Frans vocabulaire audance

acharné

vasthoudend

adorable

lieftallig

adroit

handig, behendig

ambitieux

ambitieus

attentif

aandachtig

attitude

houding

audacieux, courageux

moedig

autonome

zelfstandig

bavard

babbelaar

bête

dom

bienveillant

welwillend

bilingue

tweetalig

brute (une)

een bruut

bruyant

lawaaierig, luid

chaleureux

warm, hartelijk

créatif

creatif

caprice (une)

een gril, bui

capricieux

grillig, wispelturig

conscient

bewust

consciencieux

gewetensvol, plichtsbewust

cruel

wreed

chic

tof, aardig

chauvin

chauvinistisch, vaderlandslievend

convenable

fatsoenlijk

docile

volgzaam

digne

waardig

débrouillard

gewiekst

défaut

nadeel

discret

discreet

délicat

fijngevoelig

désintéressé

onbaatzuchtig

distrait

verstrooid

doté de

begaafd (met)

énergique

energiek

enfantin

kinderachtig, kinderlijk

égoïste

egoistisch

équilibré

evenwichtig

fier, prétentieux, orgueil

trots

folie

gekheid

franc

rechtuit, openhartig

ferme

kordaat, vastberaden

généreux

vrijgevig

la générosité

de vrijgevigheid

gentil

vriendelijk

héroïque

heldhaftig

honnête

eerlijk

hypocrite

hypocriet

impatient

ongeduldig

ironie

ironisch

idéaliste

idealistisch

imprudent

onvoorzichtig

intolérance

intolerant

impartial

onpartijdig

injuste

onrechtvaardig

indulgent

toegeeflijk

ingrat

ondankbaar

indifférent

onverschillig

l’intérêt

belang

impitoyable

meedogenloos

impoli

onbeleefd

ingénieux

vindingrijk

insupportable

onuitstaanbaar

joyeux

vrolijk

lâche

laf

malin

pienter

minutieux

precies

modeste

bescheiden

méchant

stout, wreed

maladroit

onhandig

malhonnête

oneerlijk

naïf

naïf

optimiste

optimistisch

opportuniste

meeloper

objectif

objectief

obstination

koppigheid

odieux

hatelijk

patient

geduldig

poli

beleefd

ponctuel

punctueel, stipt

paresseux

lui

pitié

medelijden

réalisme

realistisch

résolu

vastberaden

rude

ruw, bars

raffiné

verfijnd

renfermé

gesloten, terughoudend

rusé

gewiekst, doortrapt

sage

braaf, wijs

sûr/sure de soi

zelfzeker

sarcasme

sarcasme

strict

strikt

sévère

streng

sincère

oprecht

sociable (asocial)

sociaal (que karakter)

superficiel

oppervlakte

sensible

gevoelig

spontané

spontaan

travailleur

ijverig

timide

beschaamd

têtu, obstiné

koppig