1/141
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
accorder
toekennen
octroyer
verstrekken
un acompte
een voorschot
le paiement par acompte
betaling met voorschot
aisé, aisée
rijk, welgesteld
une addition
een rekening (op restaurant)
une note
een rekening (op hotel)
une quittance
kwitantie
pour acquit
voor voldaan
une avance
voorschot te ontvangen
avare, radin
gierig
approvisionner un compte
geld op een rekening zetten
une banque
een bank
un bénéficiaire
een begunstigde
le bilan
de balans
faire le bilan
de balans opmaken
un billet
een briefje
bon marché
goedkoop
un capital
een kapitaal
une capitale
een hoofdstad
un commerçant
een handelaar
facturer des frais supplémentaires
extra kosten aanrekenen
un chèque
cheque
émettre, faire, établir un chèque
een cheque uitschrijven
régler une somme par chèque
een geldsom met een chèque betalen
un chèque en blanc, sans provision
een blanco cheque
un compte
een rekening
un compte bancaire, en banque
een bankrekening
un compte d’épargne
een spaarrekening
un compte à vue
een zichtrekening
avoir un compte à son nom
een rekening op naam hebben
ouvrir un compte
een rekening openen
clôturer un compte
een rekening afsluiten
un crédit, un prêt
een krediet
un crédit immobilier
een woonkrediet
un conseiller clientèle
een klantenadviseur
déposer/mettre de l’argent sur un compte
geld op een rekening zetten
dépenser
uitgeven
les dépenses
uitgaven
un délai
een termijn
des difficultés de paiement
betalingsmoeilijkheden
disponible
beschikbaar
un distributeur automatique
een bankautomaat
une domiciliation
een domiciliëring
domicilier à
domiciliëren
échelonner, étaler un paiement
betaling spreiden
effectuer
uitvoeren
effectuer un virement
een storting uitvoeren
émetteur
uitschrijven
émettre
uitschrijven, uitgeven
un emprunt
een lening
contracter un emprunt
een lening aangaan
emprunter
lenen
encaisser, toucher
innen
en espèces
munten, in baar geld
être à découvert
in het rood staan
expirer
vervallen
un extrait de compte
rekeninguittreksel
des facilités de paiement
betalingsfaciliteiten
une facture
een factuur
financer
financieren, bekostigen
financier, financière
financieel
des frais de gestion
beheerskosten
un guichet
een loket
un guichetier
een loketbediende
gaspiller
verkwisten
les honoraires
het ereloon, het honorarium
introduire une carte bancaire
een bankkaart in de automaat steken
investir de l’argent
geld investeren
un investissement
een investering
un intérêt
intrest
des intérêts de retard
achterstalligheidsintresten
un justificatif de loyer
een huurbewijs
un jour ouvrable
een werkdag
le loyer
de huur
une quittance de loyer
een huurkwintatie
un contrat de bail
een huurcontract
un mode, un moyen de paiement
een betalingswijze
un montant
een bedrag
une note de crédit
een creditnota
une opération
een verrichting
un paiement comptant
een contante betaling
payer au comptant
contant betalen
un paiement
een betaling
un paiement mensuel
een maandelijkse betaling
un paiement trimistriel
een driemaandelijkse betaling
un paiement partiel
een gedeeltelijke betaling
un paiement à tempérament
een betaling op afbetaling
un paiement échelonné
een gespreide betaling/ op afbetaling
payer en espèces
met baar geld betalen
payer avec une carte bancaire
met bankkaart betalen
payer avec une carte de crédit
met kredietkaart betalen
payer avec (un) titre-repas, par chèque-repas
met een maaltijdcheque betalen
payer avec (un) titre-service
met een dienstencheque betalen
payer avec une application
met een app betalen
payer sans contact
contactloos betalen
payer par chèque
met een cheque betalen
une pièce
een stuk, een geldstuk, een munt
une pièce justificative
een bewijsstuk
une pièce d’identité
een identiteitsbewijs