering (hoe reageren op wijzigingen)

  • beschrijvende benadering (welke factoren beïnvloeden consumentengedrag)

New cards
15
Wie belang bij studie?
  • overheid

  • marketeers

  • consumenten

  • wetenschap

  • psychologie

New cards
16
Nudging
Mensen subtiel gestimuleerd worden om zich op een gewenste wijze te gedragen/iets te doen
New cards
17
5 visuele gewaarwordingen
  • visuele gewaarwording

  • auditieve gewaarwording

  • gewaarwording van reuk

  • tactiele gewaarwording

  • gewaarwording van smaak

→ diverse systemen werken samen : kruismodaliteit, sensoriële systemen

New cards
18
Gewaarwording
* zintuigelijk gestimuleerd door prikkel → passief proces
* extroceptieve zintuigen : info over buitenwereld
* introspectieve zintuigen : info over lichaam
New cards
19
Absolute gewaarwordingsdrempel
Intensiteit van een stimulus onder de drempel → niet waargenomen → subliminale gewaarwording
New cards
20
Differentiële gewaarwordingsdrempel

= net waarneembaar verschil

  • verschillen tussen stimuli te klein om aanleiding te geven

  • nieuwe gewaarwording → uitgangspikkel procentueel toenemen : weberfractie

New cards
21
Marketingtoepassingen
* communicatieboodschappen : boven absolute waarnemingsdrempel liggen
New cards
22
Weber’s Law

Drie verschillende doeleinden

  • negatieve verandering niet waarneembaar voor gebruiker

  • productverbeteringen heel duidelijk zijn

  • nieuw product net iets anders dan de concurrent

New cards
23
Perceptie als interpretatieproces
  • perceptuele vigilantie : beantwoorden aan opvattingen gedragingen, wensen en verlangens

  • perceptuele defensie : strijdig met opvattingen, gedragingen, wensen en verlangens

New cards
24
Cognitieve dissonantie
Onaangename spanning die iemand ervaart bij tegenstrijdige overtuigingen/ideeën/opvattingen of bij handelen in strijd met eigen overtuigingen
New cards
25
Perceptie is selectie : elementen die rol spelen
  • kleuren

  • context

    • contrasteffect

    • habitude

New cards
26
Bijdrage van de gestaltepsychologie
  • afzonderlijke gewaarwordingen : georganiseerd tot zinvolle gestalten → wet van pregnantie

  • belangrijke gestalte : figuur-achtergrond

New cards
27
Prikkel bij voorkeur samengevoegd
  • nabijheid

  • gelijkheid

  • gemeenschappelijk lot

  • geslotenheid

  • continuïteit

New cards
28
Bijdrage cofnitieve psychologie
  • structureren tot gestalten → geen passief proces

  • perceptie → actief proces van informatie verwerking

    • bottom-up proces

    • top-down proces

New cards
29
illusies
  • door normale functionering van de zintuigen

  • crossculturele verschillen inzaken gevoeligheid

New cards
30
Gestalten
  • denotatieve of functionele betekenis

  • connotatieve betekenis (emotionele betekenis)

    • persoonlijke gerichtheden spelen rol

    • vroegere ervaringen laten spoor na

      • obv vroegere ervaringen ontstaan verwachtingen

New cards
31
vervormende percepties
  • door projectie : kenmerken v/d waarnemer worden a/d buitenwereld toegeschreven

  • door hallo-effect: neiging positief te beoordelen gebaseerd op één positief aspect

  • door primary-effect : wat als eerste waargenomen wordt zal de rest inkleuren

New cards
32
Fenomenologische reductie
  • verband tussen objectieve werkelijkheid en hetgeen wat we waarnemen

  • perceptie → geen spiegel v/d werkelijkheid maar persoonlijke constructieve

New cards
33
AIDA principe
  • Attention

  • Interest

  • Desire

  • Action

New cards
34
Kleurenpsychologie
Betekenis van kleuren → kunnen aandacht trekken maar ook een betekenis hebben
New cards
35
3 typen geheugen
  • zintuigelijk geheugen

