das Hobby(s)
de hobby
die Freizeit
de vrije tijd
der Junge(n)
de jongen
das Mädchen(-)
het meisje
der Spaß
het plezier
die Clique(n)
de kliek
die Party(n)
het feestje
der Computer(-)
de computer
die Sportart(en)
de sporttak
die Sporthalle(n)
de sportzaal
die Mannschaft(en)
de ploeg
der Verein(e)
de vereneging
das Tor(e)
het doelpunt
der Torwart
de doelman
das Instrument(e)
het instrument
der Tag(e)
de dag
die Minute(n)
de minuut
die Woche(n)
de week
das Jahr(e)
het jaar
die Stunde(n)
het uur
der Monat(e)
de maand
die Jahreszeit(en)
het seizoen
sport treiben
sport beoefenen
üben
oefenen