LNEER1332 : DOSSIER1 (mobiliteit en transport)

0.0(0)
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/222

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Language

University/Undergrad

223 Terms

1
New cards
Het verkeer
Le trafic
2
New cards
Druk >< Vlot
Dense >< Fluide
3
New cards
Rustig = Kalm
Calme = Tranquille
4
New cards
Stilstaan (Stond stil / ...heeft stilgestaan)
Être à l'arrêt
5
New cards
Onderweg
En route
6
New cards
De verkeersdrukte
La densité de circulation
7
New cards
Uitwerken (Werkte uit / ...heeft uitgewerkt)
Développer / Mettre au point
8
New cards
Het mobiliteitsbeleid
La politique en matière de mobilité
9
New cards
De file(s)
Les bouchons / Les embouteillages
10
New cards
De verkeerscongestie
L'encombrement de la circulation / Les embouteillages
11
New cards
Het spitsuur (De spitsuren) = De spits = De piekuur (De piekuren)
L'heure de pointe
12
New cards
Het wegennet
Le réseau routier
13
New cards
Het woonwerkverkeer
Le déplacement domicile-lieu de travail
14
New cards
Pendelen (Pendelde / ...heeft gependeld)
Faire la navette
15
New cards
De pendelaar / De pendelaarster(s)
Le(s) navetteur(s) / La navetteuses
16
New cards
Bereikbaar >< Onbereikbaar
Accessible >< Inaccessible
17
New cards
De bereikbaarheid
L'accessibilité
18
New cards
Het vervoer = Het transport (De transporten)
Le(s) transport(s)
19
New cards
Het personenvervoer >< Het goederenvervoer
Le transport de personnes >< Le transport de marchandises
20
New cards
Het vrachtverkeer
La circulation de poids lourds
21
New cards
Het spoorwegverkeer
Le trafic ferroviaire
22
New cards
De afstand(en)
La distance
23
New cards
Bedragen (Bedroeg / ...heeft bedragen)
S'élever à...
24
New cards
Afleggen (Legde af / ...heeft afgelegd)
Parcourir
25
New cards
De vergoeding(en)
Le défraiement / Le remboursement / La compensation
26
New cards
Het voertuig(en)
Le véhicule
27
New cards
Het vervoermiddel(en)
Le moyen de transport
28
New cards
...met de trein
...en train
29
New cards
...met de auto
...en voiture
30
New cards
...met het vliegtuig
...en avion
31
New cards
...met de bus
...en bus
32
New cards
...met de metro/tram
...en métro/tram
33
New cards
...met/op de fiets
...à vélo
34
New cards
...met de taxi
...en taxi
35
New cards
Besturen (Bestuurde / ...heeft bestuurd)
Conduire / Diriger
36
New cards
De bestuurder / De bestuurster = De chauffeur
Le conducteur / La conductrice = Le chauffeur
37
New cards
Rijden met de auto (Reed / ...heeft gereden)
Conduire
38
New cards
De wagen(s) / De auto(s)
La (Les) voiture(s)
39
New cards
De vrachtwagen(s)
Le(s) camion(s) / Le(s) poids lourd(s)
40
New cards
De bedrijfswagen = De salariswagen
La voiture de société
41
New cards
De bestelwagen(s)
La (Les) camionnette(s)
42
New cards
Het wagenpark(en) = De vloot (De vloten)
Le parc automobile / La flotte automobile
43
New cards
De weggebruiker(s) / De weggebruikster(s)
L' (Les) usager(s) / L'usagère
44
New cards
De zwakke weggebruiker
L'usager faible (de la route)
45
New cards
De voetganger / De voetgangster
Le/La piéton/ne
46
New cards
De fietser / De fietsster
Le/La cycliste
47
New cards
Fietsen (Fietste / ...heeft gefietst)
Faire du vélo
48
New cards
Trappen (Trapte / ...heeft getrapt)
Pédaler
49
New cards
De automobilist/e(n)
L' (Les) automobiliste(s)