  • kort termijn geheugen

  • lang termijn geheugen

New cards
36
Zintuigelijk geheugen
  • registreert stimulus kortstondig

  • geen aandacht aan stimulus → verdwijnt informatie

  • duur : kwart tot een paar seconden

New cards
37
Kort termijn geheugen
  • verwerker van bewuster ervaring icl. informatie uit zintuigelijk geheugen en informatie die wordt opgehaald uit LTG

  • Informatie tijdelijk vastgehouden

  • Duur : ongeveer 10 tot 30 seconden tenzij meerdere keren herhaald

New cards
38
Lange termijn geheugen
  • opslag van informatie in betekenisvolle mentale categorieën

  • onbeperkte opslag + duur

New cards
39
Declaratief geheugen
Zorgt ervoor dat we vroegere ervaringen in het bewustzijn terug kunnen oproepen
New cards
40
Procedurele geheugen
  • automatische inwerking van vroegere ervaringen op huidige gedrag

  • info als script opgeslagen in procedurele geheugen

New cards
41
Opslag van innovatief product in de markt
  • door assimilatie : product wordt in categorie geplaatst

  • door accommodatie : consument maakt nieuwe categorie

New cards
42
Motivatie
Activeert de persoon en heeft betrekking op de volharding om ondanks moeilijkheden toch door te gaan

\
Geeft richting aan keuzegedrag en bepaalt intensiteit van het gestelde
New cards
43
Interveniërende variabelen
motivatie is niet rechtstreeks waarneembaar, gevolgen wel
New cards
44
Eenzelfde motivatie
kan leiden tot diverse gedragingen
New cards
45
Eenzelfde gedrag
kan worden verklaard door diverse motivaties
New cards
46
Behoeftes
Verwijzen naar categorieën van objecten waar mensen nood aan hebben

→ vaak niet bewust van
New cards
47
Doelen
Concrete vorm die de behoefte aannemen

→ bewust niveau duidelijk aanwezig
New cards
48
Primaire behoeften
Zijn aangeboren (honger, dorst, … )
New cards
49
Secundaire behoeften
Zijn aangeleerd onder invloed van heersende cultuur, opvoedingsstijl en contact met anderen

* vaak niet bewust van secundaire behoeften terwijl primaire behoeften zeer aanwezig kunnen zijn
New cards
50
Behoeften kanaliseren
  • Doel = concretisering van de behoefte afhankelijk van vier factoren

  1. Persoonlijke voorgeschiedenis

  2. Persoonlijke mogelijkheden en beperkingen

  3. Culturele waarden

  4. Zelfbeeld

New cards
51
Ideale zelfbeeld
Gewenste identiteit, hoe men wilt zijn
New cards
52
Imago
Beeld dat andere van ons hebben
New cards
53
Belang gewenste en sociale zelfbeeld
Consumptie speelt belangrijk onderdeel van identiteitsbesef

\
Speelt belangrijke rol in het totstandkoming van concrete doelen
New cards
54
Behoeften en doelen wijzigen constant door omstandigheden
  • primaire behoeften voldaan zijn → manifesteren zich opnieuw op KT

  • Visie van Maslow zal wanneer een behoefte van bepaald niveau voldaan is, een hogere behoefte zich aandienen

New cards
55
Behoeften en doelen wijzigen constant
  • succes en mislukking hebben impact op doelen

  • substitutie : doelen kunnen vervangen worden door gelijkaardige doelen

New cards
56
Wat na frustratie

Substitutie gezonde reactie

Mindergeslaagde reacties

  • agressie → bron van frustratie vinden

  • rationalisatie → extreme attributie

  • regressie → initiële doel vervangen door kinderlijk doel

  • terugtrekking

  • projectie → oorzaak falen bij andere mensen/objecten leggen

  • identificatie → andere mensen wel succesvol zijn

New cards
57
Motivatie komt op gang door
  • interne prikkels : komen voort uit het individu

