Frans: unité 1

0.0(0)
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/141

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

142 Terms

1
New cards

accorder

toekennen

2
New cards

octroyer

verstrekken

3
New cards

un acompte

een voorschot

4
New cards

le paiement par acompte

betaling met voorschot

5
New cards

aisé, aisée

rijk, welgesteld

6
New cards

une addition

een rekening (op restaurant)

7
New cards

une note

een rekening (op hotel)

8
New cards

une quittance

kwitantie

9
New cards

pour acquit

voor voldaan

10
New cards

une avance

voorschot te ontvangen

11
New cards

avare, radin

gierig

12
New cards

approvisionner un compte

geld op een rekening zetten

13
New cards

une banque

een bank

14
New cards

un bénéficiaire

een begunstigde

15
New cards

le bilan

de balans

16
New cards

faire le bilan

de balans opmaken

17
New cards

un billet

een briefje

18
New cards

bon marché

goedkoop

19
New cards

un capital

een kapitaal

20
New cards

une capitale

een hoofdstad

21
New cards

un commerçant

een handelaar

22
New cards

facturer des frais supplémentaires

extra kosten aanrekenen

23
New cards

un chèque

cheque

24
New cards

émettre, faire, établir un chèque

een cheque uitschrijven

25
New cards

régler une somme par chèque

een geldsom met een chèque betalen

26
New cards

un chèque en blanc, sans provision

een blanco cheque

27
New cards

un compte

een rekening

28
New cards

un compte bancaire, en banque

een bankrekening

29
New cards

un compte d’épargne

een spaarrekening

30
New cards

un compte à vue

een zichtrekening

31
New cards

avoir un compte à son nom

een rekening op naam hebben

32
New cards

ouvrir un compte

een rekening openen

33
New cards

clôturer un compte

een rekening afsluiten

34
New cards

un crédit, un prêt

een krediet

35
New cards

un crédit immobilier

een woonkrediet

36
New cards

un conseiller clientèle

een klantenadviseur

37
New cards

déposer/mettre de l’argent sur un compte

geld op een rekening zetten

38
New cards

dépenser

uitgeven

39
New cards

les dépenses

uitgaven

40
New cards

un délai

een termijn

41
New cards

des difficultés de paiement

betalingsmoeilijkheden

42
New cards

disponible

beschikbaar

43
New cards

un distributeur automatique

een bankautomaat

44
New cards

une domiciliation

een domiciliëring

45
New cards

domicilier à

domiciliëren

46
New cards

échelonner, étaler un paiement

betaling spreiden

47
New cards

effectuer

uitvoeren

48
New cards

effectuer un virement

een storting uitvoeren

49
New cards

émetteur

uitschrijven

50
New cards

émettre

uitschrijven, uitgeven

51
New cards

un emprunt

een lening

52
New cards

contracter un emprunt

een lening aangaan

53
New cards

emprunter

lenen

54
New cards

encaisser, toucher

innen

55
New cards

en espèces

munten, in baar geld

56
New cards

être à découvert

in het rood staan

57
New cards

expirer

vervallen

58
New cards

un extrait de compte

rekeninguittreksel

59
New cards

des facilités de paiement

betalingsfaciliteiten

60
New cards

une facture

een factuur

61
New cards

financer

financieren, bekostigen

62
New cards

financier, financière

financieel

63
New cards

des frais de gestion

beheerskosten

64
New cards

un guichet

een loket

65
New cards

un guichetier

een loketbediende

66
New cards

gaspiller

verkwisten

67
New cards

les honoraires

het ereloon, het honorarium

68
New cards

introduire une carte bancaire

een bankkaart in de automaat steken

69
New cards

investir de l’argent

geld investeren

70
New cards

un investissement

een investering

71
New cards

un intérêt

intrest

72
New cards

des intérêts de retard

achterstalligheidsintresten

73
New cards

un justificatif de loyer

een huurbewijs

74
New cards

un jour ouvrable

een werkdag

75
New cards

le loyer

de huur

76
New cards

une quittance de loyer

een huurkwintatie

77
New cards

un contrat de bail

een huurcontract

78
New cards

un mode, un moyen de paiement

een betalingswijze

79
New cards

un montant

een bedrag

80
New cards

une note de crédit

een creditnota

81
New cards

une opération

een verrichting

82
New cards

un paiement comptant

een contante betaling

83
New cards

payer au comptant

contant betalen

84
New cards

un paiement

een betaling

85
New cards

un paiement mensuel

een maandelijkse betaling

86
New cards

un paiement trimistriel

een driemaandelijkse betaling

87
New cards

un paiement partiel

een gedeeltelijke betaling

88
New cards

un paiement à tempérament

een betaling op afbetaling

89
New cards

un paiement échelonné

een gespreide betaling/ op afbetaling

90
New cards

payer en espèces

met baar geld betalen

91
New cards

payer avec une carte bancaire

met bankkaart betalen

92
New cards

payer avec une carte de crédit

met kredietkaart betalen

93
New cards

payer avec (un) titre-repas, par chèque-repas

met een maaltijdcheque betalen

94
New cards

payer avec (un) titre-service      

met een dienstencheque betalen

95
New cards

payer avec une application

met een app betalen

96
New cards

payer sans contact

contactloos betalen

97
New cards

payer par chèque

met een cheque betalen

98
New cards

une pièce

een stuk, een geldstuk, een munt

99
New cards

une pièce justificative

een bewijsstuk

100
New cards

une pièce d’identité

een identiteitsbewijs