50
New cards
Het rijbewijs (De rijbewijzen)
Le permis de conduire
51
New cards
Een examen afleggen (Legde af / ...heeft afgelegd)
Passer un examen
52
New cards
Het rijexamen(s)
L'examen pour le permis de conduire
53
New cards
Behalen (Behaalde / ...heeft behaald)
Obtenir
54
New cards
Theoretisch
Théorique
55
New cards
Praktisch
Pratique
56
New cards
Meerijden (Reed mee / ...heeft meegereden)
Accompagner quelqu'un en voiture
57
New cards
(Iemand) Ophalen (Haalde op / ...heeft opgehaald)
Aller chercher quelqu'un
58
New cards
Afzetten (Zette af / ...heeft afgezet)
Déposer ≠ Éteindre
59
New cards
Brengen (Bracht / ...heeft gebracht)
Amener / Conduire quelqu'un
60
New cards
Liften (Liftte / ...heeft gelift)
Faire de l'auto-stop
61
New cards
Carpoolen (Carpoolde / ...heeft gecarpoold)
Faire du covoiturage
62
New cards
De fietssnelweg(en)
L'"autoroute" pour vélos
63
New cards
Het openbaar vervoer
Les transports en communs
64
New cards
De reiziger(s) / De reizigster = De passagier(s) / De passagierster
Le passager / La passagère = Le voyageur / La voyageuse
65
New cards
De halte(s)
L'arrêt
66
New cards
De lijn(en)
La (Les) ligne(s)
67
New cards
De rijtuig(en)
La voiture d'un train / Le wagon
68
New cards
De stoptrein(en)
Le train omnibus
69
New cards
De intercity = Een trein die alleen in de belangrijkste stations stopt
Le train IC
70
New cards
De sneltrein
Le train à grande vitesse
71
New cards
De spoorwegmaatschappij(en)
La société des chemins de fers
72
New cards
De spoorweg(en)
La voie ferrée
73
New cards
Aanleggen (Legde aan / ...heeft aangelegd)
Construire
74
New cards
De NMBS (De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen)
La SNCB
75
New cards
De NS
Une société de transport aux Pays-Bas
76
New cards
De Lijn
La société de transport en Flandre (le pendant du TEC)
77
New cards
Het station(s)
La gare
78
New cards
Het perron(s)
Le quai
79
New cards
Het spoor (De sporen)
La voie
80
New cards
Van spoor/perron veranderen (Veranderde / ...zijn veranderd)
Changer de voie / Le changement de voie
81
New cards
Anschaffen (Schafte af / ...heeft afgeschaft)
Supprimer
82
New cards
De aankondiging(en)
L'annonce (faite au microphone)
83
New cards
Aankondigen (Kondigde aan / ...heeft aangekondigd)
Annoncer
84
New cards
De rit (De ritten) = Het traject (De trajecten)
Le trajet / Le déplacement
85
New cards
De verbinding(en)
La liaison
86
New cards
Rechtstreeks = Direct
Direct
87
New cards
De aansluiting(en)
La correspondance
88
New cards
Instappen (Stapte in / ...is aangestapt)
Monter dans le train/dans le bus/...
89
New cards
Uitstappen (Stapte uit / ...is uitgestapt)
Descendre du train/du bus/...
90
New cards
Overstappen (Stapte over / ...is overgestapt)
Changer de train / Prendre une correspondance
91
New cards
De bestemming(en)
La destination
92
New cards
Het loket(ten)
Le guichet
93
New cards
In de rij staan
Faire la file
94
New cards
Het kaartje = Het ticket
Le billet = Le ticket
95
New cards
Het abonnement
L'abonnement
96
New cards
De heen- en terugreis
L'aller-retour
97
New cards
De conducteur / De conductrice
Le contrôleur / La contrôleuse
98
New cards
Het vervoerbewijs
Le titre de transport
99
New cards
De dienstregeling(en)
L'horaire de train/de tram/de bus
100
New cards
De vertraging(en)
Le retard