mots supposé connus

beaucoup (de)

veel

plein de

veel

peu (de)

weinig

plus (de)

meer

moins (de)

minder

trop (de)

te veel

trop peu (de)

te weinig

un peu

een beetje

assez

genoeg

plusieurs

verschillende

quelques

enkele

certain(e)s

sommige

chaque

elke

tout

alles

toujours

altijd

parfois

soms

souvent

dikwijls

la plupart du temps, généralement

meestal

normalement

gewoonlijk

régulièrement

regelmatig

rarement

zelden

ici

hier

là

daar

devant

voor

derrière

achter

quelque part

ergens

ne nulle part

nergens

partout

overal

à côté de

naast

à droite de

rechts van

à gauche de

links van

en face de

tegenover

loin de

ver van

près de

dichtbij

autour de

rond

à l'intérieur

binnen

dehors, à l'extérieur

buiten

maintenant

nu

avant

voor (tijd)

après

na (tijd)

pendant

tijdens

depuis

sinds

jusqu'a

tot

dès

vanaf

tôt

vroeg

plus tôt

vroeger

tard

laat

plus tard

later

longtemps

lang (tijd)

aujourd'hui

vandaag

hier

gisteren

avant-hier

eergisteren

demain

morgen

après-demain

overmorgen

passé(e)

vorige

dernier/dernière

laatste

prochain(e)

volgende

ne pas

niet

ne plus

niet meer

ne pas encore

nog niet

ne rien

niets

ne personne

niemand

presque

bijna

même

zelfs

pourtant

nochtans

parce que

omdat

déjà

al

aimer

houden van

adorer

dol zijn op

détester

haten

présenter

voorstellen

habiter

wonen

danser

dansen

tomber

vallen

sauter

springen

sonner

rinkelen

jouer

spelen

chercher

zoeken

aider

helpen

demander

vragen

expliquer

uitleggen

réparer

herstellen

téléphoner (à)

bellen (naar)

travailler

werken

parler

praten

écouter

luisteren

regarder

kijken

entrer

binnengaan

rentrer

naar huis gaan

monter

naar boven gaan

trouver

vinden

chanter

zingen

donner

geven

arriver

aankomen

penser (à)

denken (aan)

préparer

klaarmaken

poser

stellen

oublier

vergeten

visiter

bezoeken

inviter

uitnodigen