    • fysiologische

    • emotioneel

  • externe prikkels : komen voort uit omgeving

New cards
58
Visie van Freud op persoonlijkheid
  • bij geboorte is er enkel het ES (onbewuste) aanwezig

  • in contact met wereld ontwikkeld zich het Ego en Superego

  • Het Ego manoeuvreert tussen het Es en Superego

New cards
59
Verdrongen aandriften
  • blijven dynamisch actief en geven aanleiding tot dromen, versprekingen, …

  • komen terug in de vorm van consumentengedrag

New cards
60
Hoe achterhalen onderzoekers informatie
Door diepte-interviews en focusgroepsgesprekken
New cards
61
Maslows 5 niveaus
  • Fysiologische behoefte

  • Behoefte aan veiligheid

  • Sociale behoefte

  • Behoefte aan erkenning

  • Behoefte aan zelfverwerkelijking

New cards
62
Probleem 5 niveaus Maslow
Mensen verschillen in motivaties → salaris voor de ene vorm van erkenning en voor de andere kwestie van veiligheid
New cards
63
Alderfers 3 niveaus
  • existentie

  • relatie

  • groei

New cards
64
Maslow VS Alderfer
  • A bespreekt 3 niveaus

  • A zegt dat meer behoefte tegelijkertijd kunnen → M zegt dat dit niet kan

  • A aanvaard regressie hypothese → M zegt van niet

  • A aanvaard individuele verschillen → M zegt van niet

New cards
65
Kwaliteit onderzoek
Obv diepte-interviews en focusgesprekken
New cards
66
Kwantitatief onderzoek
gebruik maken van likertschaal (akkoord, niet akkoord, helemaal akkoord, weet ik niet)
New cards
67
Wat zijn emoties
  • een gevoel van opwinding met een positieve of negatieve kleuring

  • rechtstreeks verband met de gebeurtenis

  • stemmingen zijn niet gerelateerd aan een specifieke gebeurtenis en kunnen langere tijd aanwezig zijn

  • beide hebben invloed op consumentengedrag

New cards
68
Basisdimensies emoties

8 typen primaire emoties (Plutchik 1980)

Secundaire emoties :

  • twee aaneengrenzende basisemoties

  • tegenover elkaar → tegenpolen

New cards
69
ontstaan emoties : fysiologische theorie

James en Lange

  • verband tussen bepaalde fysiologische reactie en aard van emotie

  • Waarneming lichamelijke verandering = basis belavingsaspect

New cards
70
ontstaan emoties : cognitieve theorie
Schachter & Singer

* fysiologische verandering wordt geïnterpreteerd in functie van info die men verkrijgt
New cards
71
Emoties bestaan uit
  • fysiologische arousal

  • mentale representatie

  • lichamelijke expressie

New cards
72
3 componenten van emoties
  • activatie

  • beleving

  • expressie

New cards
73
Attitudes
  • een voorkeur of afkeur ten aanzien van producten/diensten

  • bieden verklaring waarom mensen in diverse omstandigheden eenzelfde gedrag vertonen

  • verklaren waarom mensen in eenzelfde situatie verschillend gedrag vertonen

New cards
74
Ontstaan attitudes
  • gekoppeld aan genen

    • sommige attitudes geworteld in de genetica maar omgeving speelt nog steeds een rol

  • attributieproces is een cognitieve activiteit waardoor we een ervaring toeschrijven aan een oorzaak

  • obv cognitieve informatieverwerking

New cards
75
Klassieke opvatting : ABC model
  • Affectieve component → bestaande uit emotionele reacties op attitudeobject

  • Behaviorsaspect (gedrag) → handelingen of waarneembaar gedrag tov attitudeobject

  • Cognitieve component → gedachten en overtuigingen over attitudeobject

New cards
76
Klassieke opvatting
  • ABC model suggereert chronologische volgorde maar is niet noodzakelijk zo

