Français 3

l'immigration

immigratie

attirer

aantrekken

un étranger, une étrangère

vreemdeling(e), buitenlander/-landse

persécuter

vervolgen

une opinion

mening

une raison

reden, oorzaak

une communauté

gemeenschap

un Marocain, une Marocaine

Marokkaan(se)

un Tunisien, une Tunisienne

Tunesiër, Tunesische

une vague d'immigration

immigratiegolf

un immigrant, une immigrante

immigrant(e)

la reconstruction

wederopbouw

le développement

ontwikkeling

la main-d'œuvre, les mains d'œuvres

menskracht, arbeidskrachten

un Maghrébin, une Maghrébine

Noord-Afrikaan(se)

s'expatrier

emigreren

la provenance

afkomst, herkomst

le tiers-monde

derde wereld

le regroupement familial

familiehereniging

évaluer

(in)schatten

un Africain, une Africaine

Afrikaan(se)

le permis de séjour

verblijfsvergunning

le permis de travail

werkvergunning

travailler au noir

zwartwerken

un taudis

krot(woning)

expulser

uitzetten, uitwijzen

partagé, partagée

verdeeld

la régularisation

(het) legaliseren

un sans-papiers

(een) illegaal (zonder identiteitspapieren)

une terre d'asile

asielland

accueillir

opvangen

une situation irrégulière

onwetmatige situatie (zonder de juiste papieren)

renforcer

versterken, intensiveren

sauvage

wild, illegaal, clandestien

une autorisation

vergunning, toestemming

un réfugié, une réfugiée

vluchteling(e)

une guerre civile

burgeroorlog

l'asile politique

politiek asiel

le droit d'asile

asielrecht

restrictif, restrictive

restrictief, beperkend

un demandeur d'asile

asielzoeker, asielaanvrager

renvoyer qn

iemand terugsturen

traiter un dossier

een dossier behandelen/afhandelen

un travailleur immigré

buitenlandse werknemer, gastarbeider

pénible

zwaar, moeilijk

en moyenne

gemiddeld

inférieur, inférieure

lager, minder

l'automobile

automobielindustrie

les travaux publics

openbare werken

le bâtiment

bouwsector

l'hôtellerie et la restauration

horeca, hotel- en restaurantwezen

un grand ensemble

woonblok, nieuwbouwcomplex

un quartier périphérique

buitenwijk

la promotion

vooruitgang, emancipatie

un obstacle

obstakel, hindernis

insuffisant(e)

onvoldoende

le racisme

rascisme

un immigré, une immigrée

immigrant(e)

l'Afrique noire

'zwart-Afrika'

rejeter

afwijzen, verstoten, verwerpen

la couleur de peau

huidskleur

une coutume

gewoonte

l'intégration

integratie

souffrir de

te lijden hebben van, lijden onder

le rejet

afwijzing, verstoting, verwerping

un Beur, une Beure/une Beurette

in Frankrijk geboren kind van Noord-Afrikaanse ouders, tweedegeneratie-immigrant(e)

le pays d'origine

land van herkomst

une victime

slachtoffer

déraciné(e)

ontworteld

résoudre

oplossen

un citoyen, une citoyenne

burger(s)

la xénophobie

xenofobie, vreemdelingenhaat

une crise économique

economische crisis

le pourcentage

percentage

important(e)

hoog

s'appuyer sur

steunen op, rekenen op

la délinquance

criminaliteit, delinquentie

la crise du logement

woningnood

une menace

bedreiging

prétendre

beweren

refouler

uitwijzen

l'opinion publique

publieke opinie

défavorable

ongunstig, slechtgezind

reprocher qc à qn

iemand iets verwijten

un pays d'accueil

opvangland

la présence

aanwezigheid

l'exclusion

uitsluiting

la haine

haat

accorder qc à qn

iemand iets toekennen/verlenen

la double nationalité

dubbele nationaliteit

le droit de vote

stemrecht

une situation régulière

wetmatige situatie (met de juiste papieren)

brimer

treiteren, lastigvallen

multiracial(e) (/multiraciaux)

multiraciaal

une disposition

neiging, (het) bereid zijn

être fonction de

afhangen van

s'adapter à

zich aanpassen aan

un mode de vie

levenswijze, levensstijl

mettre un frein à

een halt toeroepen aan, beteugelen

l'extension

uitbreiding