Frans vertalen collocations

abolir

afschaffen

abolir l’usage

het gebruik afschaffen

abolir les privilèges

bevoegdheid, voorrecht afschaffen

abolir la loi

de wet afschaffen

abolition

de afschaffing

accélérer

versnellen, gas geven

accélérer le rythme

het tempo verhogen

accélérer la réforme

de hervorming versnellen

accélérer la chute

de daling/ val versnellen

accélération

versnelling

accorder

toestaan, toekennen

accorder l’aide

hulp bieden, toekennen

accorder un entretien

een intervieuw, gesprek toestaan

accorder l’augmentation

teokenning van een verhoging/ stijging (bv. loon)

accorder un prêt

een lening toekennen

accorder confiance

vertrouwen toekennen/ geven

accorder l’autorisation

toestemming geven

adopter

aanvaarden, aannemen, invoeren, volgen

adopter une stratégie

een strategie invoeren/ aannemen

adopter les mesures

maatregelen invoeren

adopter une coutume

een gewoonte/ traditie overnemen/ aannemen/ etc.

adopter l’attitude *(vb: adopter l’attitude appropriée)*

de houding aannemen

aggraver

verergeren

aggraver le risque

het risico vergroten

aggraver la situation

de situatie verergeren

aggraver la tension

de spanning verergeren

aggraver les inégalities

de ongelijkheid vergroten

aggraver le problème

het probleem verergeren

annoncer

aankondigen

annoncer une candidature

een toepassing/ sollicitatie/ kandidatuur aankondigen

annoncer la mort

de dood aankondigen

annoncer une nouvelle

een nieuwtje, nieuws aankondigen

annoncer la couleur

zeggen waar het op staat, troef maken

annoncer une décision

een beslissing aankondigen

annuler

annuleren, vernietigen, ongeldig verklaren

annuler une dette

een schuld aflossen

annuler un rendez-vous

een afspraak afzeggen

annuler un vol

een vlucht annuleren

annuler un voyage

een reis annuleren

annuler une invitation

een uitnodiging annuleren

appliquer

aanbrengen, vastplakken, toepassen, aanwenden

appliquer la loi

de wet toepassen

appliquer la méthode

de methode toepassen

appliquer le règlement

de regelgeving toepassen

appliquer la sanction

de straf/ sanctie/ bestraffing toepassen

appliquer le tarif

het tarief toepassen

appliquer le programme

de regeling/ agenda/ schema toepassen

appliquer la crème / pommade

breng de crème/zalf aan

atteindre

bereiken, raken

atteindre un but

een doel bereiken

atteindre un objectif

een doel bereiken

atteindre un niveau

een niveau bereiken

atteindre un sommet

de top/ het hoogtepunt bereiken

atteindre une vitesse

een snelheid bereiken

atteindre une maturité

volwassenheid bereiken

atteindre la perfection

de perfectie bereiken

atténuer

verzachten, verzwakken, verminderen

atténuer un problème

een probleem verzachten, verlichten

atténuer un choc

een schok/ botsing verzachten

atténuer la douleur

de pijn verlichten

atténuer l’effet

het effect verzwakken/ verminderen

atténuer l’impact

de gevolgen/ het effect beperken

balayer

wegvangen, wegdrijven, aan de kant zetten

balayer un argument

een argument wegwuiven / aan de kant zetten

balayer un espoir

de hoop opgeven/ wegvagen

balayer une rumeur

geruchten de kop indrukken

célébrer

vieren, herdenken, bezingen, prijzen

célébrer une anniversaire

een verjaardag vieren

célébrer un mariage

een bruiloft vieren

célébrer une fête

een feest vieren

célébrer une mémoire

een herinnering vieren

célébrer une victoire

een overwinning vieren

combler

vullen, opvullen, verhelpen, wegwerken

combler un déficit

een tekort wegwerken

combler une lacune

een leemte dichten

combler un écart

een verschil/ kloof wegwerken

combler une différence

een verschil / afwijking wegwerken

combler un retard

een vertraging verhelpen

combler un vide

een leegte wegwerken

conduire

leiden, geleiden, berengen, vooropgaan, toezicht houden

conduire un entretien

een intervieuw houden

conduire un débat

een debat voeren

conduire une délégation

een delegatie begeleiden

conduire une opération

operatie, ingreep begeleiden

conduire une étude

een studie leiden

consacrer

inwijden, toewijden, zegenen, bestemmen, bestendigen

consacrer du temps

tijd spenderen aan

consacrer la force

kracht besteden aan iets

consacrer un article

een artikel wijden aan iets (bv. trump)

consacrer une activité

een activiteit wijden

consacrer une dépense

geld besteden aan een uitgave

consentir

toestemmen, toestaan, goedkeuren

consentir un privilège

een voordeel goedkeuren

consentir un délai

een uitstel goedkeuren

consentir un crédit

kredietverlening

consentir un réduction

een korting toekennen (bv. loyaliteit korting)

consentir une remise

een korting toekennen (bv. blackfriday)

consentir une sacrifice

een offer brengen

coordonner

rangschikken, ordenen, coördineren, organiseren

coordonner des secours

coördinatie van de hulpverlening