  • drie aspecten voertonen opvallende consistentie

  • bij gebrek aan consistentie treedt cognitieve dissonantie op

New cards
77
Cognitieve dissonantie gebaseerd op drie fundamentele aanames
  1. Mensen zijn gevoelig voor inconsistenties tussen acties en overtuigingen

  2. Erkenning van inconsistentie zal dissonantie veroorzaken en zal individu motiveren om dissonantie op te lossen

  3. Dissonantie kan op één van de drie basismanieren worden opgelost

New cards
78
3 basismanieren op cognitieve dissonantie op te lossen
  1. proberen gedrag te rechtvaardigen door overtuigingen te veranderen

  2. gedrag te veranderen en te handelen in lijn met onze overtuigingen

  3. perceptie van ons handelen te veranderen

New cards
79
Multi-attributie attitudemodel
  • attitude opgevat als samenstel van cognitieve en evaluatieve aspecten

  • cognitieve aspecten → besef van aan/afwezigheid van een kenmerk

  • Evaluatie aspecten → waardering van de consumenten

  • totale attitude → gewogen som van overtuiging

New cards
80
Attitude en gedrag
  • gedragsintentie verklaart gedrag en gedragsintentie wordt verklaard door attitude en sociale norm

  • later toevoeging van waargenomen controle als bijkomend element in samenhang tussen intentie en gedrag

  • persoonlijkheidseigenschappen kunnen rol spelen

New cards
81
Hoe marketeers attitude veranderen
  • meer contact meer waardering → experimenteel aangetoond door Zojancs

  • Door merk te associëren met positieve gevoelens

  • Associatie met negatieve emoties

  • Cognitieve dissonantie

  • Cognitieve, affectieve en behaviorsaspect hangen nauw samen

New cards
82
Elboration likelihood model

twee wegen om attitude te veranderen

  • centrale route : uitgebreid stil te staan bij alle eigenschappen

  • perifere route : aandacht schenken aan perifere aspecten

New cards
83
USP

unique selling point

  • ging ervan uit dat men rationeel handelt → is niet zo

  • vroeger verliep vrij vlot gezien goed overzicht aan producten

  • naarmate tijd groeide kwamen er meer producten bij

  • daardoor beslissingen voornamelijk beïnvloed door emoties

New cards
84
ESP

Emotional selling point

  • emotionele prikkels die consument beïnvloeden

  • vaak bij schoonheidsproducten

  • gevoelens makkelijker om consument iets te laten herinneren

  • zuivere rationele informatieve boodschappen werken minder dan emotionele

New cards
85
Leerproces
Blijvende gedragsverandering die geleidelijk tot stand komt obv ervaring → laat sporen na in hersenen → ontstaan van routinematig gedrag
New cards
86
Diverse vormen van leren
  • mensen kunnen veel leren maar niet alles → biologische uitrusting zorgt voor beperkingen

  • associatieve leerprocessen ontstaan scripts die gedrag rechtstreeks beïnvloeden

  • Empirisme → behaviorisme → waarneembaar gedag mensen en dieren → klassieke conditionering

New cards
87
Onderscheid declaratieve en procedurele geheugen
  • declaratief : gebaseerd op cognitieve leerprocessen

  • procedureel : verwijst naar associatieve leerprocessen

New cards
88
Klassieke conditionering
  • aanwezig vanaf geboorte

  • associatie tussen neutrale stimulus en stimulus die van nature een respons oproept

  • passieve leervorm

  • stimulusgeneralisatie → dezelfde reactie bij gelijkaardige prikkel

  • stimulusdiscriminatie → onderscheid maken tussen prikkels

New cards
89
Pavlov
\
\
New cards
90
Problemen bij onderzoek
  • onbewust proces

  • ongeconditioneerde stimulus kan proefpersoon bewust maken van info

  • Contactconditionering : hoe meer blootstelling we hebben aan stimulus hoe meer we geneigd zijn het leuk te vinden

New cards
91
Experiment : GORN 1983 : effect achtergrondmuziek in reclame
  • Vooronderzoek : blauwe en gele pennen even aantrekkelijk

