1 viaje al español
0.0(0)
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
FlashcardsCard Sorting
1/409
Study Analytics
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
410 Terms
1
New cards
el viaje al español
de reis naar het Spaans
2
New cards
el español
het Spaans
3
New cards
preguntar (por)
vragen (naar)
4
New cards
hablar (de)
spreken (over)
5
New cards
el motivo
de reden
6
New cards
para estudiar
om te leren
7
New cards
las palabras desconocidas
de onbekende woorden
8
New cards
el vino
de wijn
9
New cards
el cacao
de cacao
10
New cards
el mate
de maté (thee op basis van matéplant)
11
New cards
las ruinas mayas
de Mayaruïnes
12
New cards
la fiesta
het feest
13
New cards
el jamón
de ham
14
New cards
las tapas
de tapa's (Spaanse hapjes)
15
New cards
la guitarra
de gitaar
16
New cards
la playa
het strand
17
New cards
la música
de muziek
18
New cards
la salsa
de salsa (Latijns-Amerikaanse muziekstijl)
19
New cards
la paella
de paella (Spaans rijstgerecht)
20
New cards
la sangría
de sangria (vruchtenbowl met rode wijn)
21
New cards
el tomate
de tomaat
22
New cards
los tacos
de taco's (gevulde maïspannenkoekjes)
23
New cards
las palabras españolas
de Spaanse woorden
24
New cards
español, -a
Spaans
25
New cards
mire (mirar)
kijk naar
26
New cards
¿Cuáles?
Welke?
27
New cards
conoce (conocer)
kent u
28
New cards
ya
al
29
New cards
un viaje
een reis
30
New cards
marque (marcar)
kruis aan, markeer
31
New cards
la nube de palabras
de woordenwolk
32
New cards
las que se mencionan
die genoemd worden
33
New cards
mencionar
noemen
34
New cards
otros, -as
andere
35
New cards
¿Qué relación usted con ...?
Waar denkt u aan bij ...?
36
New cards
relacionar
associëren met, in verband brengen met
37
New cards
el mundo del español
de Spaanstalige wereld
38
New cards
famoso, -a
beroemd
39
New cards
¿Conoce a estas personas ...?
Kent u deze mensen ...?
40
New cards
sus apellidos
hun achternamen
41
New cards
el apellido
de achternaam
42
New cards
completo, -a
volledig
43
New cards
¿Cómo se llaman las personas?
Hoe heten de personen?
44
New cards
la conversación
het gesprek
45
New cards
relacione (relacionar)
verbind
46
New cards
más común
meest voorkomend
47
New cards
¿Dónde tienen lugar ...?
Waar vinden ... plaats?
48
New cards
tener lugar
plaatsvinden
49
New cards
el diálogo
de dialoog
50
New cards
España
Spanje
51
New cards
Latinoamérica
Latijns-Amerika
52
New cards
tienen (tener)
ze hebben
53
New cards
generalmente
over het algemeen
54
New cards
aunque
hoewel
55
New cards
no
niet, nee, geen
56
New cards
siempre
altijd
57
New cards
se usan (usar)
ze worden gebruikt
58
New cards
los dos
allebei, beide(n)
59
New cards
el primer apellido
de eerste achternaam
60
New cards
primero, -a
eerste
61
New cards
el padre
de vader
62
New cards
segundo, -a
tweede
63
New cards
la madre
de moeder
64
New cards
la mujer
de vrouw
65
New cards
mantienen
ze behouden
66
New cards
mantener (tener)
behouden
67
New cards
cuando
als, wanneer
68
New cards
se casan
ze trouwen
69
New cards
casarse
trouwen
70
New cards
mi identidad española
mijn Spaanse identiteit
71
New cards
la identidad
de identiteit
72
New cards
cree (crear)
maak, bedenk
73
New cards
su nueva identidad
uw nieuwe identiteit
74
New cards
nuevo, -a
nieuw
75
New cards
la lista
de lijst
76
New cards
anterior
vorige
77
New cards
levántese (levantarse)
sta op
78
New cards
salude (saludar) (a)
begroet
79
New cards
algunos, -as
enkele, een paar
80
New cards
pregúnteles (preguntar)
vraag hun
81
New cards
cómo se llaman
hoe ze heten
82
New cards
despídase (despedirse)
neem afscheid
83
New cards
informal
informeel
84
New cards
formal
formeel
85
New cards
¿Cómo se pronuncia?
Hoe spreek je dat uit?
86
New cards
pronunciar
uitspreken
87
New cards
estos nombres
deze namen
88
New cards
las letras
de letters
89
New cards
que tienen (tener)
die hebben
90
New cards
la pronunciación
de uitspraak
91
New cards
diferente
verschillend, anders
92
New cards
la lengua
de taal
93
New cards
lea (leer)
lees
94
New cards
luego
dan, daarna
95
New cards
complete (completar)
vul aan
96
New cards
las reglas de pronunciación
de uitspraakregels
97
New cards
como en inglés
zoals in het Engels
98
New cards
el inglés
het Engels
99
New cards
delante de
voor
100
New cards
el neerlandés
het Nederlands