  • Meewerken vr reclamebureau : kijken naar pen en luisteren naar muziek

  • 4 condities : blauwe en gele pen / aangename/onaangename muziek

    • Blauwe pen + aangenaam

    • Blauwe pen + onaangenaam

    • Gele pen + aangenaam

    • Gele pen + onaangenaam

  • Proefpersonen geven mening over gepastheid van muziek

  • keuze maken uit beide pennen

  • resultaat :

    • 79% kiest pen met aangename muziek

    • 30 % kiest pen met onaangename muziek

New cards
92
Experiment 2 GORN : info vs conditionering
  • 2 balpennen met verschillende reclamestrategie

    • aangename muziek

    • product info

  • 2 groepen :

    • besluitvormingsconditie

    • hedonistische conditie

  • Keuzes tussen 2 pennen

  • Resultaat :

    • Besluitvormingsconditie

      • 71% kiest pen met product info

      • 29% kiest pen met muziek

    • Hedonistische conditie

      • 63% kiest pen met aangename muziek

      • 37% kiest pen met product info

New cards
93
Besluit experimenten GORN (pennen)
  • conditionering weinig effect in besluitvormingsconditie

  • Product info wel effect in conditie en beïnvloed keuze consument

  • Conditionering heeft effect in hedonistische situatie/product info weinig

New cards
94
Operante conditionering = stimulus respons leren
  • actieve vorm

  • aanleren van nieuw gedrag / gedrag afleren

  • verband gedrag en gevolgen

  • optreden van respons

  • verklaart verschillen in gedrag

  • reinforcement stuurt gedrag

New cards
95
Gebaseerd op Thorndike/Skinner
  • Skinnerbox experiment → muis - eten

  • Totstandkoming van complexie gedragingen → verklaring operante conditionering

New cards
96
Shaping
  • gewenste gedrag met behulp van beloning van kleine deelgedragingen

  • deelhandelingen oefenen → later deelhandelingen combineren → gewenst eindgedrag

New cards
97
Intermittent reinforcement
  • beloning af en toe blijft effectief

  • volgen ratioschema

    • vaste ratio beloning : klantenkaart

    • variabele raio beloning : fruitautomaat speler wint af en toe

New cards
98
Experiment CARLEY, CLIQUE, MEIGHTON & MILTON : 1976
  • klanten verdelen in drie groepen

    • positieve reinforcement

    • positieve reinforcement met bijbedoelingen

    • geen reinforcement

  • resultaat : omzetstijging van 27%

  • effect het grootst als positieve ervaring waargenomen wordt zonder bijbedoelingen

New cards
99
Observationeel leren
  • G. Tarde : consumenten imiteren elkaar → kan functioneel zijn

  • beroemd experiment Bandura (opblaaspop)

    • observatie gedrag is voldoende voorwaarde om gedrag aan te leren

New cards
100
Bobo doll experiment

Bandure, Ross en Ross : 1961, 1963

  • is agressief gedrag aangeleerd

  • kinderen zien iemand agressief doen met pop zullen zij dat daarna ook doen

    • na kijken naar geweld verhoogd de frequentie van agressief gedrag bij kinderen

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 31 people
726 days ago
5.0(2)
note Note
studied byStudied by 55 people
876 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 24 people
831 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 13 people
1014 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 4 people
765 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 96 people
370 days ago
5.0(3)
note Note
studied byStudied by 17 people
886 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 4037 people
710 days ago
4.8(25)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (72)
studied byStudied by 104 people
863 days ago
5.0(2)
flashcards Flashcard (139)
studied byStudied by 2 people
63 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (44)
studied byStudied by 16 people
504 days ago
5.0(2)
flashcards Flashcard (38)
studied byStudied by 19 people
554 days ago
5.0(3)
flashcards Flashcard (60)
studied byStudied by 51 people
468 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (47)
studied byStudied by 46 people
188 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (20)
studied byStudied by 10 people
853 days ago
5.0(2)
flashcards Flashcard (98)
studied byStudied by 4 people
321 days ago
5.0(1)
robot